formaliteit, levendigheid, veelzijdigheid, artisticiteit, belangstelling voor vrouwen, afkeer van schijnheiligheid, gemis aan arrogantie, belezenheid, voorliefde voor schrijvers en kunstenaars, geestelijke veerkracht bij het incasseren van een nederlaag, toewijding voor zijn land, zijn gevoelens van vriendelijkheid voor iedereen, en vooral als man met een opdracht. Ik geloof niet, dat hij ooit tot iets wreeds in staat zou zijn geweest. Ik vond hem aardig ondanks zijn fouten.’
De critici zullen van de daken schreeuwen, dat mijn reportage over de eerste President van Indonesië in blinde, kritiekloze adoratie werd geschreven. Hier antwoord ik eerst op, zoals Emile van Konijnenburg eens vroeg, toen hij door Ernst van den Beugel over Sukarno werd gekapitteld: ‘Ken je hem eigenlijk?’ Ik ben mij, met andere belangstellenden voor Indonesië maar al te zeer van Bung Karno's zwakheden en fouten bewust, maar nadat jarenlang een barrage van onwaarheden en vijandigheden over hem hebben gecirculeerd, heb ik mij bewust toegelegd op het samenstellen van een positief verslag over de persoon en het werk van deze man, temeer, omdat ik ervan overtuigd ben, dat de geschiedenis hem totaal anders zal beoordelen dan degenen, die bij de huidige gebeurtenissen er nog altijd te dicht met de neus op staan.
De kwestie Luns is precies andersom. Deze diplomatieke flierefluiter heeft juist tijdens diens leven, vooral in dit deel van de wereld een aandoenlijke populariteit van zowel de critici als de kudde genoten, waar, naar mijn mening, toekomstige generaties, althans wat betreft zijn Nieuw-Guinea- en Indonesië-beleid, geheel anders zullen over gaan oordelen. Bij Luns ligt in deze reportage danook het accent op de negatieve zijden van diens ministerschap, eveneens als compensatie voor de jarenlange loftuitingen en aubades, die hem in alle mogelijke toonaarden door volk en vaderland werden gebracht. Wat ik ook over Luns zeg of heb gezegd, ga schrijven of ooit heb geschreven, is nimmer voortgekomen of ook maar in de verste verten bedoeld geweest als revanche. Wraak waarop? Als ieder ander vind ik mijnheer Luns bij tijd en wijlen met grappen en grollen amusant en ik ben zonder reserve bereid, wat velen als zijn verdiensten voor de Europese zaak beschouwen, als de arbeid van een bekwaam politicus en diplomaat te onderkennen. Maar wat de kwestie Nieuw-Guinea, of de Indonesisch-Nederlandse verhoudingen van de vijftiger en zestiger jaren betreft, weet ik uit eigen ervaring dat Luns een beleid heeft gevoerd, dat in strijd was met het Nederlandse belang. Zijn Indonesië-politiek dreef op een verkeerde analyse van de mogelijkheden, deels uit niet-geïnformeerdheid, deels uit geëmotioneerd anti-Sukarnisme, twee kwalijke anti-factoren bij het voeren van staatskunde. Om zich uit de geleidelijk ook hem steeds duidelijker wordende impasse te wringen heeft minister Luns zich bediend van fantasieën en verzinsels, soms zelfs van pertinente onwaarheden. Sommigen geloven, dat dit te goeder trouw gebeurde. Ik bestrijd dit. Luns is gaan behoren tot de door Voltaire gesignaleerde geschiedvervalsers. Om die reden, en om die reden alléen heb ik met deze man in het verleden de degens gekruist. In de hier volgende reportage heb ik de mij bekende
gevallen van fabels verzinnen op een rij en in verband proberen te plaatsen. Daarbij komt, dat Luns zelf keer op