Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam - 3 oktober 1957Deze late middag ontmoette ik de voorzitter van de Kamer van Koophandel, Delprat. Alhoewel hij toegaf het adres aan de Staten-Generaal (net als anderen die er wél een mening over hadden) niet gelezen te hebben, kritiseerde hij mijn vriendschap met professor Drost. ‘Dat was een ongelukkige keuze, meneer Oltmans.’ ‘Waarom?’ ‘Hij staat bekend als iemand die veel drinkt.’ ‘Misschien,’ antwoordde ik, ‘maar het toeval wil, dat hij behalve van een borrel te houden ook nog enige binnen- en buitenlandse graden cum laude in de rechtswetenschappen heeft, en ongetwijfeld over meer hersens beschikt dan alle stukken onbenul in Den Haag samen die de Nieuw-Guinea-dienst uitmaken. En wat doet u ertegen, als ik vragen mag?’Ga naar eindnoot1. De heer Delprat was het met de keuze van dr. M. van Blankenstein als raadgever en adviseur in de Nieuw-Guinea-kwestie wél hartgrondig eens. Van Konijnenburg was ook niet je dát. Wie ik wel moest gaan ontmoeten was de heer Brouwer van de Shell. Het belangrijkste inzicht inzake Indonesië van deze oud-directeur van de Maatschappij Nederland was misschien wel dit: ‘Sukarno is ongetwijfeld dé grote barrière.’ Op dit uitermate beslissende punt zat Delprat er dus ook naast. Hij gaf intussen toe Sukarno nooit te hebben ontmoet. ‘Wij zouden met de regering van Indonesië tot overeenstemming moeten kunnen komen om het oneens te blijven over Nieuw-Guinea.’ Ik zag Bung Karno al aankomen! De bevrijder van de Nederlands-Indische koloniën, die zich zou laten aanleunen dat éen moot uit de koloniale taart buiten de boedel zou vallen omdat ‘schapen’ in het Nederlandse parlement (en daarbuiten) het tempo van de loop van de geschiedenis in Azië niet bij konden houden. ‘Ik vind,’ aldus Delprat, ‘dat alleen die Nederlanders, die werkelijk van het land houden, nu nog naar Indonesië zouden behoren te gaan...’ |
|