Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
New York - 26 november 1957In de twaalfde Algemene Vergadering van de uno werd opnieuw het Nederlands-Indonesische geschil over Irian-Barat besproken. Ditmaal waarschuwden zowel minister Subandrio als ambassadeur Ali Sastroamidjojo voor maatregelen tegen Nederland, ‘short of war’.Ga naar eindnoot1. De Nederlandse ambassadeur, de heer Schürmann, zegde braaf zijn door Luns voorgelepelde lesjes op, terwijl iedereen wist, hoe hij werkelijk over de kwestie van de Papoea's dacht. Het debat bleef een bizarre vertoning. Een Amerikaanse journalist beschreef deze gang van zaken in het Verenigde Naties-gebouw als ‘de goedkoopste show in de stad’. Vele afgevaardigden verlieten de zaal of zaten de krant te lezen. Professor Bert Röling, toegevoegd als deskundige aan de Nederlandse delegatie, kreeg Luns al even helder door als freule Wttewaall van Stoetwegen enkele jaren eerder.Ga naar eindnoot2. Hij schreef op de terugreis aan boord van een schip van de Holland-Amerika Lijn een boekje, Nieuw-Guinea Wereldprobleem!Ga naar eindnoot3. ‘Er is periculum in mora!’ meende Röling. ‘Er is in Nederland maar éen factor, een irrationele factor, die zou kunnen verhinderen, dat de Nieuw-Guinea-kwestie inderdaad tot een oplossing wordt gebracht.’ Röling waarschuwde voor het gevaar van Sowjetisering van Indonesië. ‘Strijd in Nieuw-Guinea zou bovendien de factor kunnen zijn, die Azië als geheel in de Sowjet-sfeer zou brengen.’ Hij schreef: ‘Er staan grotere dingen op het spel, dan Nederland in Indonesië verliezen kan.’Ga naar eindnoot4. Röling zegde prompt zijn associatie met het ministerie van Buitenlandse Zaken op. Luns sloeg terug met te bewerkstelligen dat Röling niet tot hoogleraar in Leiden werd benoemd. In New York lunchte ik met Van Mook, de oud-luitenant-gouverneur-generaal in Indië. Hij was nog altijd weinig te spreken over Sukarno: ‘Geen serieuze en bekwame leider. Jammer dat Indonesië geen man als Nehru bezit.’ Tot een van de afgezaagde bakerpraatjes van de Haagse Indië-kenners hoorde sedert jaren het fabeltje, dat wanneer Hatta en of Sjahrir maar in Indonesië aan de touwtjes zouden hebben getrokken, het Nederland en Indonesië zoveel beter zou zijn afgegaan. Had Indonesië maar Hatta gehad! Indonesië had Hatta, maar Hatta trad af toen het hem niet zinde en ging aan de kant staan sputteren over wat er verkeerd was in het land. Had Indonesië maar een Nehru gehad! Een leider dus die droomde in de taal van de koloniale overheersers. Een man met grote belangstelling voor economie, die echter evenmin kon voorkomen dat er in zijn land tientallen miljoenen mensen geen werk zouden hebben. De officiële taal van India bleef het Engels. Dank zij Sukarno heeft de hele Indonesische archipel, een afstand even uitgestrekt als de lijn Lissabon tot achter de Oeral, éen lingua franca. Is de Indiase boer er met Nehru, of diens opvolgers, premier Shastri en zijn dochter premier Indira Gandhi zoveel beter aan toe dan de Indonesische boer onder Bung Karno, of nu onder de door de Amerikanen met devaluerende dollars volgestopte generaals? Ligt daar niet de challenge voor het moderne Azië: wat in China werd bereikt ten behoeve van de lotsverbetering van de | |
[pagina 89]
| |
Aziatische landarbeider, of hoe India en Indonesië het proberen klaar te spelen zonder een herorganisatie van de maatschappij op marxistisch-socialistische leest geschoeid? Van Mook herinnerde zich éenmaal Sukarno te hebben ontmoet, ‘waarop de Nederlandse regering het persbureau Reuter inschakelde om haar misnoegen kenbaar te maken.’ Verder: ‘Toen het kabinet besloten had mijn ontslagaanvrage in te willigen ontving ik van minister Sassen een hoogst onbeschoft briefje met als laatste zin: “Wij zullen u natuurlijk een mooie andere betrekking geven.” Toen ik Willem Drees later meedeelde, dat ik tot hoogleraar in New York was benoemd, antwoordde hij: “Precies een baan voor u,” met de intonatie blij te zijn dat ik opdonderde uit Nederland. ‘Is het u weleens opgevallen dat socialistische leiders altijd burgermannetjes zijn?’ Van Mook vertelde dat hij van de Nederlandse regering voor vele jaren trouwe dienst nog geen derde van het bedrag had gekregen dat de regering mevrouw Mieke Bouman, indertijd de verdedigster van politieke gevangenen in Indonesië, had gegeven. Mevrouw Bouman kreeg 300 000 gulden. Hier kon ik Van Mook mededelen dat Gerbrandy en anderen mij in Den Haag hadden gezegd, dat mevrouw Bouman dit hoge bedrag op handige wijze zou hebben ‘losgepeuterd’.Ga naar eindnoot5. Van Mook zou in 1965 als een vergeten man sterven buiten zijn vaderland in het Franse plaatsje l'Isle-sur-la-Sorgue. |
|