Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDjakarta - 1 januari 1957Op 4 december 1956 was ik bij Tandjung Priok aan wal gegaan. Die eerste weken luisterde ik naar Nederlanders. Mijn meest sombere vermoedens zouden worden bevestigd. De groep-Rijkens bleek de werkelijkheid van de situatie ter plaatse te hebben doorgrond. Ik kan stellen, dat de voltallige Nederlandse gemeenschap in Indonesië, in 1957 nog altijd bestaande uit vele tienduizenden personen, voorstander was van een onmiddellijke overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië. Men hield van het volk en het land van Indonesië. Men was er in vele gevallen geboren en getogen. Velen wilden hier sterven. Wat beoogde men in Den Haag met Nieuw-Guinea, een gebiedsdeel waar niemand ooit naar had omgekeken? Men schaarde zich achter de observatie, die de Amerikaan Robert C. Bone in een studie als volgt omschreef: ‘Irian-Barat verkreeg voor Nederland opeens een symbolische waarde, die in schrille tegenstelling stond | |
[pagina 28]
| |
tot de intrinsieke waarde van dit gebiedsdeel.’Ga naar eindnoot1. Zo redeneerde de overgrote meerderheid van Nederlanders in Indonesië die dagen. Men wenste met rust gelaten te worden, in Indonesië te blijven werken en op weg naar het einde daar voort te leven. Artikel na artikel ging op de bus naar Nederland, zoals een interview met Jo Abdurachman, voorzitster van het Indonesische Rode Kruis,Ga naar eindnoot2. en een interview met ir. Sutoto, president-directeur van de Garuda Indonesian Airways.Ga naar eindnoot3. Alles werd ogenblikkelijk geplaatst. De redacteur-Indonesië van de nrc, dr. H.J. Roethof,Ga naar eindnoot4. schreef mij: ‘Je stukken worden hier in zeer gezaghebbende kringen gelezen en trekken de aandacht van de hoogsten in den lande, zowel in de politieke, ambtelijke als particuliere sectoren. Dit is mij ten overvloede reeds nu uit verscheiden reacties op je eerste Djakartaanse beschouwingen gebleken.’ |
|