Bijlage 3
Oltmans ongelijk
Knokken tegen de Staat en de inlichtingendiensten is een David en Goliath-affaire, vooral als je via je beroepsvereniging door amateurs wordt bijgestaan. Wanneer je in die strijd dan ook nog door onwaarheid (Reinier Hopmans) in het openbaar wordt tegengewerkt, of door algemeen secretaris Hans Verploeg persbreidel krijgt opgelegd, wordt het gevecht verder onnodig bemoeilijkt.
Desondanks behaalde ik in 1993 voor de Haagse rechtbank een overwinning omdat ik in het gelijk werd gesteld. daarover zweeg De Journalist. Maar als de Nationale Ombudsman met een onzinnig niet ter zake rapport komt staat er een vierkoloms even onbetrouwbaar verslag in De Journalist. Ik werd uit Zuid-Afrika gesmeten, omdat ik als CIA-agent te boek stond en hierom in de ambassade ben gaan zitten. Het woord CIA komt in de reportage van De Journalist niet voor.
In 1980 meldde ik in De Journalist (28 februari) dat journalisten door inlichtingendiensten werden gerecruteerd, zoals Raymond van den Bogaard van NRC Handelsblad. Rob Soetenhorst (13 maart) meldde dat vanwege mijn ‘quasi interessant geschrijf’ de NRC mij geen ruimte meer zou bieden in de krant. Chef buitenland (NRC) Steven de Winter schreef in De Journalist (13 maart): ‘De malloot haalt weer uit.’ Hans Wiegel verklaarde, ‘Er is geen sprake van dat de BVD doelbewust onder journalisten medewerkers voor deze dienst recruteert.’ Wiegel, toen minister van Binnenlandse Zaken en BVD-baas, noemde wat ik meldde ‘kletskoek’. Wiegel loog.
In 1979 vroegen André Spoor en R. Soetenhorst om Raymond van den Bogaard in Moskou aan contacten te helpen, waar ik toen al acht jaar werkzaam was. Ik kende hem niet maar ging blindelings af op de hoofdredactie van de NRC. Ik zorgde dat Bogaard door Volodja Molchanov van Novosti - nu een van de meest bekende Russische televisiejournalisten - werd afgehaald. In de auto van het vliegveld naar het hotel deelde Bogaard de Rus mee door de BVD te zijn benaderd om vanuit Moskou samen te werken. In de jaren dat hij in Moskou voor de NRC werkte zou hij nimmer iemand van enig niveau te spreken krijgen. Mij werd bij terugkeer in de USSR gevraagd waarom ik ‘een idioot’ had geïntroduceerd.
Ook in 1980 kreeg ik in De Journalist dankzij de leugenaars bij de BVD en de NRC en dankzij Hans Wiegel ongelijk en het zou inderdaad vijftien jaar duren voor de waarheid achterhaald kon worden. In 1980 moest ik Molchanov beschermen, zoals ik tot 1994 in mijn strijd tegen de Staat de nodige informatie steeds in portefeuille heb gehouden.
De Nationale Ombudsman een onderzoek naar de inlichtingendiensten laten instellen is een kind om een boodschap sturen. Volgens hem gaan Buitenlandse Zaken en de inlichtingendiensten vrijuit. Zelfs oud-premier Ruud Lubbers, die de zaak onderzocht, nam mij in 1994 weer vrolijk mee naar Zuid-Afrika en brak een maand later een 28-jarige blokkade dat ik Indonesië niet in mocht. In een gesprek in het Torentje op 11 augustus l.l. maakte de heer Lubbers duidelijk wat hij van mijn situatie en gevecht tegen de Staat dacht. Hij liet er 22 augustus een brief op volgen welke nog duidelijker was. Maar de Ombudsman - en in commissie het blad van mijn beroepsvereniging - wijdt 42 pagina's lang uit om de Haagse schurken vrij te pleiten. In Persona non Grata (uitgeverij Papieren Tijger, Breda) dat 9 november a.s. uitkomt zal ik op datum en uur uiteenzetten (daarvoor ben ik tenslotte altijd dagboekschrijver geweest) waarom De Journalist, als in 1980, ook in 1994 met ‘Willem Oltmans in ongelijk gesteld’ in haar hemd komt te staan.
Willem Oltmans, Amsterdam
Oltmans ongelijk
Knokken tegen de Staat en de Inlichtendiensten is een David en Goliath-affaire.
Desondanks behaalde ik in 1993 voor de Haagse rechtbank een overwinning omdat ik
in het gelijk werd gesteld. Daarover zweeg De Journalist. Maar als de Nationale Ombudsman met een onzinnig niet ter zake rapport komt staat er een vier koloms even onbetrouwbaar verslag in De Journalist. Ik werd uit Z.A. gesmeten omdat ik als CIA-agent te boek stond en hierom in de ambassade ben gaan zitten. Het woord CIA komt in de reportage van De Journalist niet voor. De Na[tion]ale Ombudsman een onderzoe[k n]aar de inlichtingendiensten laten instellen is een kind om een boodschap sturen. Volgens hem gaan Buitenlandse Zaken en de Inlichtingendiensten vrijuit. Zelfs oud-premier Ruud Lubbers, die de zaak onderzocht, nam mij in 1994 weer vrolijk mee naar Zuidafrika en brak één maand later een 28-jarige blokkade, dat ik Indonesië niet in mocht. In een gesprek in het torentje op 11 Augustus l.l. maakte de heer Lubbers duidelijk wat hij van mijn situatie en gevecht tegen de Staat dacht. Hij liet er 22 Augustus een brief op volgen welke nog duidelijker was. Maar de Ombudsman - en in commissie het blad van mijn beroepsvereniging - wijdt 42 pagina's uit om de Haagse schurken vrij te pleiten.
Willem Oltmans, Amsterdam
|
|