Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Djakarta - 24 mei 1957 (3)In de Verenigde Arabische Republiek bestonden ernstige moeilijkheden tussen de Garuda-mannen en de lokale bevolking. De Egyptenaren schenen zich er weinig om te bekommeren, dat de Indonesiërs in de uno-politie-macht islamitische broeders waren. Het voltallige Verenigde Naties-personeel werd als ongewenste indringers beschouwd en behandeld. Sabotagedaden waren schering en inslag. Parkeerde men in Suez een jeep dan werden snel de wielen eraf gedraaid. Indonesische militairen werden ook binnen hun hoofdkwartier te El Shandura aan het Suez-kanaal door Arabieren bestolen. Er waren aan beide zijden bij schermutselingen zelfs doden gevallen. Als speciale verslaggever voor het Nederlandstalige Djakartaanse dagblad De Nieuwsgier had ik enige weken bij het Indonesische bataljon doorgebracht. Ik had talrijke patrouilles door de woestijn meegemaakt. Ook was ik met de commandant, kolonel Suadi, op inspectie mee geweest. Ik had steeds een uniform gedragen van een Indonesische militair die mijn lengte had. Op de zwarte baret prijkte het Garuda-embleem. Welke ideale valse munt zou De Telegraaf hebben kunnen slaan uit een foto van landverrader Oltmans in Garuda-uniform! Uit egards tegenover het bevriende bewind in Caïro gaven de autoriteiten in Djakarta geen publiciteit aan de onaangename situatie in Egypte. In De Nieuwsgier had ik in enige reportages deze situatie aan de orde gesteld. Tot tweemaal toe protesteerde ambassadeur El Amroessi met een nota bij kemluGa naar eindnoot1. tegen mijn artikelen. Ditmaal werd ik door de Egyptische ambassade in Djakarta voor een agent van het internationale zionisme uitgemaakt. Suwito Kusumowidagdo, secretaris-generaal van het ministerie, ontbood mij voor een gesprek. Hij vroeg mij tegen de achtergrond van de bevriende relatie tussen Bung Karno en kolonel Nasser de zaak liever te laten rusten. Het leek mij toen noodzakelijk de president van de situatie met het Garuda-bataljon op de hoogte te stellen. Dat was dus het tweede agendapunt die ochtend. Bovendien had ik zojuist van majoor Sutikno LukitodisastraGa naar eindnoot2. uit El Shandura een brief ontvangen met nieuwe gegevens over toenemende verscherpte incidenten. Ik overhandigde de president de brief. Bung Karno nam na ons gesprek contact op met generaal Nasution. Twee officieren, de kapiteins Sugeng Djarot en Hardi werden uit El Shandura teruggeroepen om verslag uit te brengen. Niet lang hierna werd officieel in Djakarta en New York bekendgemaakt, dat Indonesië zijn bataljon bij de politiemacht van de uno in het Nabije Oosten zou terugtrekken. 11 september 1957 duwde ik mijn Garuda-vrienden in Port Said | |
[pagina 39]
| |
af, van waar zij met het Nederlandse stoomschip Talisse naar Indonesië vertrokken. |
|