ideeën van professor Arbatow over de Amerikaans-Russische betrekkingen voor een breder publiek toegankelijk zouden moeten worden gemaakt.
Ik legde een lijst aan van 150 eerste vragen en gaf deze aan professor Arbatow. Daarvóór had ik tal van Rusland-kenners in de Verenigde Staten bezocht, zowel aan de Nationale Academie voor Wetenschappen en de onderzoekscentra van Harvard en Stanford als insiders zoals de gebroeders Rostow, Paul Nitze, admiraal Elmo Zumwalt, generaal-majoor Keegan, Richard V. Allen en anderen. Professor Arbatow ging er eind 1979 mee akkoord dat we het boek zouden schrijven; we begonnen onmiddellijk. De gebeurtenissen in Iran en Afghanistan en de algehele verslechtering van de internationale situatie werden tot een belangrijk onderwerp van gesprek en voegden er nieuwe dimensies aan toe.
Niet al mijn vragen werden in dank afgenomen, maar professor Arbatow vatte ze welwillend op, omdat hij zeer goed begreep dat veel mensen in het Westen zich met deze vragen bezig hielden. Onze arbeid heeft bevestigd dat vreedzame coëxistentie mogelijk is. De werkzaamheden verliepen in een sfeer van wederzijds begrip en met de wens van beide partijen om het boek zo informatief mogelijk te maken.
Het manuscript werd voltooid in januari 1981. Er bestaat immers een vacuüm in de informatie uit Moskou. We zien onszelf zelden zoals anderen dat doen of zoals we werkelijk zijn. Daarom hoop ik dat dit verslag van de opvattingen van een vooraanstaande deskundige van de andere partij zal bijdragen tot een juister inzicht in de manier waarop de Verenigde Staten en het Westen in het algemeen gezien worden in de hoofdstad van de grootste natie ter wereld. Het is een onvolledige bijdrage, omdat er zoveel meer vragen bij de lezers zullen leven dan ik heb kunnen stellen; maar dit soort projecten is altijd aan bepaalde grenzen gebonden.
Terwijl ik aan het boek werkte, ontmoette ik in Moskou enkele stafleden van het Instituut voor de vs en Canada van de Academie van Wetenschappen. De samenwerking met hen verliep uitstekend en ik wil hen hierbij bedanken voor hun assistentie en steun.
New York, 31 januari 1981 - Willem Oltmans