| |
| |
| |
III
De Amerikaanse historicus Robert Darnton wees er in zijn Huizinga-lezing in de Pieterskerk in Leiden op, dat de wetenschapper wijs kan worden uit de wereld door zich bijvoorbeeld te verdiepen in twee disciplines: antropologie en folklore. ‘Dit pad,’ aldus Darnton, ‘loopt via de psycho-analyse. De analytici hebben volksvertellingen grondig doorgenomen, waarbij ze er verborgen symbolen, onbewuste en psychische motieven uitpikten. In feite echter zijn volksvertellingen historische documenten. Ze hebben zich gedurende vele eeuwen ontwikkeld en zijn in verschillende culturele tradities verschillende richtingen ingeslagen.’
De metamorfose van Claus van Duits burger-diplomaat naar volwaardige figurant in de Nederlandse volksvertelling rond het symbool van Oranje, zou voor hem gepaard gaan met een aantal psychische schokken. Hij voelde zich vanaf zijn intrede op ‘Drakensteyn’ een kunstmatige beroemdheid, een soort bijprodukt van de specifiek Nederlandse groepsfantasie, het Huis van Oranje. Hij vroeg zich wel eens af of hij nu warempel de personificatie aan het worden was van de onwerkelijke dromen van het Nederlandse publiek. Waar kwam deze behoefte vandaan om bij het wegvallen van het ouderlijk gezag zich coûte que coûte te blijven vasthouden aan een leidende figuur met een vermeend bijna goddelijk gezag? Waren de Nederlanders werkelijk de gevangenen van de Oranjefabel? De kinder-psycholoog Bruno Bettelheim heeft eens geschreven, dat sprookjes belangrijke boodschappen kunnen uitdragen naar de bewuste, voorbewuste en onbewuste ‘geest’, wanneer men het psycho-analytische model zou toepassen op de menselijke persoonlijkheid. Volgens Bettelheim voelt het kind intuïtief aan, dat al zijn de sprookjes dan niet echt of werkelijk, ze ook weer niet helemaal onwaar zijn. De wolf zal de grootmoeder niet met huid en haar hebben opgegeten, maar wat het sprookje beoogt is om in beeldspraak en in symbolische vorm de essentiële stappen uit te beelden, die nodig zijn voor het proces van groei naar volwassenheid en naar het bereiken van een onafhankelijk bestaan. De betekenis van sprookjes is duidelijk gericht op innerlijke ervaring en persoonlijke ontwikkeling.
Voor Claus was in de jaren zeventig het sprookje van Oranje een omgekeerde fabel: misschien werkelijkheid, maar tegelijkertijd
| |
| |
toch niet echt waar. Hij verdiepte zich wel eens in de vraag op welk moment illusies werkelijkheid worden en andersom. Zou het waar zijn, dat men na driehonderd jaar zwaaien met Oranjevlaggetjes de illusie als werkelijkheid gaat zien? Sigmund Freud heeft religieuze fabels eens omschreven als ‘de universele neurose, waar de mensheid van was bezeten’. Freud had echter met zekerheid aangenomen, dat de mensheid op den duur infantilismen en godenverering te boven zou komen. Eens zou men inzien, dat in contact komen met de werkelijkheid voorrang verdiende boven het zich verliezen in zelf-verlakkerij en steeds opnieuw herhaalde automatismen rond gepopulariseerde waanvoorstellingen. Zou Freuds stelling op den duur ook opgaan voor Oranje? Claus was niet slechts gehuwd met Beatrix. Hij woonde en leefde dag in dag uit naast een vrouw, die niet alleen heilig in het sprookje geloofde, maar bovendien de vleselijke personificatie van de collectieve Oranje-fabel was. Wanneer Freud gelijk zou krijgen en ook het Nederlandse publiek eens zou ontwaken uit het fata morgana van Oranje, zou dit wat Claus betrof beter vandaag dan morgen kunnen gebeuren. Hij antwoordde dan ook eens op de vraag van een journalist, dat indien het Nederlandse volk zou besluiten om het vorstenhuis af te schaffen, men ‘de Oranjes niet op de barricaden zou aantreffen voor het behoud van het geliefde symbool’.
Claus begon in de jaren zeventig steeds meer aan periodieke somberheid te lijden. Hij sprak een steeds groter deel van zijn psychische reserves aan bij het hanteren van wat hij in de grond van de zaak als een vrij onmogelijke positie beschouwde. Hij pleegde steeds meer roofbouw op zijn psyche.
Voor zijn gevoel werd doorlopend van hem verlangd, dat hij met overtuiging meedeed aan het opvoeren van een koningsspel, dat was gebaseerd op een neurotisch verhaal; een koningsverering, die een gezonde samenleving reeds jaren geleden te boven had moeten komen en die niet echt waar was, maar in ieder geval echt of waar moest lijken. Het was dus blijkbaar niet belangrijk of het om een vertoning ging. Het idool diende gewoon door dik en dun voor het volk gehandhaafd te blijven.
Wat echter in werkelijkheid in de jaren tussen 1965 en 1975 met prins Claus gebeurde was, dat hij ging lijden aan wat de psychiatrie een groeiende identiteitsverwarring noemt. Soms had hij last van slapeloosheid. Maar dan waren er ook weer langdurige perioden van betrekkelijke opgewektheid en zelfs levenslust.
Het centrale probleem was en bleef het met overtuiging vaststellen van een eigen plaats temidden van het Oranje-gebeuren. Tot
| |
| |
dusverre had zelfs de dijk van toegeschoven functies hem voor zijn gevoel eerder onmondig gemaakt. Claus voelde zich als een konings-marionet. Hij was immers opgegroeid als een man, die zijn eigen richting kon bepalen en, vooral, in zijn eigen onderhoud kon voorzien. Hij voelde zich na zijn toetreden tot het Nederlandse koningshuis onder een zekere vorm van curatele geplaatst. Voor privé-initiatieven en persoonlijke groei was nauwelijks meer ruimte. Hij diende zich op benauwende, welhaast verstikkende wijze te conformeren aan de bestaande blauwdrukken van ‘Drakensteyn’. Deze Oranje-handleidingen bezorgden hem niet alleen een gevoel van onmacht, maar zelfs een gevoel van ontmand te zijn. Niets van waar hij zich mee bezig hield woog op tegen één volwaardige, bij hem passende, op zijn bekwaamheden gebaseerde, volledige dagtaak.
Ook andere Europese koningshuizen kampen met dit soort problemen. De echtgenoot van koningin Margarethe van Denemarken, van huis uit een Franse graaf en nu genoemd prins Henrik, zit in een soortgelijk parket als Claus. Ook in het Deense vorstenhuwelijk doen zich spanningen voor. De nu 49-jarige Henrik liet zijn rooms-katholiek geloof schieten om de protestantse Margarethe te kunnen huwen. Prompt weigerde zijne heiligheid de paus hem in audiëntie te ontvangen. Deze commotie is vergelijkbaar met die aan het Nederlandse hof toen de protestantse Irene met de rooms-katholieke prins Hugo Carlos van Bourbon Parma in het huwelijk trad. Al deze ongeloofwaardige perikelen zijn uiteindelijk zonderlinge uitspattingen als gevolg van wat Freud ook reeds omschreef als ‘universele neurose’.
Maar voor prins Henrik van Denemarken was in 1983 eveneens de maat vol. Hij sprak zich toen openlijk uit ten aanzien van een van de grondoorzaken van zijn problemen. Tegen een journalist van een krant in Kopenhagen zei hij: ‘Ook al ontvang ik van mijn vrouw geld wanneer ik dat nodig heb, toch ervaar ik het als buitengewoon frustrerend, dat ik iemand ben zonder een onafhankelijk economisch bestaan.’
Prins Claus ontvangt tenminste uit de Nederlandse schatkist één miljoen per jaar. Prins Henrik van Denemarken krijgt officieel geen cent. Inmiddels heeft de Deense Raad voor de Industrie een fonds opgericht, dat de man van de koningin voortaan jaarlijks eveneens één miljoen belastingvrij zal bezorgen. Maar deze stroom van geld zal de wezenlijke problemen van prins Henrik niet werkelijk oplossen. Ook de Deense prins-gemaal ploetert
| |
| |
met het vestigen van een eigen identiteit als man naast de vrouw op de troon, precies als Claus.
Ook Claus jioe-jitzoede op zijn manier met de notie naast een vrouw te leven, die een mannentaak vervulde. De directe consequentie van de koninklijke positie van Beatrix was dan ook, dat zijn leven en zijn gedrag permanent op haar functie dienden te worden afgestemd. Voor prinsen als Claus en Henrik leverde dit psychische conflictmaterie op. Beiden waren zij op latere leeftijd in hoven van later regerende vorstinnen terecht gekomen. Of, zoals de Amerikanen het zeggen: ‘It is difficult to teach an old dog new tricks.’ Het zich aanpassen aan een situatie, die voor beide prinsen feitelijk de omgekeerde wereld betekende, eiste van beide heren een psychische salto mortale, waarvoor zij blijkbaar niet de geestelijke lenigheid bezaten.
Terwijl prins Claus er nog altijd niet in was geslaagd nauwkeurig vast te stellen waar het sprookje van Oranje eindigde en waar de dagelijkse werkelijkheid voor hem aanving, werd hij in het twaalfde jaar van zijn aanwezigheid in het koninkrijk overvallen door nieuwe, zijn psyche belastende, pijnlijke gebeurtenissen. In februari 1976 woedde het zogenaamde Lockheed-schandaal boven de hoofden van de koninklijke familie - en het gehele Nederlandse volk met hen. De consequentie hiervan was, dat het nationale symbool althans voorlopig ernstige averij opliep.
Z.K.H. prins Bernhard had steekpenningen aangenomen van de Amerikaanse oorlogsindustrie. Dit was enerzijds ten ene male onverenigbaar met zijn positie als echtgenoot van het staatshoofd (waaraan een royaal persoonlijk inkomen was verbonden) en anderzijds strookte dit optreden niet met zijn positie als inspecteur-generaal van de strijdkrachten. De man van Juliana, die eens had willen weglopen, was thans zelf ernstig in de knoei geraakt. Hij zou echter zowel de koningin als de kroonprinses pal achter zich weten te staan. De Oranjes trokken bij de Lockheed-affaire meer dan ooit één lijn.
Bernhard viel van zijn prinselijke piedestal, maar de zogenaamd wat zweverige, onduidelijke Juliana ontpopte zich als een brok graniet. Zij was in dit uur van nood meer ‘to the point’ dan ooit, onvermurwbaar en totaal aan de zijde van haar man, die meer door nonchalance dan door vooropgezette kwaadaardigheid in ernstige moeilijkheden was gekomen.
Op Beatrix had de Lockheed-affaire eveneens een desastreus ef- | |
| |
fect, met alle onmiddellijke ‘feedback’ ervan in de richting van prins Claus. Zoals gezegd, prins Bernhard was voor Beatrix altijd haar model, haar ideaalbeeld geweest. Wat nu gebeurde ervoer zij als een meer dan genante affaire voor alle Oranjes. Evenals bij het schandaal rond Greet Hofmans prijkte ook nu weer op nagenoeg alle prominente weekbladen in de wereld (de Duitse ‘Der Spiegel’ opnieuw voorop, onmiddellijk gevolgd door ‘Der Stern’, het Amerikaanse ‘Newsweek’, de Britse ‘Economist’ etc.) het portret van óf haar vader alleen óf van haar beide ouders. Volmaakt buiten zijn toedoen raakte Claus verwikkeld in een nieuw familiedrama, waarbij ditmaal vooral ook zijn vrouw emotioneel ten diepste was betrokken. Nu was het zijn beurt om te proberen haar op te vangen, wat veel van zijn krachten vergde. De spanningen binnen het Huis liepen zó hoog op, dat er tijden waren, dat de prinsessen elkaar aflosten, zodat er tenminste altijd één kind op Soestdijk was om de emoties aldaar te helpen opvangen. De psycho-sociale identiteit van prinses Beatrix leed zéér onder de Lockheed-affaire, met alle directe gevolgen daarvan voor de mentale stabiliteit van prins Claus.
De val van prins Bernhard, die al zijn militaire functies moest opgeven en zelfs een verbod kreeg opgelegd om nog uniformen te dragen, beschadigde in meer dan één opzicht, dat wat met een psychiatrische term wordt aangeduid als de ‘familie romance’ van de Oranjes. Sociale verplichtingen, ook tegenover andere koningshuizen, werden voorlopig verschoven.
In politiek Den Haag veroorzaakte Lockheed verontwaardiging en onrust. Juliana en Beatrix gaven de premier en bloc te kennen, dat koningin Juliana onmiddellijk zou aftreden indien er rond prins Bernhard justitiële problemen zouden rijzen en dat prinses Beatrix niet van plan was de troon te bestijgen wanneer haar vader eerst aan de schandpaal zou zijn genageld aan de hand van uit alle proporties getrokken informatie.
Joop den Uyl, ruimschoots gesouffleerd door de koningin en haar dochter, zou op behendige wijze een voor alle partijen acceptabele punt achter het incident gezet weten te krijgen. Dit uiteraard onder protest van linkse politieke kringen, die zich op ideologische gronden tegen de monarchie verzetten en nu hun kans schoon zagen het heengaan van het vorstenhuis te bespoedigen. Overigens speelde een deel van de pers in die dagen dikwijls een twijfelachtige rol. Iedere Nederlander weet, dat prins Bernhard zich vrijwel direct na zijn komst naar Nederland in 1936 met élan in het zakenleven had ingewerkt. In de veertig jaar, dat hij zich met de promotie van handel en industrie in het buitenland had
| |
| |
beziggehouden, had hij honderden miljoenen aan orders voor het Nederlandse bedrijfsleven in de wacht gesleept. De verontwaardiging over de Lockheed-zaak kende bij sommige media geen grenzen, terwijl toch iedereen ervan op de hoogte was welke vérstrekkende zaken prins Bernhard voor het koninkrijk heeft bevorderd of gesloten.
Ook díe kranten en tijdschriften, die prins Bernhard en zijn Atlantische benadering van de wereld in het verleden steeds hadden geroemd en opgehemeld, lieten hem nu plotseling vallen als een baksteen. Opeens werd de prins afgeschilderd als een willig werktuig van de Amerikaanse wapenindustrie.
In wezen is het echter absoluut niet ongebruikelijk, dat in de internationale zakenwereld commissies worden betaald voor het leggen van zakelijke contacten. Prins Bernhard probeerde eens een extra graantje mee te pikken, nadat hij zich jarenlang pro deo voor het bedrijfsleven had ingezet. Misschien was dat onvoorzichtig. En misschien zelfs onverstandig. Maar was het de gigantische rel waard, die er in politiek Den Haag over werd geschopt? Het was een feit, dat Hollandse zuinigheid een handelsmerk was van het Huis van Oranje. Wilhelmina was er berucht om, al moet worden gezegd, dat zij zich dermate verheugde over de komst van ‘Benno’ in 1936, dat zij voor haar aanstaande schoonzoon een Maybach sportauto aanschafte, oftewel de duurste wagen, die er op dit gebied in die dagen in de wereld te koop was.
Ook Juliana verwierf geen bekendheid door het op extravagante wijze in de portemonnee tasten. Om een voorbeeld te noemen: Er was voor het besproeien van de gazons van Soestdijk een extra stuk tuinslang nodig. De koningin besloot de aankoop zelf te gaan regelen. Zij nam de fiets en reed naar een bekend tuincentrum in de omgeving. Vervolgens werd geruime tijd gehakketakt over de prijs van een aan te schaffen stuk tuinslang.
Aan de andere kant is het bespottelijk om de Oranjes af te schilderen als één der gefortuneerdste families van de wereld. Het is waarschijnlijk dan ook waar, zoals prins Bernhard de pers bij herhaling verzekerde, dat er in Nederland gezinnen zijn, die een groter fortuin bezitten dan zijn vrouw en hij. Iets anders is of hij een dergelijk onderwerp überhaupt met de buitenwacht had behoren te bespreken.
In ieder geval staat vast, dat koningin Juliana niet de rijkste vrouw van de wereld is, zoals de titel luidt van een biografie, die William Hoffman over haar schreef en die in 1979 in de Verenigde Staten is verschenen. Hoffmans voorstelling van zaken in dezen raakte kant noch wal.
| |
| |
Een andere vraag, die niemand zich in die tumultueuze dagen in 1976 scheen te stellen, was waarom plotseling een aantal invloedrijke en vooraanstaande kopstukken in de westerse wereld (niet alléén in de VS, maar ook in Italië, Japan en Nederland) in discrediet werd gebracht. Bij ons viel prins Bernhard, maar in Japan verdween bijvoorbeeld premier Tanaka, die later werd opgevolgd door zijn minister van Defensie, Nakasone. Nakasone zou de eerste Japanse premier worden, die wél tegemoet wilde komen aan de wensen van Washington en de Amerikaanse oorlogsindustrie en bereid was de Japanse oorlogsinspanning snel op te voeren.
Lockheed volgde in de voetsporen van Watergate. Was het mogelijk, dat het hier niet ging om toevallige ontdekkingen, maar evenals toen om opzettelijke lekken? Iedereen wist immers toch, dat James McCord, die voor Nixon ging inbreken bij de Democraten in Watergate en die meer dan twintig jaar ervaring in de CIA had, alléén is gesnapt omdat het snode plan van binnenuit is verraden. Nixon zelf geeft trouwens steeds duidelijker te kennen, dat zijn val het gevolg is geweest van verraad. Zou iets dergelijks hebben gespeeld rond de Lockheed-miljoenen? Waren er machten aan het werk, die er op uit waren met Lockheed gelieerde personen, zoals prins Bernhard, ten val te brengen?
Terwijl het Lockheed-schandaal in februari 1976 nog het gesprek van de dag was, kwam ‘De Telegraaf’ met een nieuwe opzienbarende onthulling, die de Oranjes over de hele linie nog verder in verlegenheid bracht. In een exclusief bericht maakte het dagblad bekend, dat prins Bernhard in Parijs een vriendin had, Poupette (Pussy) Grinda, de dochter van een vooraanstaande chirurg uit Nice. Uit die vriendschap zou een dochter zijn geboren, Aleksei Le Jeune, die de naam had gekregen van Baron Le Jeune, met wie Pussy later zou zijn getrouwd.
Op zich is dit geen al te schokkend bericht en slechts een scabreus verhaal. Het is eerder een voortzetting van een traditie, waarin ook prins Hendrik hier en daar wel eens een steekje liet vallen. Men kan rustig stellen, dat in alle Europese families van goede naam en faam het verwekken van buitenechtelijke kinderen weinig andere reactie opwekt dan hier en daar het fronsen van een wenkbrauw.
Ik wist overigens reeds in 1970, dat Aleksei daadwerkelijk bestond, omdat zij op ‘Villa Rajada’ in het Zwitserse Gland aan het meer van Genève, speelde met Kartika, het dochtertje van de Indonesische president Sukarno uit het huwelijk met de Japanse
| |
| |
Dewi Sukarno. Ik wist ook, dat - bijvoorbeeld bij een picnic bij Baron Edmond de Rothschild - het meisje prins Bernhard in het openbaar aansprak met ‘papa’. Daarover verwonderde de Parijse society zich nauwelijks, omdat de liaison van de prins daar in brede kring bekend was en praktisch niet meer interessant werd gevonden.
Aleksei en Kartika zaten in Parijs lange tijd steeds in dezelfde klas, tot Dewi mij een keer niet zonder trots meedeelde, dat haar dochter was overgegaan en Aleksei was blijven zitten.
Toen echter dit geheim over Pussy Grinda via de berichtgeving van ‘De Telegraaf’ op straat was komen te liggen, was de chaos binnen de muren van ‘Soestdijk’ en ‘Drakensteyn’ compleet. Naar buiten toe had Joop den Uyl in de Lockheed-affaire het gezicht van de eerste familie van het land zoveel mogelijk gered, maar intern zat Oranje bepaald met nog meer brokken.
Terwijl men nog bezig was om op adem te komen, kondigde zich nog geen vier weken later een nieuwe, uitermate onverhoedse aanval op het Huis van Oranje aan, deze keer in nauwe samenwerking tussen ‘De Telegraaf’ en het Amerikaanse weekblad ‘Time’. Ditmaal waren Claus en Beatrix het mikpunt van het smijten met modder naar de koninklijke familie, die zich nauwelijks tegen dit soort roddelcampagnes kan verweren.
Nadat met de Lockheed-publikaties de indruk was gewekt, dat de Oranjes corrupt zouden zijn, werd nu op een gemene wijze geïnsinueerd, dat althans de kroonprinses van Nederland en haar echtgenoot communistische en Sovjet-sympathieën koesterden. De kop boven het in vele miljoenen exemplaren van het weekblad ‘Time’ over de hele wereld circulerende artikel luidde: ‘Het rose Huis van Oranje.’
In de tekst stond onder meer, dat Claus en Beatrix hartelijke betrekkingen onderhielden met de Sovjet-ambassadeur in Den Haag, Alexandr Romanov, en diens vrouw. Beatrix zou zich recentelijk op een officieel diner hebben laten ontvallen, dat zij niet begreep, waarom de berichtgeving over de USSR steeds de negatieve kanten van dat land belichtte. Claus werd verder afgeschilderd als een ‘rode Feldwebel’ en als om in te spelen op de toch al niet al te hartelijke betrekkingen tussen prins Bernhard en zijn schoonzoon, werd er aan toegevoegd, dat de Duitse vrienden van prins Bernhard deze beledigende en bovendien zéér ontoepasselijke bijnaam voor prins Claus hadden bedacht.
Claus en Beatrix waren niet alleen met stomheid geslagen, maar ook zéér pijnlijk getroffen. Zij lieten zich overigens niets aan de
| |
| |
smerige intriges van ‘De Telegraaf’ en ‘Time’ gelegen liggen en zouden hun hartelijke en vriendschappelijke betrekkingen met de Romanov's handhaven tot en met hun vertrek uit Nederland op 26 januari 1979. En terecht! Hetzelfde deden trouwens koningin Juliana en prins Bernhard.
Omdat zowel in ‘De Telegraaf’ als in ‘Time’ werd geschreven, dat ik als journalist, vermoedelijk in samenwerking met de Russische geheime dienst, de KGB, mij zou hebben ingespannen om ten koste van koningin Juliana prinses Beatrix op de troon te krijgen, had ik geen andere keuze dan om van ‘De Telegraaf’ een rectificatie te eisen - die onmiddellijk werd geplaatst - en van het weekblad ‘Time’ eveneens een genoegdoening te verlangen. Mijn advocaat diende om die reden in 1977 een klacht tegen ‘Time’ in bij het federale gerechtshof in Dallas, Texas.
Na vijf jaar procederen kon eindelijk de herkomst van het gewraakte artikel worden vastgesteld. De samenstellers waren nota bene twee bloedeigen Nederlandse journalisten, te weten Wibo van der Linde, toen van TROS Aktua TV en medewerker van ‘Time’ in Nederland, en de correspondent van ‘De Telegraaf’ in Genève, Robert Kroon, die eveneens voor ‘Time’ werkt. Kroon bleek de eigenlijke schrijver te zijn, terwijl Van de Linde het stuk had onderschreven en gesanctioneerd. Op 24 april 1981 werd een en ander onder ede voor het Amsterdamse gerechtshof vastgesteld. Ik stuurde de betrokken stukken ter inzage toe aan prins Claus, die mij op 10 juni 1981 hiervoor bedankte.
Ik had nu reeds vijf jaar vanuit privé-fondsen tegen ‘Time’ geprocedeerd. Van het proces bestonden al een duizend pagina's getuigenverklaringen en er waren disposities voor opgenomen. ‘Time’ had zelfs advocaten naar Amsterdam gestuurd om in mijn persoonlijke notities te snuffelen om na te gaan of ik betrekkingen onderhield met de KGB, die zogenaamd waren gericht tégen koningin Juliana en vóór prinses Beatrix. Nu moest ik tenslotte mijn poging opgeven om ‘Time’ tot een rectificatie te dwingen. Het Amerikaanse weekblad, dat ieder jaar honderden miljoenen guldens winst maakt, beschikt over een batterij advocaten, die niets anders doen dan het blad voortdurend beschermen tegen verontwaardigde mensen uit binnen- of buitenland, die op een of andere manier door onjuiste berichtgeving zijn gegriefd. Daar kon ik op den duur financieel niet meer tegen op.
Kroon en Van de Linde hadden zowel Claus en Beatrix als mij zonder meer belasterd. De koninklijke familie voelde zich door het TROS-Telegraaf team als gezegd beridiculiseerd en beledigd. Ze waren door twee landgenoten uit de pers voor het miljoenen- | |
| |
forum van ‘Time’-lezers geïntroduceerd als crypto-communisten. En passant werd ook de Sovjet-ambassadeur in Den Haag voorgesteld als een soort superspion, die zich bezig zou houden met stoken in het Nederlandse koningshuis. Tot op heden heeft niemand iets ondernomen om dit pakket leugens te rectificeren, ook de RVD niet.
De jaren tussen 1976 en 1981 zouden kunnen worden omschreven als de tweede en beslissende fase in het verblijf van Claus in Nederland. Hij had zich zo goed en zo kwaad als het ging door een nieuwe reeks ‘stress’-situaties heengewerkt. Zijn gevoel voor zelf-waardering was er echter, mede als gevolg van deze serie hoogst onaangename affaires, nauwelijks sterker door geworden. Het was dus te verwachten, dat er een moment van crisis op komst was.
De geestelijke vader van het stress-onderzoek, de Oostenrijker dr. Hans Selye, waarschuwde dat de mate waarin de geest en het lichaam van een patiënt uitgeput raken, in direct verband staat met het wegzinken in een depressie. Psychologische spanningen kunnen bovendien hormonale veranderingen teweeg brengen, waardoor ‘stress’ lichamelijke symptomen zou kunnen veroorzaken. Selye heeft het ontstaan en de ontwikkeling van het zogenaamde vechten-of-vluchten syndroom uitvoerig bestudeerd en beschreven.
Prins Claus bevond zich in de jaren 1976-1981 in een psychisch precaire situatie. Hij vocht nog steeds, alvorens uiteindelijk te vluchten. Hij knokte uit alle macht tegen soms sombere stemmingen en gevoelens van twijfel en wanhoop met betrekking tot de taken en plichten, die van hem werden verlangd. Ook binnen de familie werd er meer en meer gediscussieerd over de positie van het moderne koningshuis in Europa, Azië en Afrika. In Japan regeerde weliswaar de 125e keizer, maar aan de andere kant waren er in de wereld misschien nog slechts drie regerende koninginnen en negen koningen overgebleven. Was de monarchie, en de West-Europese constitutionele monarchie, een aflopende zaak? Ook toen het Zweedse parlement de plichten en taken van de koning tot louter representatieve functies terugbracht, werd hierover binnen het Huis van Oranje levendig van gedachten gewisseld.
De vraag die aan de orde kwam was: Wanneer het Nederlandse parlement een dergelijk besluit zou nemen, zou het dan nog zin hebben om met het opvoeren van de show door te gaan?
Een andere kwestie waar Claus zich mee bezig hield, was de vraag wanneer zijn vrouw de troon zou bestijgen. Wat zouden voor hem
| |
| |
dan de consequenties zijn? Tot 1980 had hij ondanks alles gefungeerd als Beatrix' voornaamste gesprekspartner. Hij deelde steeds actief in haar werk en zij bespraken hun werkzaamheden open en gedetailleerd met elkaar. Hij besefte terdege, dat zijn mogelijkheden om in haar arbeid te participeren tot een minimum zouden worden teruggebracht wanneer zijn vrouw eenmaal zou gaan regeren.
De koningin wordt nu eenmaal zorgvuldig afgeschermd door haar vaste ambtelijke raadgevers. Hare majesteit ligt feitelijk traditioneel onder een staatsrechtelijk cordon sanitaire, dat véél en véél moeilijker toegankelijk is voor de prins-gemaal dan men zich kan indenken of dan men misschien zou verwachten. Voor prins Bernhard was dat nooit een punt. Met zijn savoir-vivre en daarnaast zijn krachtige identiteit omzeilde hij als een psychische atleet alle mogelijke en onmogelijke klippen op zijn weg. Het was hem allang goed, dat hij zich niet met een kabinetscrisis hoefde te bemoeien of aanwezig moest zijn als drommen kamerleden de koningin adviezen kwamen brengen.
Claus daarentegen, die zich nauw betrokken voelde bij alles wat zijn vrouw aanging, voorzag dat hij, wanneer zij eenmaal koningin zou zijn geworden, gerede kans liep op een pijnlijke wijze buitengesloten te zullen worden bij het merendeel van haar werkzaamheden. Hij vreesde een verwijdering, die hem al tevoren verontrustte en die hij niet wenste en misschien ook niet aankon. Hij begreep dat het rijk volgens de letter van de wet door de koningin werd bestuurd, maar dat in de praktijk het meeste werk van de vorstin niet alleen door het ambtenarenkorps werd beslist, maar óók uitgevoerd. Desondanks bleven er enkele belangrijke taken over. Hare majesteit voerde nog één wezenlijke bestuursdaad uit, namelijk het aanwijzen van een formateur of een informateur bij het tot stand komen van een kabinet. Bij deze benoemingen beslist de vorstin alléén. Weliswaar ontvangt zij uitgebreid adviezen, maar de uiteindelijke beslissing is toch de hare. Koningin Wilhelmina was waarschijnlijk de laatste Oranje, die zich als puntje bij paaltje kwam, weinig aantrok van ministeriële adviezen. Zij deed een persoonlijke keuze en liet de galerij van adviseurs gewoon voor wat zij was.
Koningin Juliana ging bij kabinetsformaties uiterst zorgvuldig en strikt constitutioneel te werk. Zij heeft zelfs eens gezegd, zich bij het benoemen van een formateur of informateur te voelen als een onpartijdige trechter, waar alle raadgevingen invloeiden, waarna zij zich bij de uiteindelijke besluitvorming nimmer door persoonlijke voorkeuren of sympathieën liet leiden.
| |
| |
Later zou Claus van mening zijn, dat koningin Beatrix haar eerste twee kabinetten tot in de perfectie tot stand bracht, namelijk het tweede kabinet Van Agt en het eerste kabinet Lubbers. Hare majesteit legde het advies van de demissionaire premier Van Agt om professor Piet Steenkamp tot formateur te benoemen evenwel naast zich neer. In plaats daarvan vertrouwde zij de opdracht toe aan professor De Gaay Fortman senior. Ook politiek Den Haag is het erover eens, dat koningin Beatrix met veel verve en energie haar eerste twee kabinetten tot stand had gebracht en ook dat zij zich had opgesteld naar de letter van de regels van haar koninklijke rol.
Verder benoemt de koningin althans formeel rijksambtenaren en burgemeesters, die ook in haar naam worden bezoldigd. Verder is zij formeel voorzitter van de Raad van State, waaraan jaarlijks duizenden geschillen in de ambtelijke sfeer worden voorgelegd. Een voorbeeld hiervan uit de regeerperiode van Juliana is een conflict, dat in de Friese gemeente Weststellingwerf was gerezen over de aanleg van een nieuw LPG-tankstation. Het kardinale punt was of de installatie dichter dan vijfentwintig meter van een nabijgelegen woning mocht worden aangelegd. De ruzie liep zo hoog op, dat men zich tenslotte tot de Kroon, dus de Raad van State wendde. Na rijp beraad besliste deze toen, mede op milieu-hygiënische gronden, dat de garagehouder zijn pomp verder weg moest plaatsen.
Claus, die immers al in Moskou de mening had uitgesproken, dat de vrouw zich op de eerste plaats diende te wijden aan haar gezin, voorzag dat bij een eventuele troonsbestijging van Beatrix zijn gezin en het gezinsleven rond de drie prinsen verder uiteen zouden vallen. En hoe meer hij vertrouwd raakte met 's lands bestuursapparaat hoe groter zijn twijfels werden over de vraag of hij zelf ooit op betekenisvolle wijze deel zou kunnen uitmaken van dit proces. Hij vreesde, dat hij in de nabije toekomst steeds meer gereduceerd zou worden tot een soort ‘stand by’ echtgenoot, die grote moeite zou moeten doen om nog enige werkelijke aandacht te krijgen.
Persoonlijkheidsontwikkeling is een proces, dat een leven lang voortduurt. Het is een beweging binnen de totale machinerie van denken, voelen en handelen van de mens. Het is ook een proces in fasen. Iedere fase zal doorgaans een positieve en een negatieve component hebben. Afgezien van de schokken, die Claus na zijn entrée in het koninklijk had moeten verduren, voelde hij zich, mede als gevolg van zijn innerlijke onzekerheid en zijn gebrek aan een uitgebalanceerde eigen identiteit, nog altijd in zekere zin
| |
| |
buitengesloten, ook binnen het Huis van Oranje. Claus' persoonlijkheidsontwikkeling werd steeds meer overschaduwd door negatieve componenten.
Het werkelijke IK van prins Claus en zijn collectiviteit, het pseudo-podium van de hofhouding met alle daaraan verbonden onwerkelijke plichtplegingen, leefden in de jaren zeventig voortdurend op gespannen voet met elkaar. In de jaren tachtig zouden zij in een open oorlog met elkaar terecht komen. Het spelen van zijn rol, het steeds verder verwateren van wat ooit eens een koninklijke waardigheid had moeten voorstellen en het vervullen van de penibele taak om het mannelijk aanhangsel van een regerende vorstin te zijn, werden samen voor Claus steeds meer een buitengewoon geforceerde aangelegenheid. Met andere woorden, Sigmund Freuds voorspelling, dat de neurose van de fabel op den duur zou worden overwonnen, was bij Claus reeds in vervulling gegaan. Erger nog: Claus, die pas als volwassen man met de fabel werd geconfronteerd, had nooit met hart en ziel in het verhaal van Oranje geloofd.
Mythen vertolken sinds mensenheugenis het leven en de geschiedenis van de mens. Men denke hierbij aan de Gijsbrecht van Amstel, Faust, Hamlet, Don Quichot - maar ook aan het Huis van Oranje. De psychiater dr. C.J. Schuurman heeft eens op een bijzonder aspect van de mythevorming gewezen en gesproken over de uitwerking daarvan op de menselijke ziel. Enerzijds, zo meende hij, kan de zuivere mythe, zoals bijvoorbeeld de Parcival-legende, de mens begeleiden naar grotere bewustwording. Hier komt zijn analyse dus overeen met die van de eerder genoemde Bruno Bettelheim. Maar anderzijds, zo was Schuurman van mening, zal de mythe de elite het machtsmiddel aanreiken om vat te krijgen op de medemens. De Oranje-mythologie, zo zou men kunnen stellen, dient volgens deze redenering maximaal te worden uitgebuit teneinde de gevestigde orde in stand te houden.
De mythe van Oranje heeft het volk van Nederland driehonderd jaar lang in het gareel doen lopen, behoudens misschien enkele onderbrekingen waarin de republikeinse staatsvorm het ‘establishment’ had overgenomen. Voor de Nederlanders is de band met Oranje een onafscheidelijk deel geworden van het vaderlandse arche-type, samen met de kaasmarkt in Alkmaar of de Dom in Utrecht. Er is een soort oer-eenheid ontstaan tussen Nederland en Oranje. Wanneer men deze, om welke reden dan ook, plotseling zou verbreken, zou dit krachten kunnen vrijmaken, die waarschijnlijk niemand meer in de hand kan houden en waarvan
| |
| |
de gevolgen niet te overzien zouden zijn. Dit is althans de argumentatie van hen, die zich afvragen wat het alternatief voor het Huis van Oranje dan zou kunnen zijn.
Een biologisch feit blijft overigens, dat geen enkele Nederlander als Orangist wordt geboren. De liefde voor het koningshuis wordt niet van generatie op generatie genetisch doorgegeven. Nederlanders worden geprogrammeerd op aanhankelijkheid voor Oranje, inbegrepen de leden van het koninklijk huis zelve. Wanneer Beatrix niet vanaf de wieg op Soestdijk was gehersenspoeld, dat zij de kroonprinses van Oranje was, wanneer de fabel niet van buitenaf in haar zenuwstelsel was geprogrammeerd, zou zij een totaal ander mens zijn geworden. En dan zou zij ook niet aan de hand van de nog altijd opgeld doende vertelsels haar liefhebbende echtgenoot met haar geloof in Oranje tot wanhoop hebben gebracht.
Wat het leven van Claus ná 1965 zo diep tragisch heeft gemaakt, is dat hij zo zielsveel van Beatrix en zijn drie jongens is gaan houden. Maar om ongestoord en volmaakt van die affectie te kunnen genieten, moest hij eerst worden opgezadeld met de oer-navelstreng tussen Nederland en Oranje. Het volk verlangde van de nieuwbakken prins der Nederlanden, dat hij zich met verloochening van zijn reeds gevormde Zelf zou overgeven aan het opvoeren van een rol, die voor hem grotendeels een onwerkelijk gebeuren was. Zou daar op den duur niet iedereen zenuwpatiënt van worden?
Claus heeft te lang zijn eigen goden moeten tarten. Hij heeft zich te lang gedwongen bezig moeten houden met zaken, die hem geen stap verder brachten. Alle partijen, van Beatrix tot en met de massa van het Nederlandse volk, hebben - zich van geen enkel kwaad bewust - veel te lang van de prins verlangd, dat hij zich perfect inpaste in de Oranje verafgoderij, zonder zich te bekommeren om de psyche en de gemoedstoestand van de nieuwe prins-gemaal. Was het niet Blaise Pascal, die eens zei, dat het kwaad nimmer zo grondig en naar de letter wordt bedreven dan wanneer het met een rein geweten geschiedt?
De voorwaarden voor een depressie zijn dikwijls al aanwezig, terwijl de eigenlijke ontsporing nog enige tijd, soms zelfs een aantal jaren, op zich laat wachten. Gevoelens van agressie, diepe onvrede en van rebellie tegen de status quo zullen zich eerder naar binnen keren en zich op het Zelf richten. Het is eigenlijk een standaard afweermechanisme bij opkomende psychologische problemen. Een naderende depressie wordt zodoende zelden tijdig onderkend.
| |
| |
Vrijwel niemand, ook niet de familie op Soestdijk of in Duitsland, de zusters of de prinsessen was op de hoogte van de eenzame, heroïsche strijd, die werd gevoerd achter de bomen en heesters van de nu dicht beplante tuin van ‘Drakensteyn’ en die vooral ná 1976 steeds heviger werd.
Een uitzondering was misschien één grijzende dame in een flatgebouw in Baarn, die steeds weer duidelijk ontroerd raakte en soms tranen in de ogen kreeg wanneer de man van Beatrix ter sprake kwam. Zij zag de kroonprinses als een dierbare dochter, die lange tijd onder haar speciale hoede had gestaan. Zij kende en voelde het gevecht, dat door deze twee mensen, koningskinderen, werd gestreden. Haar diepe bezorgdheid sprak uit haar hele wezen gedurende die laatste jaren van haar leven.
Maar ook mejuffrouw Buring Boekhoudt wachtte zich ervoor zich te mengen in de man-vrouw relatie tussen Beatrix en Claus. Zij begreep, dat Claus Ego-problemen had gekregen in de geforceerde situatie waarin hij zich bevond. Zij begreep, dat hij het spoor inzake zijn zelfkennis bijster was geraakt in het labyrint van zieleroerselen, die waren voortgekomen uit de omschakeling van Bonn naar ‘Drakensteyn’. Zij vreesde dat het onvermijdelijk zou zijn, dat zijn oorspronkelijke inzicht in zijn Zelf zou vertroebelen onder de stroom van opgelegde en geheel nieuwe waarden en plichten en dat er een moment zou komen, waarop hij omtrent zijn eigen IK in het duister zou gaan tasten. Was de ware kiem van zijn oorspronkelijke Ego immers niet te vaak geraakt door voltreffers?
Wat ‘Miss B.B.’ misschien wel het meeste zorgen baarde, was dat de ware aard van de prinses - die zij als niet bevooroordeelde buitenstaandster, die de prinses van jongsafaan van nabij had zien opgroeien, wellicht beter kende dan wie ook in het koninkrijk - zelden of nooit naar buiten toe zichtbaar was. Zij vond het een uitermate onthutsende en trieste ervaring, dat het grote publiek Beatrix niet kende zoals zij werkelijk was.
‘Wanneer je op deze plaats bent geboren,’ zijn gevleugelde woorden geweest, die Beatrix zonder schroom of zelf-relativering heeft uitgesproken. Dit concept heeft zeer geleidelijk aan bezit genomen van haar psycho-sociale realiteit. Om het cru te zeggen: Beatrix begon de wereld enigermate te beschouwen vanuit het gezichtspunt: Ik in het koninklijk paleis en daarbuiten de rest van het Nederlandse volk.
Mejuffrouw Buring Boekhoudt had deze metamorfose bij de kroonprinses zich voornamelijk zien voltrekken tijdens haar Leidse studentenjaren. Ze maakte zich daar zorgen over. Ze zei
| |
| |
tegen mij: ‘Zo is Trix eigenlijk helemaal niet.’ Met andere woorden: Door de wisselwerking in het Leidse universiteitsmilieu begon prinses Beatrix signalen af te geven, die door de psychotherapie worden aangeduid met fantasieën van grandeur. Zij begon personen, die behoorden tot vorstenhuizen en de zogenaamde ‘upper ten’ inderdaad enigermate te categoriseren als ‘de familie’.
Het hele concept van ‘blauw’ bloed is uiteraard onzin. We weten uit de biologie immers, dat het bloed van alle mensen uit de wereld, rekening houdend met de bloedgroep die men heeft, onderling uitwisselbaar is. Vandaar dat antibiotica ongeacht ras of stand kunnen worden toegediend. Alle menselijke lichamen zitten biologisch gezien dan ook hetzelfde in elkaar en zelfs de hersens van baby's uit China, Chili of Nederland bestaan uit dezelfde bouwstoffen. Het is de conditionering, de codering van buitenaf, die later de verschillen tussen de mensen gaat bepalen. Onlangs zei de neuro-fysioloog José M.R. Delgado van het hersen-instituut Centro ‘Ramon y Cajal’ tijdens een ontmoeting op het koninklijk paleis in Madrid tegen koning Juan Carlos: ‘Sire, uw hersens en die van dit gezelschap zijn in wezen identiek. Wij allen beschikken over dezelfde drie pond roze-grijze brei in ons hoofd. Alleen ú hebt de hersens van een vorst, omdat de invulling en programmering van uw mentale activiteiten daarop gericht is geweest.’
De ijdele - of de grandiose - en op hoog aanzien ingestelde persoonlijkheid, de mens die zich duidelijk anders of zelfs verheven voelt boven de rest van het volk temidden waarvan hij of zij leeft, zal ook dikwijls inderdaad alom worden aangestaard, bewonderd of toegejuicht - met of zonder Oranje-vlaggetjes of Gouden Koets. Het gedrag van de menigte zal op den duur de zich boven anderen verheven voelende persoon doen gaan geloven, dat hij of zij ook inderdaad een uitverkorene is.
De psycho-historie spreekt dan van de koning of ‘grote leider’, die zich op den duur ‘voedt’ met de bewondering, adoratie en overvloedige bewijzen van aanhankelijkheid van de massa. De wisselwerking tussen de in het sprookje gelovende massa en de persoon aan de top, die de act moet opvoeren, die de fabel over de prins en de prinses die lang en gelukkig verder leefden, in stand moet houden, is in werkelijkheid precies die neurose, waar Sigmund Freud reeds een halve eeuw geleden over schreef in ‘Die Zukunft einer Illusion’.
Freud schreef over een burgerlijke juffrouw, die er van droomde eens met een prins van koninklijken bloede te zullen huwen. De
| |
| |
psycho-analyse rangschikte deze wensdroom zelfs onder de reële mogelijkheden. Maar, zo waarschuwde de Weense psychiater, het zal aanzienlijk minder waarschijnlijk zijn, dat er opnieuw een Messias op aarde zal neerdalen, die andermaal een gouden eeuw zal aankondigen. Freud maakte een scherp onderscheid tussen illusies en waanvoorstellingen. ‘Voorbeelden van illusies die op waarheid bleken te berusten,’ schreef hij, ‘zijn niet gemakkelijk te vinden, maar de illusie van de alchemist, dat alle metalen in goud zouden kunnen worden veranderd, zou er wel eens één van kunnen zijn.’ Hij vervolgde: ‘Om die reden noemen we een geloof (in Oranje; toevoeging W.O.) dan ook een illusie, wanneer het in vervulling doen gaan van een wens de voornaamste motivatie van die illusie is. Wanneer we ons aldus gedragen, veronachtzamen we de betrekking van de illusie tot de werkelijkheid, zoals de illusie zelf ook verder niet is te verifiëren.’
In de psychiatrie worden gevoelens van grandiositeit en het tot stand komen van depressies soms tegenover elkaar geplaatst. Het zijn dan ook extreme voorbeelden van derailleren, van het spoor bijster raken. Achter manifeste grandiositeit schuilt soms constante depressie en omgekeerd. Grandiositeit is ook dikwijls een afweermechanisme tegen depressie, terwijl de depressieve persoonlijkheid juist de werkelijke en diepgevoelde pijn over de beschadiging of het verlies van het Zelf probeert te verlichten of te compenseren.
Ik weet, dat mejuffrouw Buring Boekhoudt de Leidse invloeden en de sfeer van het daar heersende dames-studenten-milieu funest heeft gevonden voor Beatrix. Zij zag haar lievelings-prinses - want zij was immers ook lange tijd aangesteld als rectrice over Irene en Margriet - in sommige opzichten veranderen. Zij betreurde dit, ook omdat zij van mening was, dat Beatrix' toekomstige ‘onderdanen’ een vertekend en onjuist beeld zouden kunnen krijgen van het ware, zeer eenvoudige en authentiek-adellijke karakter van de kroonprinses. Om die reden geef ik hier dan ook een voorbeeld van hoe Beatrix werkelijk is.
Het gebeurde in Boedapest. Prins Claus was naar Hongarije gereisd om een bezoek te brengen aan de beroemde paardenfokkerijen, waar dat land bekend om is. Op de dag dat hij naar Nederland zou terugkeren, besloot de kroonprinses in één van haar spontane opwellingen haar man te gaan afhalen.
Bij haar aankomst werd zij opgewacht door de echtgenote van de toenmalige Nederlandse ambassadeur in Hongarije, Agnies Beelaerts van Blokland-Pauw van Wieldrecht. De ambassa- | |
| |
deursvrouw die, zoals zij mij heeft verteld, met personeelsgebrek had te kampen en bijvoorbeeld zelf boodschappen deed op de markt, beklaagde zich tegenover de prinses over het feit, dat zij tegen het middaguur een lunch moest serveren voor prins Claus en enkele Hongaarse heren en dat zij voor deze gelegenheid geen extra personeel had kunnen krijgen.
Voor Beatrix vertegenwoordigt een dergelijke situatie een ideale gelegenheid om in te grijpen. Naar het voorbeeld van haar moeder zal zij prompt alle decorum laten varen. Daarvoor moet zij zich echter wel op eigen terrein bevinden, zoals toen binnen de muren van harer majesteits ambassade in Boedapest, een waar paleis dat eens heeft toebehoord aan Hongaarse grootvorsten.
Omdat ambassades in het buitenland meestal beschikken over uniformen voor het ambassadepersoneel, stelde de kroonprinses voor om samen met haar vriendin Agnies op te treden als serveersters. Dolle pret. Alleen al de verkleedpartij in de zwarte jurkjes met witte schortjes en kapjes in het haar bezorgde de beide dames uitbundig plezier. Maar het allermerkwaardigste voorval kwam nog.
Toen prins Claus en het Hongaarse gezelschap wat verlaat op de ambassade arriveerden, stonden Beatrix en Agnies in de hal, geuniformeerd en wel, om de jassen aan te nemen. Claus herkende zijn vrouw aanvankelijk niet. Hij verwachtte niet en wist ook niet, dat Beatrix naar Boedapest zou komen om hem af te halen, laat staan dat hij bij de lunch door haar bediend zou worden. Op de Hongaren, die wat meer op gelijkheid zijn ingesteld, heeft het optreden van Beatrix die dag in Boedapest een onvergetelijke indruk gemaakt, dat staat vast.
Wie kent in dit land de koningin van bijvoorbeeld deze zijde? Werkelijke adel laat zich niet herkennen aan ijdelheid en show, maar aan alles wat juist Juliana's leven voor iedere Nederlander overduidelijk kenmerkte: onvervalste en oprechte eenvoud.
Soms wordt leden van koninklijke families het hoofd op hol gebracht. Zij worden - de gedachte is van de Rotterdamse rechtsdeskundige M. Kneepkens, die erover schreef in ‘NRC-Handelsblad’ - ‘als edelwild in natuurreservaten nagejaagd’. Kneepkens omschreef de aanhankelijkheid voor het Huis van Oranje van de zijde van de massa als dikwijls gelijkend op ‘bavianenliefde’. Hoe kan het ook anders als hele volksstammen zich psychisch blijven optrekken aan het theater rond het koningshuis? Wat er verder met de psyche van de ‘blauwbloeden’ gebeurt, zal jan en alleman een zorg zijn. Wanneer de koningin en haar familie er
| |
| |
maar voor zorgen, dat het volk zich iedere derde dinsdag van september kan vergapen aan de Gouden Koets, dan is het goed. Waar ‘Miss B.B.’ omtrent Beatrix grote zorgen over had, was dat de op grandeur gerichte persoonlijkheid leeft met de illusie niet alleen uitzonderlijke prestaties te moeten leveren, maar deze waar mogelijk ook inderdaad effectueert. Het konings-theater dreigt zodoende soms een tweede natuur te worden. De grandioos ingestelde persoonlijkheid krijgt een tweede IK, dat sterk verweven zal raken met ijdele en narcistische trekken van zelf-bewondering, van tot alles in staat zijn, in bepaalde gevallen zelfs van zelfoverschatting.
De zich boven anderen verheven voelende persoonlijkheid zal bovendien gedreven kunnen worden door een vorm van obsessie om datgene, wat moet worden uitgevoerd tot in de perfectie te doen. Moet iemand die zich verheven voelt boven anderen immers niet echt uitblinken? Wie anders is en op een andere plaats is geboren, moet ook echt nummer één zijn, moet het Duits beter uitspreken dan anderen, moet tonen tot betere prestaties in staat te zijn dan anderen. Dikwijls loopt parallel aan de genoemde vormen van grandiositeit ook een stille bewondering van eigen talenten, prestaties of bijzondere toewijding en moed.
Terugblikkend op de eerste vijftien jaar (1965-1980) van prins Claus' aanwezigheid aan het Nederlandse hof, hebben we een aantal tendensen in zijn tumultueuze leven vastgesteld. Het sprookje van ‘Drakensteyn’ zou gaandeweg de richting van een nachtmerrie opgaan. De vrouw van zijn dromen verloor onderweg veel van haar oorspronkelijke onbevangenheid en begon steeds meer toe te leven naar het moment, dat zij zelf een majesteit zou zijn.
Claus was voor zijn eigen gevoel nog altijd niet van de grond gekomen. Zijn Ego-situatie was steeds onduidelijker en verwarder geworden. De beschreven affaires en schandalen hadden hem nog meer in het defensief gedrongen. Claus holde naar een crisissituatie toe. En in die penibele toestand zorgde zijn schoonmoeder toch nog voor een vroegtijdige, voor hem hoogst onaangename verrassing.
|
|