Peking - 1 oktober 1970
Dit jaar deed Mao Tse-tung iets onverwachts bij de viering van de overwinning van het volksleger op de Kuomintang. Hij bevond zich met Lin Piao en andere leiders op de eretribune boven het T'ien-an-men-plein waar honderdduizenden burgers waren verzameld. Plotseling begaf premier Chou En-lai zich naar de buitenlandse gasten en nodigde de Amerikaanse journalist Edgar Snow uit met hem mee te gaan. Chou bracht Snow bij Mao.
‘Dit gebaar van de Chinese leider,’ schreef Snow later, ‘was een teken, dat er belangrijke veranderingen in de Amerikaans-Chinese betrekkingen op til waren. Nooit was een Amerikaan een dergelijk eerbetoon in het nieuwe China te beurt gevallen. In Azië doet men zoiets niet in het openbaar zonder een uitdrukkelijke bedoeling.’ Chou zou Snow's woorden bevestigen. In Peking had men nota genomen van een gesprek dat president Richard M. Nixon met een Amerikaans weekblad had gehad, waarin hij had gezegd eens naar China te willen reizen. Wanneer het hem zelf niet zou lukken, hoopte hij dat zijn kinderen dat land zouden leren kennen. Mao en Chou reageerden op de door Nixon geuite wens. Via diplomatieke kanalen in de Poolse hoofdstad werd de basis gelegd voor Nixon's opzienbarende reis naar China in 1972.
Wat Edgar Snow overkwam in 1970 in Peking gebeurde mij in 1957 in Indonesië. Alleen Den Haag ving de uitgezonden signalen opzettelijk niet op.