18 februari 1996
Zeer geachte heer Lubbers,
Moet zeer ernstig met u spreken. Na uw getuigenis, twee maanden geleden in Den Haag, heb ik in alle rust overwogen wat daar werd gezegd. U vroeg mij in het vliegtuig naar Zuid-Afrika: ‘Bent u gelovig?’ Ik ben in ieder geval iemand die gelooft in de uitspraak ‘een man een man, een woord een woord’.
U en ik weten - voor onze gewetens, dus voor God - dat u in 1994 in het Torentje wel degelijk tegen mij hebt gezegd dat u mijn zaak had onderzocht en tot de conclusie was gekomen, dat ik veertig jaar geleden een rode kaart (van Luns) had opgelopen en die nooit meer
| |
zou kwijtraken. ‘Daar zult u mee moeten leven’, zei u letterlijk.
Indien u naar waarheid - en tegenover uw God - dit zou hebben bevestigd, dan was mijn affaire tegen de Staat vandaag misschien zelfs reeds opgelost en afgelopen. Maar u verkoos te liegen, of om het zachter te zeggen, u verkoos het zich niet te herinneren. Op verzoek van de zogenaamde landsadvocaat (een door de Staat ingehuurde crook die mij met leugens en bedrog probeert tegen te houden) zinnetjes te uiten als ‘zo pregnant heb ik het niet gezegd’. Zo pregnant zei u het nu juist wel.
Wat ik in Persona non grata berichtte, ook ten aanzien van het Van Roijen-incident in Jakarta (wat de heer Kooijmans zich niet meer kan herinneren, de grote voorvechter voor mensenrechten overal ter wereld, behalve voor deze Nederlander) was de waarheid. Dit incident naar waarheid weergeven had voldoende kunnen zijn, mijn recht er eindelijk door te drukken.
Heb zeer ambivalente gevoelens jegens u, omdat ik besef, dat u mij mee terugnam naar Zuid-Afrika en Indonesië. Ik weet nu na een recente ontmoeting met minister Ali Alatas, dat het niet verlenen van een visum voor de reis van Beatrix naar Jakarta vanuit Nederland werd aangezwengeld.
Ik denk dat ik u ernstig in overweging moet geven opnieuw te bekijken wat u onder ede hebt verklaard. Zelfs als u geen gelovig mens was, maar slechts waarde toekende aan gerechtigheid en eerlijkheid, als voormalig premier en cda-politicus, zou dit moeten gebeuren. U hebt iets goed te maken na uw eerste getuigenis. Ik wil u vragen dit te corrigeren.
Met een groet, Willem Oltmans.
|
|