Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDen Haag - 1 juli 1956Vrijwel onmiddellijk parachuteerde ik in de groep-Rijkens. Dit was een select gezelschap industriëlen en figuren uit het internationale bedrijfsleven, verzameld rond dr. Paul Rijkens, oud-Unilever-topman. Al in 1952 had Rijkens een bezoek aan Sukarno gebracht, waarna hij tot de conclusie was gekomen, ‘dat er geen land met hem te bezeilen zou zijn, | |
[pagina 24]
| |
wanneer wij niet op de een of andere wijze bereid waren Nieuw-Guinea over te dragen aan Indonesië. Dit stond helemaal buiten de kwestie wie er nu eigenlijk gelijk had.’Ga naar eindnoot1. Ook ik was na mijn Italienische Reise, waarbij ik verschillende gesprekken met Sukarno onder vier ogen had gehad, tot de slotsom gekomen dat Nieuw-Guinea in de verhouding met Indonesië absoluut het kardinale knelpunt was en zou blijven, tot er een oplossing zou zijn gevonden. Ook Emile van Konijnenburg, vice-president van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij, maakte deel uit van de Rijkens-lobby. Hij was er de katalysator van. Hij zette mij uiteen, dat het afstoten van Nieuw-Guinea allereerst een Nederlands belang was. In het verleden was in Indië iets groots verricht. Indonesië was een van de grootste en belangrijkste ontwikkelingslanden in de wereld. Nederland had daar een historische taak. Wanneer wij, Nederlanders, door tekort aan visie of door onoverkomelijke moeilijkheden met het psychologisch verwerken van de nederlaag tegen Sukarno, onszelf uit Zuidoost-Azië zouden wegwerken, zouden ongetwijfeld Japanners, Amerikanen of Sowjets taken, die wij het doeltreffendst zouden kunnen volbrengen, proberen over te nemen. Van Konijnenburg beschouwde het al evenzeer een dwingend Indonesisch belang, dat ‘de keet over de Papoea's’, zoals hij het noemde, snel zou worden gestopt. Er was werk te verzetten in onze voormalige Indische archipel, meende de man, die op verzoek van dr. Albert Plesman en in overleg met Sukarno de Garuda Indonesian Airways had opgezet. Hij achtte de zogenaamde Nieuw-Guinea-affaire tegen deze achtergronden het sop de kool niet waard. De groep-RijkensGa naar eindnoot2. had mijn Elseviers-reportages opgemerkt en zich erover verwonderd, dat er een journalist was opgedoemd, die niet alleen hun mening scheen te delen, maar erin was geslaagd zijn ervaringen in een invloedrijk weekblad geplaatst te krijgen. Dat het mijn eerste en tevens laatste directe medewerking aan Elseviers Weekblad zou zijn doet hier niet ter zake. In ieder geval was het Telegraaf-bevel geen interview met Sukarno te hebben voor een moment doorbroken geweest. |
|