15 juli 1996
Al het gelazer over het geknoei via twee sporen over ‘een regeling in de zaak-Oltmans’ in Den Haag heeft weer alle haren overeind geholpen. Ook Wolffensperger is plotsklaps pessimistisch gestemd en zei nu tegen Ellen Pasman dat de minister niet goed wist wat ermee aan te vangen. Ondertussen procedeer ik momenteel tegen deze D66-minister (als diens erfenis van cda'er Luns). In plaats dat hij als een gedecideerd man de knoop doorhakt en een eind maakt aan het onrechtmatige geklier dat nu veertig jaar heeft geduurd, laat hij mij op mijn 71ste jaar in de armenbijstand verder bungelen. Van Mierlo is bepaald niet iemand die vastberadenheid of gedecideerdheid uitstraalt. Abram had ook Wolffensperger gebeld, dus nu zit de hele bende op de lijn dat er nooit van geheime onderhandelingen of contacten sprake zou zijn geweest. Het ultimatum van de nvj aan mij van 2 juli l.l., daar zijn alle deskundigen het over eens, is de uitkomst van nieuwe geheime contacten tussen Verploeg en laten we zeggen ‘de tegenpartij’. Van Mierlo heeft De Wijkerslooth om een advies gevraagd na de interventie van Wolffensperger. De fractiewoordvoerder van D66 was niet vrolijker geworden van wat hij hierover had gehoord.
Vandaag vergaderde het nvj-bestuur. Volgens voorzitter Abram, die dit mevrouw Pasman meedeelde, gaat het nvj-ultimatum van 2 juli l.l. voorlopig in de ijskast. Blijkbaar zijn verenigde krachten van politici en advocaten erin geslaagd het nvj-bestuur te overtuigen dat men zich met die eisen volmaakt belachelijk maakte. Een journalistenorganisatie die een lid verbiedt zijn mond in zijn eigen zaak open te doen, en anders geen aanspraak kan maken op diens rechten als lid van deze organisatie? En dat van een vereniging die de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel zou moeten hebben. Abram vroeg wat ik wel en niet wist. Ellen Pasman antwoordde dat ik haar cliënt was en zij mij informeerde over wat in mijn zaak gebeurde, en wat dit inhield ging Abram verder niet aan.
Ik heb Henk Hofland, die indertijd Hans van Mierlo aanstelde bij het Algemeen Handelsblad, per briefje gevraagd of hij met de minister wilde bellen om ook van zijn kant duidelijk te maken dat er een einde moet komen aan mijn vervolging door Den Haag. Hofland maakte die als ooggetuige mee vanaf 1957, toen de bvd bij zijn krant kwam om te zeggen dat ik staatsgevaarlijk was en ontslagen diende te worden.