De staat van bedrog
(1997)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd19 januari 1996Bezoek om 18.00 uur aan de residentie van ambassadeur J.B.S. Kadarisman in Wassenaar, voor een gesprek met hem en de op bezoek zijnde minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië, Ali Alatas.Ga naar voetnoot43 We arriveerden gelijkertijd aan Kerckeboschlaan 2, de minister en ambassadeur in een Mercedes, met zes motorrijders als escorte. Het gesprek van vijf kwartier dat volgde, liet niets aan duidelijkheid te wensen over. ‘Wij hadden inderdaad al een okee voor uw reis met koningin Beatrix gegeven,’ aldus minister Alatas, ‘maar toen kwam uw brochure via andere kanalen in handen van bepaalde instanties in Jakarta en toen kon u dus op het laatste moment toch niet mee.’Ga naar voetnoot44 ‘Ja,’ viel ambassadeur Kadarisman in de rede, ‘maar het initiatief tot het niet verlenen van een visum is uit Den Haag gekomen.’ ‘Inderdaad,’ aldus de minister, ‘maar uiteindelijk werd het besluit geen visum te geven aan beiden zijden genomen. Meestal duurt zo'n besluit een paar maanden.’ Ik antwoordde: ‘Maar er is al weer een halfjaar verstreken.’ Minister Alatas zei daarop: ‘Als toerist kunt u altijd komen en weer in het huis van Guruh Sukarno wonen, zoals alle toeristen uit Nederland. Als u maar eerst aan de ambassadeur meldt dat u gaat.’ | |
[pagina 40]
| |
‘Ja, want anders verdwijn ik alsnog van de aardbodem door een verdwaalde kogel.’ Deze opmerking veroorzaakte hilariteit. Na lang over en weer spreken maakten beiden heren duidelijk, dat de Indonesische overheid geen partij kon worden in mijn huidige geschil met de Nederlandse Staat. ‘U bent ook wel erg hard geweest in uw brochure’, aldus minister Alatas. ‘Daarvoor ben ik journalist’, zei ik. ‘Sedert 1970 en het doodtreiteren van Sukarno door het militaire regime van president Suharto heb ik altijd hetzelfde gezegd. Ik kan niet denken of handelen zoals Beatrix, Kok en Van Mierlo doen, alsof er nooit een bloedbad van honderdduizenden Indonesiërs is geweest, alsof er nooit concentratiekampen waren als op Buru, om niet te spreken van de eindeloze executies.’ Er viel een stilte. Ik vervolgde: ‘U ziet wat er in Zuid-Korea gebeurt. De generaals die daar jarenlang de bondgenoten van Washington waren, laten de Amerikanen gewoon aan hun lot over. Ze verschijnen een voor een voor de rechter voor wat zij op hun geweten hebben. Eens zal ook president Suharto door de geschiedenis worden achterhaald.’ Nieuwe stilte. Ik zei, ondanks alles, nog altijd een tweede interviewGa naar voetnoot45 met generaal Suharto te willen maken, omdat je als journalist te allen tijde open moet staan voor argumenten van hen met wie je het faliekant oneens bent. ‘Ik heb onlangs president Suharto gevraagd om u voor een gesprek te ontvangen. De president bleef heel rustig en zei, dat u te emotioneel was.’ ‘Er is na de coup van generaal Suharto ook het nodige gebeurd in Indonesië om emotioneel over te zijn’, antwoordde ik. Omdat zowel de minister als de ambassadeur uitstekend begrepen wat mij in Nederland sedert het Nieuw-Guinea-conflict uit de jaren vijftig en zestig is overkomen, en dit rechtstreeks met Indonesië te maken heeft gehad, bood minister Alatas aan tijdens zijn gesprek onder vier ogen met minister Van Mierlo, op maandag 21 januari, erop te wijzen dat misschien het moment is aangebroken om naar een modus vivendi toe te werken. ‘U kunt als ik ben vertrokken een bezoek brengen aan de ambassadeur, die u dan zal vertellen hoe het gesprek met Van Mierlo is verlopen’, aldus Alatas. Ik realiseerde me terdege, hoe bijzonder het was in dit stadium van mijn gevecht tegen de Staat, juist van deze zijde en op dit niveau, morele ondersteuning te krijgen. |
|