De staat van bedrog
(1997)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd19 december 1995Weinigen in dit land zullen beseffen hoe achterlijk het Openbaar Ministerie opereert bij het horen van getuigen. De rechter-commissaris, in dit geval mr. B.C. Punt, gebruikte gedurende mijn hele procedure de achterkant van afgedankte kaarten uit documentenbakken en noteert in snelschrift wat mijn getuigen te berde brengen. Soms duren de verklaringen een uur of langer en je moet dan maar hopen dat dit te-hooi-en-te-gras-werk van de edelachtbare weergeeft wat werd gezegd. Helaas is gebleken dat dit niet altijd het geval is. Maar bandopnamen maken is blijkbaar te duur. Oud-premier Lubbers arriveerde in gezelschap van de voormalige directeur van de rvd Hans van der Voet, met wie ik de afgelopen jaren de nodige onprettige ervaringen heb gehad. Ik citeer de heer Lubbers aan de hand van de weergave van B.C. Punt en de letterlijke tekst van het proces-verbaal, rol nummer 91.8214. Lubbers: ‘In 1994 heb ik een gesprek gehad met de heer Oltmans in het Torentje. Ik heb hem toen gezegd dat ik mij serieus verdiept had in zijn zaak.’ | |
[pagina 34]
| |
Ondanks die serieuze verdieping was de premier niet bekend met de nvj-berekening van mijn schade, door de Nederlandse Staat berokkend, van ruim 2,8 miljoen (volgens een berekening uit 1991, waarbij de rente niet in beschouwing werd genomen). Lubbers was verrast toen ik hem dit vertelde en riep Hans van der Voet binnen, die zei: ‘Ja, er bestaat zoiets’, maar hij kon de berekening niet vinden. De toenmalige premier vroeg mij hem diezelfde middag nog de nvj-schatting te faxen, wat ik heb gedaan. In goeden gemoede vroeg ik me af waarom de directeur van (let wel) de Rijksvoorlichtingsdienst Lubbers niet had voorgelicht over het bedrag dat mijn vakorganisatie in gedachten had. Lubbers: ‘Vervolgens wordt mij gevraagd of ik toen gezegd heb dat in de catechismus van Buitenlandse Zaken staat: “Weert Oltmans.” Ik geloof niet dat ik dat zo heb gezegd.’ Dat is een voorbeeld van geheugenverlies. De premier gebruikte in 1994 letterlijk juist die woorden. Vervolgens vertelde Lubbers de rechter dat hij pas na zijn reis met Kok en Kooijmans naar Zuid-Afrika in 1994Ga naar voetnoot39 zich door Hans van der Voet had laten ‘voorlichten’ over mijn zaak. Hij was bij deze Hans dus aan een uitstekend adres. ‘Ik heb zelf geen dossierstudie verricht en ook geen telegrammen gelezen’, aldus de oud-premier. Wel verklaarde hij mijn boek Persona non grata te hebben gelezen. Hierin was nota bene een fotokopietje opgenomen van de berekening in detail door de nvj uit 1991. Eveneens had Lubbers uit dit boek en andere geschriften van mij (o.a. VogelvrijGa naar voetnoot40) gehaald dat mijn zaak ‘onverkwikkelijk en weinig verheffend’ was. Om een voorbeeld te noemen: 12 februari 1992, toen ik nog ongehinderd in Zuid-Afrika woonde en de eerste honderden geheime stukken uit Den Haag in Johannesburg had ontvangen, schreef ik premier Lubbers een aangetekende brief over wat er was gebeurd. ‘In godsnaam laat u mijn dossier komen en kijkt u erin. Ik ben namelijk overtuigd dat u met één oogopslag zult beseffen dat na wat hier is gebeurd, de Staat er echt geen landsadvocaat bij hoeft te halen, want het détournement de pouvoir ligt onomstotelijk vast.’ Ik weet natuurlijk niet hoe Lubbers het Torentje runde, maar medewerkers als Hans van der Voet de kans geven eigen spelletjes te spelen zou mij in ieder geval niet zijn overkomen. Ik ‘ruik’ dit soort onraad van wankele heren. | |
[pagina 35]
| |
Lubbers zei verder: ‘Er is sprake van ruzie van hoge toon. Bij mensen van Buitenlandse Zaken en bij Oltmans gaan de schouders omhoog en gaan de haren strak staan als de naam Oltmans valt.’ Vervolgens vertelde de oud-premier hoe hij contact had opgenomen met ambtenaren van vier ministeries, te weten Algemene Zaken, Sociale Zaken, Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken, in een poging mij van de minimumuitkering der Amsterdamse sociale dienst naar de reguliere aow over te hevelen, een poging die strandde bij de opvolger van minister Bert de Vries, minister Ad Melkert (PvdA). Ook vermeldde de heer Lubbers dat hij in 1994 had voorgesteld dat ik honderdduizend gulden als genoegdoening ineens zou ontvangen, waar hij toen de opmerking bij maakte: ‘Dan kunt u een nieuwe vleugel kopen.’Ga naar voetnoot41 Einde verhaal Lubbers, als opgetekend - niet eens in stenografie - door mr. B.C. Punt. Ik wist dat de heer Lubbers de kool en de geit heeft willen sparen en in de verste verten niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. Ik bedankte hem keurig dat hij was gekomen en radio en televisie legden alles ten behoeve van luisteraars en kijkers vast - maar in werkelijkheid was de zoveelste schertsvertoning door de Haagse rechtszaal heen gegaan. Als ik aan die seance terugdenk ben ik de heer Lubbers zeer dankbaar dat hij is gekomen, maar waarom niet onder ede the truth and nothing but the truth vertellen? De heer Lubbers zei deze ochtend bijvoorbeeld dat hij nooit negatief over mij had gesproken. Stenograaf Punt had deze uitspraak maar overgeslagen hoewel die me van enig belang leek. Ik vroeg dus of deze woorden alsnog in het proces-verbaal konden worden opgenomen. Grote verwarring ontstond. De advocaat van de Staat herinnerde zich niet dat Lubbers dit had gezegd, en Lubbers zelf wist ook niet meer hoe een halfuur geleden de zin exact had geluid. Discussies volgden. Advocaat Vermeer kwam me bezorgd vragen of ik dit werkelijk wilde. Ik heb het maar laten zitten, maar dacht er het mijne van. Een bandopname zou alle twijfel hebben weggenomen, maar dit is de kruimelmonarchie. | |
[pagina 36]
| |
NRC Handelsblad had een keurig bericht: Bemiddelaar in zaak Oltmans tegen Staat | |
[pagina 37]
| |
Ben nogal geschokt door wat er vandaag gebeurde. Na de zitting rond oud-premier Lubbers lunchte ik met Ronald Frisart van het Haarlems Dagblad. We vervoegden ons vervolgens bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar ik eindelijk mijn bvd-dossiers zou mogen inzien. Er stonden opnieuw een tiental of meer journalisten en cameraploegen te wachten, maar hun bewegingsvrijheid werd belachelijke beperkingen opgelegd. Ik werd alleen naar een kamertje geleid, alwaar twee miezerige mapjes op me lagen te wachten. Een was gevuld met kranteknipsels die ik zelf ook bezit. Het andere was gevuld met zogenaamde documenten, sommige van drie regels per pagina. Het leek absoluut nergens op. Ik stond dan ook na drie minuten weer op en verliet het gebouw. Dat is dan de uitvoering van de Wet Openbaarheid van Bestuur door de minister van Binnenlandse Zaken, Hans Dijkstal, als onderdeel van een paars kabinet van en voor de mensen. Het anp vatte de idioterie als volgt samen: ONDERWERP | |
[pagina 38]
| |
‘'t Zijn hier nog veel grotere klootzakken dan ik dacht. Ik heb zelden zo'n bull-shit gezien als ze hier hebben geproduceerd. Er is onverwachts een derde advocaat op mijn zaak gesprongen: Ellen Pasman, specialiste in bestuursrecht en eveneens verbonden aan Höeker, Rueb & Doeleman. Hans Verploeg had hierop als commentaar, dat zij een agressieve juriste was en hij scheen te verwachten dat we binnen de kortste keren keet zouden krijgen. Haar inzet is overigens het type juridische bijstand dat ik na vier jaar dobberen met de nvj en mr. H.W.E. Vermeer meer dan uitstekend kan gebruiken. Zij zond reeds een concept voor een pittige brief aan minister Hans Dijkstal.Ga naar voetnoot42 |
|