| |
| |
| |
Bijlage 15
Geachte heer Oltmans,
Ingevolge de uitspraak van de Raad van State d.d. 23 augustus 1995 in het geschil over mijn besluit van 28 november 1991, heb ik een nieuwe beslissing genomen op uw als bezwaarschrift aangemerkte beroepsschrift d.d. 26 april 1991. Bijgaand zend ik u deze beslissing (nr 39.624 SG/Kab). De onder punt 1 en 2 van het besluit genoemde fotokopieën zullen u, na ontvangst van de betaling van de kosten van het vervaardigen van deze fotokopieën, worden toegezonden.
Zodra de bijgevoegde verklaring ondertekend is geretourneerd aan mevrouw M.J. van den Beukel (Postbus 20010, 2500 EA Den Haag. tel. 070-3178610), kunt u zich tot haar wenden voor het maken van een afspraak voor inzage. U zult dan van haar de hoogte van de kosten van het vervaardigen van de fotokopieën vernemen.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN,
H.F. Dijkstal
| |
| |
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
Nr. 39.624 SG/Kab.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
Beslissende op het door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als bezwaarschrift aangemerkte beroepsschrift van de heer W.L. Oltmans van 26 april 1991;
OVERWEGENDE:
1. Inleiding
1.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 augustus 1995 uitspraak gedaan in het geschil over mijn besluit van 28 november 1991 waarbij een verzoek van de heer Oltmans om afschrift van, dan wel inzage in, de over hem bij de BVD berustende gegevens, voor zover het betreft de periode tot en met 1961 gedeeltelijk werd ingewilligd en voor het overige werd geweigerd. Tevens werd daarbij toezending van afschriften geweigerd van een tweetal gespreksverslagen ten aanzien waarvan de heer Oltmans eerder toestemming had gekregen om deze in te zien.
1.2.
Voor zover hier van belang houdt de uitspraak in dat:
a. | de heer Oltmans in het bezit moet worden gesteld van fotokopieën van de verslagen van twee gesprekken die hij had met een hoofdambtenaar van de BVD op respectievelijk 12 november 1975 en 15 augustus 1978; |
| |
b. | het verzoek van de heer Oltmans om informatie over de gegevens die hem betreffen en waarover de BVD beschikt, dient te worden getoetst aan de Wet openhaarheid van bestuur (Wob). Daarbij dienen de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 8 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden in acht te worden genomen. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak volgt hieruit dat bij de toetsing aan de Wob niet mag worden volstaan met een in algemene bewoordingen gestelde verwijzing naar de uitzonderingsgrond veiligheid van de Staat (artikel 10, eerste lid, onder b van de Wob). Of de veiligheid van de Staat zich verzet tegen het geheel of gedeeltelijk ter inzage geven, dient met een op het onderhavige geval toegesneden motivering te worden aangegeven; |
| |
c. | dat, voor wat betreft de wijze waarop de gevraagde informatie dient te worden verstrekt, de voorkeur van de heer Oltmans mede bepalend is, tenzij de vlotte voortgang der werkzaamheden daardoor zou worden |
| |
| verstoord; hetgeen impliceert dat van de bij de BVD berustende-documenten gedateerd tot en met 1967, waarin informatie over de heer Oltmans is vervat, kopieën dienen te worden verstrekt. |
De uitspraak spreekt in de hiervoor onder 1.2.a. en 1.2.c. beschreven onderdelen voor zich. Met betrekking tot het andere onderdeel van de uitspraak dient een nieuwe beslissing te worden genomen. In het navolgende wordt eerst het algemene kader aangegeven waarbinnen er door het verstrekken van informatie sprake kan zijn van schade aan de veiligheid van de Staat. Daarna wordt het verzoek om inzage getoetst aan de criteria die in dit verband een rol spelen.
| |
| |
3. Het verzoek om inzage van de heer Oltmans
3.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn uitspraak opgemerkt dat bij haar kennisneming van met betrekking tot de heer Oltmans bij de BVD aanwezige gegevens is gebleken dat deze met name betrekking hebben op onderwerpen die in de jaren vijftig en zestig in politieke zin controversieel en dus actueel waren. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat bij de toetsing aan de Wob moet worden betrokken dat deze onderwerpen thans in politieke zin niet meer actueel zijn in de mate waarin en de wijze waarop dat destijds het geval was. De in het bestreden besluit genoemde grens van 30 jaar kan daardoor niet zonder meer worden gehanteerd.
3.2.
De heer Oltmans heeft primair verzocht om inzage van alle gegevens die hem betreffen en waarover de BVD beschikt, en subsidiair om een afschrift van, dan wel inzage van, deze gegevens over de periode 1950-1967. Dit verzoek is gedeeltelijk ingewilligd. Op 28 november 1991 zijn aan de advocaat van de heer Oltmans immers afschriften gestuurd van de documenten die gegevens bevatten met betrekking tot de periode tot en met 1961. Deze afschriften bevatten de gegevens uit de desbetreffende periode die voor openbaarmaking in aanmerking komen.
3.3.
Aldus dient bezien te worden of er bij de BVD gegevens over de heer Oltmans berusten van na 1961 die bij toetsing aan de Wob voor openbaarmaking in aanmerking komen, waarbij naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak ten minste vaststaat dat de gegevens over de periode 1962-1970 - evenals de gegevens die de heer Oltmans al in zijn bezit beeft - voor de BVD niet langer meer actueel zijn. Vervolgens is het de vraag of de gegevens ten aanzien waarvan is vastgesteld dat deze betrekking hebben op onderwerpen die niet langer meer actueel zijn, bij openbaarmaking mogelijk bronnen of de werkwijze van de BVD onthullen.
3.4.
Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is onderzocht of er naast de niet actuele gegevens uit de jaren vijftig en zestig ook overigens nog gegevens over de heer Oltmans bij de BVD berusten betreffende onderwerpen van onderzoek die voor de huidige taakuitvoering van de BVD niet langer actueel zijn en waarover dus mededeling gedaan mag worden. Het geheel van de over de heer Oltmans bij de BVD beschikbare gegevens overziend betreft deze categorie de volgende onderwerpen:
| |
| |
a. | Nieuw-Guinea en de wrijving die dienaangaande bestond tussen de heer Oltmans en het ministerie van Buitenlandse Zaken (de kwestie Luns); |
b. | contacten van de heer Oltmans in communistisch geregeerde landen en met vertegenwoordigers van die landen in Nederland; |
c. | reizen van de heer Oltmans naar communistisch geregeerde landen; |
d. | bepaalde contacten van de heer Oltmans in Indonesië en met het Indonesië Comitee; |
e. | deelname van de heer Oltmans aan en contacten binnen organisaties die een rol speelden in de sfeer van pogingen van het Oostblok om de politieke dan wel publieke opinie in het Westen te beïnvloeden. |
Daarbij zij uitdrukkelijk in het midden gelaten of er ook nog gegevens over de heer Oltmans bij de BVD berusten betreffende onderwerpen die voor de taakuitvoering van de BVD nog actueel zijn. Met betrekking tot die onderwerpen mag immers in het geheel geen mededeling worden gedaan, omdat daardoor de veiligheid van de Staat kan worden geschaad.
3.5.
Een aantal van de geregistreerde gegevens, dan wel (delen van) documenten waarin deze zijn vastgelegd, mag ik niet ter inzage geven, omdat daardoor bronnen van de BVD bekend zouden worden, of omdat daardoor een nog actuele werkwijze openbaar zou kunnen worden, waardoor het goed functioneren van de BVD en daardoor de veiligheid van de Staat ten behoeve waarvan deze dienst werkzaam is, zou kunnen worden geschaad (art. 10, eerste lid, onder b van de Wob, juncto art. 14 van de Wiv). Teneinde te voorkomen dat de in bepaalde documenten over de heer Oltmans vastgelegde informatie om redenen van de veiligheid van de Staat in het geheel niet zou kunnen worden vrijgegeven, moesten deze documenten worden geparafraseerd. De in het materiaal aanwezige gegevens die afkomstig zijn van buitenlandse zusterdiensten mogen eveneens om redenen van de veiligheid van de Staat in het geheel niet worden vrijgegeven, tenzij in het uitzonderlijke geval dat de betreffende zusterdienst daarmee zou instemmen. Ook moesten een aantal namen van derden in het voor inzage beschikbare materiaal worden doorgehaald. De reden daarvoor is dat in de afweging tussen enerzijds het belang van openbaarheid en anderzijds het belang dat de betreffende personen hebben bij de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, in een aantal gevallen aan dat laatste belang de voorkeur moest worden gegeven (art. 10, tweede lid, onder e van de Wob).
Voor alle duidelijkheid: op dezelfde wijze heeft toetsing plaatsgevonden van het reeds vrijgegeven materiaal van vóór 1962.
3.6.
Ten slotte resteert nog de vorm waarin de informatie aan de heer Oltmans dient te worden verstrekt. Met betrekking tot de gegevens tot en met 1967 heeft de heer Oltmans aangegeven dat zijn voorkeur voor de vorm waarin de informatie wordt verstrekt uitgaat naar het ontvangen van fotokopieën. Voor het overige verlangt hij inzage.
BESLUIT:
Met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 1995, No. R01.92.0036:
| |
| |
1. | De heer Oltmans in het bezit te stellen van fotokopieën van de verslagen van twee gesprekken van hem met een hoofdambtenaar van de BVD van respectievelijk 12 november 1975 en 15 augustus 1978, na ontvangst van de betaling van de kosten van het vervaardigen van deze fotokopieën; |
| |
2. | De heer Oltmans in het bezit te stellen van fotokopieën van de gegevens die over hem gedurende de periode van 1962-1967 bij de BVD zijn geregistreerd, onder de beperking zoals hiervoor in paragraaf 3.5 is aangegeven, na ontvangst van de betaling van de kosten van het vervaardigen van deze fotokopieën; |
| |
3. | De heer Oltmans in de gelegenheid te stellen de gegevens in te zien die na 1967 over hem bij de BVD zijn geregistreerd over de onderwerpen, zoals die hiervoor in paragraaf 3.4. zijn aangegeven, onder de beperking zoals hiervoor aangegeven in paragraaf 3.5. en onder de voor het ministerie van Binnenlandse Zaken gebruikelijke voorwaarden. Dit inclusief de van buitenlandse zusterdiensten afkomstige gegevens nadat en in zoverre de betreffende diensten hebben ingestemd met de vrijgave van die gegevens; |
4. | Voor het overige het verzoek van de heer Oltmans om informatie te weigeren. |
's-Gravenhage, 30 oktober 1995,
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
H.F. Dijkstal
|
|