Bijlage 48
NVJ-Bestuur 26 Juni 1996
Ron Abram/Hans Verploeg:
Omdat mij als lijdend voorwerp van de procedure tegen de staat zegge en schrijve nooit om een eerlijke mening, van wat er zoal is gebeurd de afgelopen weken wordt gevraagd, en verzoeken om overleg met jullie onbeantwoord blijven wil ik enkele zaken op dit moment vastleggen (ter voorkoming van latere verrassingen.) Ook kennis genomen hebbende van de uitwisseling van brieven (en mening) tussen de NVJ en de behandelende juristen.
De maanden geleden geplande strategie van onze strijd is niet uit de verf gekomen. De ontmoeting met Van Mierlo heeft tot dusverre niet plaats gehad. Wat wèl werd gedaan was een herhaling van een oude zet. Ik vraag me af of Ron niet alsnog, dan niet met de dwarsliggende heer Greven, met een ander lid, b.v. Pieter Broertjes, naar Van Mierlo zou kunnen gaan. Het inlegvel in De Journalist werd een artikel van Piet Hagen, wat zelfs leidde tot een ingezonden correctie van BuZa. Wat over de totstandkoming van dit artikel in ook de correspondentie is gezegd is voor een deel onjuist. Ik begrijp dat het bestuur door Hagen werd geïnformeerd, en vervolgens door Ellen Pasman, en de uiteenzetting van Ellen afwees. Men vergat, dat ik er ook bij gezeten heb en op de achterzijde van het Hagen concept nauwkeurig aantekeningen maakte van de gang van zaken. Ellen en ik weten exact wat gebeurde en ik betreur dat er veel over gesproken is en ik daar buiten werd gelaten.
Het is eveneens jammer, dat de in de ‘Nieuwe Revu’ geciteerde uitspraak van Docters als Gestapo-chef klakkeloos door ‘De Journalist’ werd overgenomen, en ik denk door het NVJ-bestuur eveneens, alsof het om de waarheid zou gaan. Ik zou het op prijs hebben gesteld indien men op zijn minst de telefoon zou hebben opgenomen en mij hebben gevraagd wat er was gezegd (door mij). Het dagblad ‘Trouw’ deed dit naar behoren dus wèl alvorens hierover te schrijven en er kwam dus een correct bericht over dat incident in ‘Trouw’. Ik betreur het dat ‘De Journalist’ zoveel haast had af te drukken dat het bestuur zich van mij en die uitspraak (die nooit in die vorm was gedaan) distantieerde en, zoals bekend, heb ik de Raad voor de Journalistiek dienaangaande om een uitspraak gevraagd. Tegenover het bestuur wil ik nu gezegd hebben het erg jammer te vinden, dat zij die positie innam - in dit kritieke stadium van de procedure - zonder zelfs ook maar contact met mij te hebben. Zoals we verwachtten werd dit incidentje, mijn zaak verzwakkende, onmiddellijk door de landsadvocaat
| |
uitgespeeld. Enkele maanden geleden vroeg de Nieuwe Revu mijn beste vriend om commentaar (in Johannesburg). Mijn vriend - wetende wat voor vlees hij in de kuip had - zond een fax met wat hij wilde zeggen. En zie: er kwamen uitspraken in de Nieuwe Revu, die zelfs nooit waren gedaan, al helemaal niet in de fax.
In de brief van 21 Juni wordt door de NVJ gesproken over ‘nadere voorwaarden en uitgangspunten’. Ik zou erg graag weten welke dezen zijn.
Mijn dierbaarste wens is, na veertig jaar strijd, om als echte bondgenoten, dit gevecht af te maken. Daarvoor is, denk ik, nodig dat alle partijen de geplande strategie ook echt volgen. Vier maanden gelden was het plan vóór Juni Van Mierlo om een regeling te vragen, ‘en anders word het echt oorlog,’ aldus de woorden van Hans Verploeg. Ik steek gaarne de hand in eigen boezem en probeer met man en macht me in te houden bij een zondvloed van onwaarheden van de zijde van de tegenpartij en ik zal dit blijven doen, maar er zijn bepaalde grenzen. Er zijn momenten, die ik met geen mogelijkheid over me heen kan laten gaan, zoals in het geval van Max van der Stoel. Teveel mensen oordelen over mij zonder ook maar een begin te hebben gemaakt met het bestuderen van de dossiers. Vermeer en Pasman deden dat wèl. Ik geloof dus niet dat Hans, die in vijf jaar één maal in de rechtzaal was, zich een oordeel kan vormen over hoe de advocaten Vermeer en Pasman zich afgelopen donderdag jegens de landsadvocaat opstelden. Als professor Flip de Kam in de NRC en De Telegraaf wijst op aperte leugens van minister Melkert zie ik niet in waarom op de ingestudeerde onwaarheden van Kooijmans, Van der Stoel, Carstens, Van Roijen, Docters van Leeuwen e.a. geen passend antwoord gegeven zou mogen (moeten) worden. Dat hebben Nicolaï, Pasman en Vermeer tot dusverre gedaan. Moeten we dit niet aan hen overlaten? Dit zijn allemaal onderwerpen waar we toch een keer over zouden moeten spreken. Hoop dat jullie hiertoe bereid zijn, want ik voel me buiten gesteld.
groet kopie Vermeer/Nicolaï/Pasman
|
|