| |
| |
| |
Bijlage 60
3 februari 1997
Geachte heer Pijl,
Namens de heer W.L. Oltmans richten wij ons tot u met het volgende.
Op grond van stukken waarover wij beschikken en op grond van door ons ingewonnen informatie is aannemelijk dat door of op verzoek van Nederlandse overheidsfunctionarissen, al dan niet in de uitoefening van hun functie, strafbare feiten zijn gepleegd, althans pogingen daartoe zij ondernomen, als omschreven in de art. 365 Wetboek van Strafrecht (dwang met misbruik van gezag), 272 Sr (schending ambtsgeheim), 261 Sr (smaad), 262 Sr (laster), 266 Sr (eenvoudige belediging) en 268 Sr (lasterlijke aanklacht).
Wij richten ons rechtstreeks tot de Rijksrecherche aangezien wij hopen en vertrouwen dat uw opsporingsdienst voldoende onafhankelijk is om de klachten omtrent de strafbare feiten te onderzoeken.
Daarbij komt nog dat de voormalig directeur van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, mr A.H.W. Docters van Leeuwen, inmiddels een hoge positie bij Justitie inneemt en mogelijk vanuit de BVD, welke dienst er belang bij heeft dat niet blijkt van strafbare gedragingen van zijn ambtenaren, druk zou kunnen worden uitgoefend op de voormalig directeur.
Voorts is op dit moment een klacht wegens het strafbare feit van meineed tegen mr Docters van Leeuwen aanhangig
| |
| |
op grond van verklaringen over gebeurtenissen die verband houden met het feitencomplex dat aan de hierbij gedane aangifte van strafbare feiten ten grondslag ligt.
Wij vertrouwen erop dat de Rijksrecherche de hierbij gedane aangifte naar behoren zal behandelen en zorgvuldig zal onderzoeken welke personen c.q. functionarissen schuld dragen aan de gepleegde feiten.
Wij wijzen u op de volgende feiten.
1. | Door mr Docters van Leeuwen is onder ede verklaard dat de journalist W.L. Oltmans géén persoon is als omschreven in arrtikel 8, tweede lid, onder a van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. |
| Dat betekent dat de functionarissen van de onder die wet opererende diensten geen bevoegdheden kunnen uitoefenen die op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten met betrekking tot het doen en laten van ‘staatsgevaarlijke’ personen kunnen worden aangewend. |
| Desondanks is gebleken dat door de BVD over de journalist Oltmans een uitgebreid dossier is aangelegd en persoonsgegevens over hem zijn verzameld, geregistreerd en aan derden zijn verstrekt. |
| Blijkens het dossier dat gedeeltelijk op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur aan ons ter inzage is gegeven, is onder meer ook onderzoek gedaan naar handelingen die verband houden met de sexuele geaardheid van de heer Oltmans en zijn lasterlijke gegevens verzameld en verspreid, die geen ander doel kunnen hebben gehad dan het schaden van de reputatie van de heer Oltmans. |
2. | In 1986, toen bij de Nederlandse overheid bekend werd dat de heer Oltmans zich blijvend in Zuid-Afrika wenste te vestigen, is volgens de ons ter beschikking staande informatie door functionarissen van een Nederlandse veiligheidsdienst, althans door in opdracht of op verzoek van die dienst opererende personen, druk uitgeoefend op de Zuid-Afrikaanse ambassadeur in Nederland om te bewerkstelligen dat de journalist Oltmans het werk en verblijf in Zuid-Afrika onmogelijk zouden worden gemaakt. |
| Volgens de ons ter beschikking staande informatie bestond het gezelschap dat aan de ambassadeur een bezoek bracht uit een generaal en twee hooggeplaatste functionarissen van de veiligheidsdienst, dan wel van enige andere overheidsdienst. |
| |
| |
| In dit verband is door een bron de naam van generaal Dijkstra genoemd. |
| Voorts is volgens de bron omtrent de heer Oltmans de lasterlijke informatie verschaft dat deze een dubbelagent zou zijn die zowel voor de CIA als de KGB zou werken. |
| Het optreden van bedoelde functionarissen kan niet alleen worden aangemerkt als lasterlijk en gegrond op gegevens waaromtrent ambtsgeheim bestond, maar tevens als (een poging) tot dwang met misbruik van gezag (art. 365 Sr). |
| Volgens de ons ter beschikking staande informatie was namelijk met goedvinden van de Nederlandse diensten een functionaris van de Zuid-Afrikaanse geheime dienst aan de Ambassade verbonden, en hebben de Generaal en de functionarissen die hem vergezelden duidelijk gemaakt dat als Oltmans niet zou worden tegengewerkt door de Zuid-Afrikaanss overheid, de positie van die Zuid-Afrikaanse veiligheidsfunctionaris gevaar zou lopen. |
3. | Uit verschillende, onafhankelijke en goed geïnformeerde bronnen, hebben wij tijdens ons onderzoek in Zuid-Afrika, vernomen dat door Nederlandse functionarissen ook tijdens het verblijf van de heer Oltmans in Zuid-Afrika het lasterlijke bericht is verspreid dat hij een gevaarlijke dubbel-agent zou zijn. |
| Uit de ons ter beschikking staande informatie kan worden afgeleid dat de uitwijzing van de heer Oltmans uit Zuid-Afrika het gevolg is geweest van deze lastercampagne. |
4. | Op grond van ons ter beschikking staande informatie is gebleken dat ook op andere wijze de Nederlandse veiligheidsdienst(en) erop hebben aangestuurd dat via andere kanalen omtrent de journalist Oltmans lasterlijke informatie bij de Zuid Afrikaanse overheid ter beschikking zou komen. |
| Volgens onze bron is in 1986 ook door de heer Van Oudgaarden van het Afrika Instituut een bezoek gebracht aan de Zuid-Afrikaanse ambassadeur om deze tegen Oltmans te waarschuwen. |
| Volgens een bron fungeerde dit instituut als front-organisatie van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. |
Wij verzoeken u om uw wettelijke opsporingsbevoegdheden in het bijzonder te hanteren om duidelijkheid te verkrijgen omtrent de volgende vragen.
| |
| |
1. | Wie was de generaal die in 1986 aan de Zuid-Afrikaanse ambassadeur een bezoek bracht teneinde op deze druk uit te oefenen om de journalist Oltmans te ‘kortwieken’? |
2. | Wie waren de twee hooggeplaatste overheidsfunctionarissen die hem vergezelden? |
3. | In opdracht van wie opereerden deze personen? |
4. | In hoeverre geschiedde de lasterlijke informatie die volgens onze bron door de heer Van Oudgaarden aan de Zuid-Afrikaanse ambassadeur werd verstrekt, op verzoek van een Nederlandse overheidsfunctionaris. |
5. | Welke (overige) strafbare feiten zijn gepleegd door functionarissen van de BVD doordat zij persoonsgegevens omtrent de journalist Oltmans hebben verzameld, geregistreerd en aan derden verstrekt en andere voor hem schadelijke handelingen hebben verricht, terwijl het standpunt van de Nederlandse overheid zelf is dat de heer Oltmans geen ‘staatsgevaarlijk’ persoon is als bedoeld in art. 8 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, zodat de BVD misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden. |
Wij zijn bereid om - zonodig vertrouwelijk - u inzage te geven in alle terzake relevante informatie die ons ter beschikking staat.
In afwachting van uw bericht,
hoogachtend,
P. Nicolaï
E. Pasman
|
|