Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam - 2 februari 1957Vanaf het moment dat het adres aan de Staten-Generaal om een andere Nieuw-Guinea politiek bij de volksvertegenwoordiging te bepleiten werd gelanceerd, dateert mijn staat van oorlog met De Telegraaf. Deze krant schreeuwde direct de meest ontoelaatbare beschuldigingen en leugens van de daken om onze actie in een kwaad licht te stellen. Op 1 februari verscheen een eerste hoofdartikel tegen mij:
verdachte actie Een in Indonesië rondreizende Nederlandse journalist is bezig aldaar werkzame Nederlanders een adres aan de Nederlandse regering te laten tekenen, waarin wordt aangedrongen op een ander beleid inzake Nieuw-Guinea. Deze poging getuigt óf van ontstellende naïviteit, óf van een sluw raffinement, omdat Nederlanders in Indonesië uiteraard in een moeilijke positie verkeren, omdat zij niet vrij zijn in hun beslissingen. De volgende dag deed Telegraaf kroniekschrijver Pasquino er nog een schepje boven op. Hij schreef een artikel:
alles kan Politieke verschillen brachten Van Oldenbarneveldt op het schavot. In vroeger tijden was men niet zuinig met de beschuldiging van landverraad. Tegenwoordig stapt men daar met elegante pasjes overheen. | |
[pagina 33]
| |
Alles kan. Het is duidelijk uitgesproken dat Nieuw-Guinea, of men dat nu leuk of praktisch vindt, onder Nederlandse soevereiniteit staat. Men heeft nu kunnen lezen dat een Nederlandse ‘journalist’ het bestaat in Indonesië landverraderlijke activiteiten te bedrijven door aan daar gevestigde Nederlanders te verzoeken een adres aan de Nederlandse regering te richten waarin wordt aangedrongen op ‘een ander beleid inzake Nieuw-Guinea’. Een schurkachtige pressie, die onbeschermde mensen in levens- en gewetensconflict brengt. Deze man wordt in zijn ondermijnende actie gesteund door het Indonesische gouvernement, dat hem te eten en te drinken geeft en zijn reizen betaalt. Hij heeft in Nederland geld geleend en tot dusverre verzuimd dat te regelen. In een entrefilet dat gewoonlijk in bezadigder termen gesteld is dan mijn kronieken, gelooft onze redactie dat ‘de actie hiermede voldoende gekarakteriseerd is’. Voor vélen wel. Voor mij niet. Want wat zal straks de justitie doen wanneer deze Nederlander in het ‘moederland’ terugkeert? Hem duidelijk maken dat hij zijn mama verraden heeft en conspireert met een staat die niet anders gedaan heeft dan verdragen schenden, en openlijke aanvallen (zelfs invallen) doet op ons grondgebied? Of kàn dat? Dan is de zaak weer voor elkander. pasquinoGa naar eindnoot1. 14 maart 1957 diende mijn Amsterdamse advocaat J.C.S. Warendorf een klacht over de beschuldiging van landverraderlijke activiteiten als genoemd in De Telegraaf bij de Amsterdamse officier van justitie in. Na éen jaar antwoordde mr. W. Tonckens aan de heer Warendorf, dat hij, de officier, het bij de heersende anti-Indonesische stemming in Nederland niet opportuun achtte het dagblad De Telegraaf te vervolgen. In De Civitate Dei vroeg Augustinus al in de vijfde eeuw: ‘Wat betekenen koninkrijken wanneer het Recht in verval raakt anders dan dat het roversnesten worden? Zijn roversnesten op zichzelf geen kleine koninkrijkjes?’ Voor mij was De Telegraaf toen al een koekoeksei in een justitieel koninkrijkje. Intussen waarschuwde collega H.J.A. Hofland dat de Binnenlandse Veiligheids Dienst de ronde deed bij dag- en weekbladen om redacteuren en directeuren op het hart te drukken van een zo obscuur persoon als Oltmans geen letter meer af te drukken en geen woord te geloven. De hoofdredacties van de nrc, het Handelsblad en Het Vaderland telegrafeerden mij, dat zij niet langer van mijn diensten gebruik konden maken. Ik had met een actie als het adres aan de Staten-Generaal afstand gedaan van mijn onpartijdige positie als journalist. Ik had gekozen! En nog wel tégen de regering. Hoe durf je? En dat werd gezegd in een land van ziekelijke verdeeldheid, en van politieke kliekjes en zuilen, met televisienieuwsrubrieken van protestants-christelijke huize, of van katholieke, socialistische, of liberale kleur en geur! Het initiatief van het adres was van mij geweest. Ik had er geen enkel contact met de groep-Rijkens over gehad. De club schrok zich een ongeluk. Voor geen goud wilde men in mijn ‘wilde avontuur’ betrokken raken, ook al waren zij mijn Djakartaanse gastheren. | |
[pagina 34]
| |
Voortdurend telefoneerde ik via krakerige radiotelefonische verbindingen met Van Konijnenburg in Den Haag. Met de inhoud van het adres waren de heren het onverkort eens, evenals het overgrote deel van de in Indonesië verblijvende Nederlanders. Maar men wilde wachten met iets te doen tot men wist hoe de pers zou reageren. De bladen, van De Telegraaf tot De Volkskrant zouden de stap van het adres zonder meer veroordelen. Albert Besnard schreef in een hoofdartikel in het Algemeen Handelsblad, niet te begrijpen hoe ik achttien Nederlandse hoogleraren in Indonesië, die het stuk hadden mee ondertekend, voor mijn karretje had weten te spannen.Ga naar eindnoot2. Er gebeurde niets. Na het gebruikelijke kabaal doofde ook dit initiatief als een nachtkaars. Wel sputterde Schermerhorn nog tegen, en noemde het geval in de Eerste Kamer een afkeurenswaardige zaak door een verdachte journalist ondernomen. Maar verder ging men over tot de orde van de dag.Ga naar eindnoot3. |
|