Bijlage 44
Amsterdam, 18 juni 1996
ep/yh
Beste Hans,
betreft: Oltmans/Staat
Ik denk dat er een misverstand in het spel moet zijn.
Zoals wij gisterochtend telefonisch hebben afgesproken, zouden wij nog een nieuwe datum vaststellen voor een bespreking.
Jij zei dat jij in elk geval deze week geen gelegenheid meer had om een nieuwe afspraak te maken.
Ik meende daarom, dat we een gesprek in de volgende week, of, gezien ook mijn agenda, de daarop volgende week zouden kunnen hebben.
Dit gegeven, gecombineerd met de mededeling van Ron Abram, dat hij drie weken met vakantie ging, leidde mij tot de slotsom dat we dan weer met alle betrokkenen een gesprek zouden hebben.
Dat is alles.
Van het bepalen door mij van de agenda van de NVJ is dus geen sprake, noch von ‘tactisch manoevreren’.
Ik begrijp ook eerlijk gezegd niet dat je dat in mijn brief leest.
| |
Wat betreft de laatste zin in mijn brief van 17 juni jl. nog het volgende.
Het is niet mijn bedoeling om de NVJ te kapittelen. Ik heb slechts geschreven, dat ik het jammer vind, dat het stuk in De Journalist is komen te staan, omdat de advocaat van de Staat hiermee zal gaan zwaaien in de rechtszaal.
Ik heb evenmin gesteld of gesuggereerd, dat de NVJ een incident heeft veroorzaakt.
Waar het slechts om gaat is dat er natuurlijk binnen de NVJ allerlei kritiek kan worden geuit op Oltmans, maar dat ik het niet verstandig vind om die op dit moment op deze manier naar buiten te brengen.
Ik heb ook van nog al wat journalisten die mij bellen in verband met de zitting van a.s. donderdag, vragen over het stuk in De Journalist gekregen, waarvan de strekking is dat zij niet begrijpen waarom dit stuk in de De Journalist staat.
Je conclusies over mij en mijn verhouding tot de NVJ deel ik dan ook niet.
Met vriendelijke groet,
Ellen Pasman
|
|