Bijlage 22
23 februari 1996
EP/yh
Inzake: Oltmans / Staat
kenmerk: WOB/203/96
Geachte heer Van Velzen,
Ik bevestig het telefoongesprek van hedenochtend in opgemelde zaak.
U heeft mij medegedeeld, dat u, gezien de zogeheten herijkingsoperatie op het ministerie, alsmede het zeer grote aantal verzoeken dat u op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur bereikt, eerst in de loop van de volgende week in de gelegenheid bent om mijn brief d.d. 2 februari 1996 te beantwoorden.
U heeft mij voorts medegedeeld, dat ook de omstandigheid, dat het hoogste gezag moet worden gekend in deze, voor extra vertraging kan zorgen.
| |
Ik heb u medegedeeld, dat op grond van het bepaalde in de WOB de termijn van twee weken voor beslissing op een verzoek op grond van de WOB, met nogmaals twee weken kan worden verdaagd.
Inmiddels zijn drie weken verstreken. Ik heb u ook medegedeeld, dat, ik, indien nodig, rechtsmaatregelen zal aanwenden, indien niet aan de in de wet gestelde termijnen wordt voldaan.
U heeft mij tevens medegedeeld, dat cliënt sowieso niet het integrale dossier krijgt, waarom hij heeft verzocht. In antwoord op mijn vraag waarom dat niet het geval is heeft u mij meegedeeld, dat dat organisatorisch nu niet mogelijk is, en er slechts gedeelten van het dossier zullen kunnen worden toegezonden.
U hebt daar nog aan toegevoegd, dat ook hier het hoogste gezag dient te worden geraadpleegd over welke stukken wel en welke stukken niet zullen worden toegezonden. Ik heb mijn verbazing er over uit gesproken, dat reeds nu een zodanig besluit is genomen.
Uw brief zie ik met belangstelling tegemoet.
Hoogachtend,
E. Pasman
|
|