Bijlage 61
14 Februari 1997
H. Verploeg
Beste Hans,
Na een ernstig gesprek met Peter en Ellen wil ik je als altijd recht van de lever schrijven. Mijn leven als journalist kenmerkt zich niet door het verspreiden van onwaarheid. Het tegendeel. In 44 jaar ben ik nooit voor de Raad van de Journalistiek gedaagd, noch pleegde ik plagiaat als sommige anderen. Toen je concreet een onwaarheid jegens jou aanwees in één van mijn geschriften, zegde ik je toe dit te zullen corrigeren, wat ik in een volgend boek deed.
Ik weet, dat je bestrijdt, dat je in de zomer van 1996 (als in 1994) directe contacten onderhield met de landsadvocaat. Ik heb dit inderdaad geschreven en dat was onvoorzichtig, omdat ik het niet glashard kan bewijzen. Dus ik zal dit bij een volgende gelegenheid (zie boven) gewoon terug nemen. Wat wèl gebeurde was, dat ik in het bezit was van twee brieven van jou uit 1994, die minder prettig waren om te lezen. Wat ook vast stond was, dat we in 1996 tijdens delicate contacten via via naar Van Mierlo plotsklaps werden geconfronteerd met de mededeling van een prominente politicus, dat er soortgelijke toetsingen aan de gang waren vanuit de NVJ, dus ‘er wordt door jullie op twee sporen gewerkt,’ was het verwijt. Ik nam aan, en schreef dit, dat jij en de NVJ opnieuw via Den Hertog aan de gang waren, terwijl wij dit niet wisten en zelf bezig waren. Maar het kan dus ook zijn (en dit schreef ik niet) dat de NVJ (en jij) met BuZa contacten hadden via Van Velzen of de hemel mag weten wie. Het boek van Ellen zal een en ander verduidelijken later, maar op dit moment wil ik strikt de feiten noemen, die me tot die regels brachten.
Denk niet dat ik niet weet, dat je binnen de NVJ bij meer dan één gelegenheid (neem de trip van Bijvoet, die ik volgens afspraak nog niet vermeld heb gelaten, maar die ik niet vergeet) je nek voor me hebt uitgestoken. Daar ben ik je dankbaar voor, niet vandaag maar altijd. Maar waar ik van in de gordijnen terecht kom is, dat wanneer we afspreken naar Van Mierlo te gaan (Abram en Greven) en de rotzakken schermen hem voor de zoveelste maal af (‘anders wordt het oorlog’, zei je) dan reken ik ook op die oorlog. En die komt er dan helemaal niet, in tegendeel, dan verplaatst het conflict zich naar ons, en dat moet niet en wil ik niet, maar het gebeurt, omdat we dan opeens geen contact hebben (waar ik meer dan eens om heb gevraagd - met de meeste klem zelfs). Ik wil zo graag dat jullie samen standvastig zijn in mijn gevecht, zoals Peter, Ellen en Vermeer (al zes jaar) dit zijn, dan winnen we die zaak voor de vrijheid van meningsuiting. Groet
kopie Abram, Peter-Ellen
|
|