Bijlage 16
3 November 1995
Geachte heren Vermeer, Den Hertog, Jurgens en Asscher,
Alhoewel ik U allen zéér dankbaar ben dat U mede wilt werken aan oplossing van geschillen in der minne - zoals ik in een brief aan minister van den Broek in 1991 voorstelde te doen - (toen ik nog ‘rustig’ in Zuid Afrika woonde), moet ik U voorhand op het volgende wijzen.
Er kan mijnerzijds geen sprake zijn van ‘een afspraak’ tussen de heren Vermeer en Den Hertog, dat de incidenten Zuid-Afrika (1992) waar alles om draait, Indonesië (1994) en Canada (1995) buiten de scoop van de zaak of van de bemiddeling zouden kunnen blijven. Het gaat nu juist om die incidenten, die betrekkelijk fris in het geheugen liggen en moeilijk kunnen worden vervalst. Ze zijn ook minder ontvankelijk voor ‘bewijsstukken’, die de heer Van Velzen nà 1967 niet meer kon vinden. Ook omzeil ik daarmee een ultimatum van minister Dijkstal, die op last van de Raad van State nu wel dossiers wil laten inzien bij de BVD (waarvan Docters van Leeuwen de heer Stoffelen bezwoer, dat deze er niet waren) mits er geen letter van naar buiten komt. Rechter Punt bepaalde, dat de betrokkenen van 1992-1995 gehoord konden worden onder ede en ik sta er op dat dit gebeurt. Mits een regeling in der minne vóórdien realiseerbaar is, die ik verreweg prefereer. Nogmaals, het gaat mij er absoluut niet om de vuile was coûte que coûte de straat op te krijgen (al denkt U het tegendeel van mij), zeker waar dit de mensen betreft als Lubbers, Kooijmans, Broertjes en prinses Margriet, voor wie ik allen respect en voor sommigen vriendschap voel. Maar als ik schriftelijk kan bewijzen, wat prinses Margriet in Ottawa tegen mevrouw Van Vonderen van de RVD zei, en wat aantoont hoe ver de sabotage van de staat jegens mij over de jaren (tot en met in Canada is gegaan), dan zal ik dit doen, als het moet onder ede, wanneer er geen andere weg is mijn onrechtmatig gestolen rechten als burger en journalist nà veertig jaar treiteren terug te winnen.
De Staat behoeft er eveneens niet vanuit te gaan dat ik ook maar zelfs een schikking in der minne zou willen overwegen indien zij er van uit zou gaan, dat ik met een AOW overzetting en een bedrag ineens akkoord zou gaan. Het overzetten in de AOW werd mij door de toenmalige premier Lubbers toegezegd, wat hij met Bert de Vries was overeengekomen. Die ‘Wiedergutmachung’ is zo vanzelfsprekend, die valt geheel buiten een regeling in der minne, want ik ben in 1958 (nadat de BVD er voor had gezorgd dat mijn kranten mij opzegden omdat ik ‘staatsgevaarlijk’ was) naar New-York gevlucht, alwaar ik door Luns en Van Roijen c.s. met detectieve-bureaus en andere ongeoorloofde middelen jarenlang verder ben vervolgd. Ik viel dus toen ik 65 jaar werd buiten de AOW en heb een bedrag dienaangaande op de staat te vorderen.
De schikking begint, waar de NVJ in 1991 een berekening maakte van de door mij geleden schade, vermeerderd met schades geleden in Zuid Afrika tot en met het niet meegaan met koningin Beatrix in 1995 naar Indonesië. De NVJ spreekt uitdrukkelijk van recht op een pensioen vanaf 1990 - omdat ik door toedoen van de staat (welke mij aanwijsbaar systematisch sinds 1956 bij opdrachtgevers in een kwaad daglicht stelde: brieven van Boon aan de hoofdredacteur van De Telegraaf) mijn werk niet ‘als anderen journalisten’ heb kunnen uitvoeren. Tot en met de reis van Beatrix naar Indonesië notabene. En die incidenten wilt U er buiten laten? Dat kan dus niet. Sorry.
Er zijn twee manieren om de zaak op te lossen: volgens de uitspraak van de rechter de verhoren te beginnen en de lange weg te bewandelen: òf: met alle partijen om een tafel gaan zitten en in één middag een oplossing te bewerkstelligen. Ik geef de voorkeur, omdat ik 70 jaar ben, aan de laatste. En zeg U allen andermaal toe: indien we een eerlijk, faire en juiste compensatie kunnen vast stellen en het eens worden, en ik voortaan inderdaad ‘als alle andere journalisten’ zal worden behandeld, zeg ik U allen toe mijnerzijds bij een regeling me te zullen bepalen naar buiten toe met de mededeling ‘de zaak is geregeld.’ Punt. Ik zoek geen publieke overwinning of publiciteit jegens wie ook(let alone de arme mijnheer Luns), ik zoek geen eerherstel van de staat (publiekelijk) zoals Joris Ivens. Ik wil niets. Ik wil de rest van mijn leven in rust kunnen zijn, weer piano kunnen studeren, een wat ruimere flat dan zes bij zes betrekken, en vooral mijn memoires uitgeven (de uitgave die ik betrokken wil zien bij een regeling want daar ligt mijn rehabilitatie). Het is misschien ongebruikelijk, maar zachte heelmeesters... Ik zend ook rechter Punt een kopie.
|
|