| |
| |
| |
IV
Het leek wel een sprookje uit Moeder de Gans, maar het was werkelijkheid. Koningin Juliana schonk haar oudste dochter op haar 42e verjaardag, 31 januari 1980, de troon. Dat was een cadeautje, dat je maar één keer in je leven krijgt. De meeste mensen zouden ervoor tekenen, indien zij het niet hoefden aan te nemen. Maar van de veertien miljoen Nederlanders was juist Beatrix de enige, die hierin geen keuze mocht hebben. Zij móest. Althans, zij was zorgvuldig geconditioneerd om er diep van overtuigd te zijn, dat dit dus haar door God opgelegde plicht was.
Op 30 april 1980 zou de kroonprinses in de Nieuwe Kerk te Amsterdam de eed op de Grondwet afleggen, zoals voor haar koning Willem I in 1815, koning Willem II in 1840, koning Willem III in 1849 (in 1890 werd het ambt overgenomen door koningin Emma als regentesse), koningin Wilhelmina in 1898 en koningin Juliana in 1948. Het leek er trouwens op, dat men had gewacht tot het moment van voltooiing van de restauratie van Huis ten Bosch, waar Beatrix en Claus zouden gaan wonen. Het paste in Beatrix' opvatting over het uitvoeren van haar koninklijke taken om Den Haag wederom tot residentie te verheffen. Kosten noch moeiten werden voor dit doel gespaard. Uit de staatskas werden enkele honderden miljoenen gereserveerd om Huis ten Bosch te restaureren. Ook Paleis Noordeinde werd in de oorspronkelijke luister hersteld om dienst te kunnen doen als werkpaleis voor de nieuwe koningin.
Het aftreden van Juliana liet menige Nederlander niet onbewogen. Toen de 71-jarige koningin er in haar korte televisietoespraak met betraande ogen op wees - ware het niet voor de camera's van de NOS geweest, dan zou haar lieve hondje tijdens die historische rede bij haar op schoot hebben gezeten - dat zich in het leven van ieder mens een moment voordoet, dat men zich realiseert, dat de krachten afnemen, was iedere TV-kijker geroerd. Koningin Juliana kan met recht een vrouw worden genoemd, die met haar nobele eenvoud de harten van de mensen had gewonnen. Trouwens, wanneer men haar op haar 75e verjaardag met een kleinkind in een kermiswagentje ziet ronddarren, kan men stellen, dat deze Oranje bovendien over een ijzersterk gestel beschikt.
| |
| |
‘Al wat ik ná mijn aftreden wil vragen,’ sprak koningin Juliana, ‘is uw steun en vertrouwen te geven aan de nieuwe koningin.’ Zuiverder en soberder kon het haast niet.
Ruud Lubbers, de toenmalige fractievoorzitter van het CDA, verklaarde in een reactie: ‘Respect, dankbaarheid, heimwee, nu al, en vertrouwen: die gevoelens komen op bij de verklaring van koningin Juliana.’
In het parlement verklaarde het socialistische kamerlid J.J. Voogd, één van de negen kamerleden, die in 1965 hadden geweigerd goedkeuring te verlenen aan het huwelijk van prinses Beatrix met Claus von Amsberg, dat hij er nu, in 1980, ‘geen enkele moeite mee had’ dat Beatrix koningin werd. ‘Claus,’ zei hij, ‘heeft er sedertdien alles aan gedaan om zich goed in de Nederlandse samenleving te integreren. Het probleem van toen is een gepasseerd station.’
‘Mensen die bekwaam en tegelijk aardig zijn,’ schreef ‘De Volkskrant’ in die dagen, ‘zijn in het openbare leven altijd lastig te missen. De opvolging zal geen gemakkelijke worden. Onwillekeurig wordt altijd getoetst aan de voorafgaande periode en hoe succesvoller die was, des te hoger zijn de eisen. Prinses Beatrix erft met de troon ook een politieke en staatsrechtelijke structuur rond de monarchie, die in toenemende mate slijtplekken vertoont. De problemen rond de monarchie zijn een uitvloeisel van een maatschappelijke ontwikkeling. Juliana heeft ze allerminst vergroot, laat staan veroorzaakt.’ ‘De Volkskrant’ signaleerde gewoon, net als menig ander in het koninkrijk, dat de Oranjetraditie gezien de gewijzigde sociaal-culturele verhoudingen in de samenleving voor veel mensen een andere betekenis had gekregen dan zij honderd, tweehonderd of driehonderd jaar geleden zou kunnen hebben gehad.
In ieder geval had Nederland na honderd jaar voor het eerst weer een kroonprins van Oranje. Volgens een in die dagen gehouden opiniepeiling was nog steeds 89% van alle Nederlanders van mening, dat het land een koninklijk moest blijven.
De commentaren, die nu werden geschreven, nadat Claus vijftien jaar in Nederland was geweest, stonden in schrille tegenstelling met die uit 1965. De teneur was nu geheel anders. Na de bekendmaking van haar troonsafstand door koningin Juliana schreef ‘NRC-Handelsblad’ bijvoorbeeld: Het allerknapste van Beatrix is, dat zij Claus heeft gekozen. Hij biedt haar dingen, die zij niet heeft. Een ongelooflijk verstandige man, een haarscherpe analyticus, koel. De beste beschermengel van het Huis van Oranje. Hij heeft veel nagedacht en is zeer bescheiden in het geven van een
| |
| |
opinie. Beatrix zal gauwer zeggen wat zij ergens van vindt. Zij is dan van: dat regelen we wel even. Hij is ervoor, dat alles puntgaaf gebeurt. Als Beatrix ergens van is overtuigd, moet het ook gebeuren en dan neemt ze wel eens te weinig tijd om er over na te denken. Zij is een actievrouw. Hij is een filosoof.’
De overgrote meerderheid van de Nederlanders was van mening, dat de monarchie moest blijven voortbestaan. Er was echter ook een zéér gedecideerde en luidruchtige minderheid, die er heel anders over dacht en die ervoor zou zorgen, dat de kroningsdag van Beatrix een nare, bloederige, traangasachtige aangelegenheid zou worden, waarbij meer dan honderd gewonden zouden vallen, waarvan velen er vrij ernstig aan toe waren.
Bernhard, Juliana, Claus en Beatrix verschenen op de ochtend van de dertigste april op het balkon van het Paleis op de Dam. Ondanks uitvoerige veiligheidsmaatregelen en het opstellen van drommen mensen aan wier orangistische gezindheid niet kon worden getwijfeld, zou deze klakkeloos herhaalde traditie uit de hand lopen. Nadat Juliana de nieuwe koningin aan het publiek had voorgesteld, sprak Beatrix de volgende woorden:
‘U zult begrijpen, dat ik de behoefte heb mij eerst te richten tot mijn moeder. Lieve moeder. In de bijna 32 jaar, dat U onze koningin bent geweest, hebt U zich ten dienste gesteld van Uw medemens. (Beatrix vermeed de achterhaalde term “ten dienste gesteld van Uw onderdanen”. Dat was een vooruitgang.) U hebt daarmee de liefde verworven van ons allen. Diep dankbaar ben ik U, voor wat U, met vader naast U, in al die jaren voor ons land hebt gedaan. Ik kan alleen maar hopen, dat mij de kracht geschonken wordt om het koningsschap uit te oefenen op een manier, die in de lijn ligt van Uw wijsheid en Uw menselijkheid, op een manier, die U waardig is. U bent niet alleen mijn moeder. U bent ook mijn voorbeeld. Op de plaats waar U het eerst als koningin Juliana verscheen, roep ik U nu van harte toe: nog vele jaren van geluk en voldoening als prinses Juliana!’
‘Als Uw nieuwe koningin wil ik op dit moment maar enkele woorden zeggen. Met ernst heb ik mij voorbereid op deze zware taak en ik besef, dat er veel van mij gevraagd zal worden. Toch wil ik deze functie aanvaarden als een grote en mooie opdracht. Mijn uiterste best zal ik doen, om mij, met steun van mijn man, het vertrouwen waardig te tonen, dat velen mij vandaag schenken. Moge eendracht een basis zijn, waarop, ook in een moeilijke toekomst, onze samenleving in rijke verscheidenheid kan bloeien. Wat mij aan krachten is geschonken, zal ik aanwenden om die eendracht te bevorderen. Geen ander streven heb ik, dan
| |
| |
mij in te zetten voor U en voor ons hele volk, en het land te dienen. Leve Nederland.’
Toch was er op de Dam een aantal jongeren, die ‘boe’ riepen. Zij werden snel verwijderd. Zelfs tijdens de woorden van Juliana werd de orde dermate verstoord, dat zij om stilte moest verzoeken en zelfs meerdere malen. Dergelijke reacties vanuit het publiek waren in 1948, toen Wilhelmina bij haar troonsafstand samen met Juliana en Bernhard op het balkon verscheen, nog ondenkbaar. De tijden waren ingrijpender veranderd dan men zich misschien bewust was. Ik betwijfel of de balkonscène op de Dam bij de troonsbestijging van Willem Alexander in de 21e eeuw überhaupt zal kunnen worden opgevoerd.
Tijdens de kroningsplechtigheid in de Nieuwe Kerk waren grote delen van Amsterdam al in rep en roer. Bereden politie voerde met getrokken sabel charges uit. Ambulances reden af en aan. Sirenes loeiden. Auto's werden in brand gestoken. Straatstenen vlogen om de oren. Het was een pandemonium in de hoofdstad en dat op een dag, die bedoeld was als nationale feestdag. Ondanks vertwijfelde pogingen om een eeuwenoud ritueel overeind te houden, bleek de gewoonte toch aan luister te hebben verloren. De wereld verandert. Mensen veranderen en het is onontbeerlijk, dat tradities worden aangepast.
In Baarn volgde ‘Miss B.B.’ de kroning op de televisie. Tijdens het huwelijk van Beatrix en Claus was zij in de Nieuwe Kerk achter een pilaar neergezet, zodat zij nauwelijks iets van de plechtigheid had kunnen zien. Nu was zij bovendien reeds 87 jaar. Zij zei me steeds vurig te hopen, dat het haar gegeven zou zijn om haar kroon-leerling nog enige tijd op de troon te kunnen volgen.
Voor het nieuwe koningspaar zelf waren de relletjes rond de inhuldiging in 1980 een onheilspellend teken aan de wand. Er lag een donkere schaduw over de eerste dag van de regeerperiode van de nieuwe koningin van Nederland.
Nadat de rook in Amsterdam was opgetrokken en de feestroes was uitgeslapen, werd prins Claus teruggeworpen in de realiteit van zijn positie, die door het koningsschap van zijn vrouw nog verder was verslechterd. Zou zijn bewegingsvrijheid nu nog meer worden besnoeid en gekortwiekt? Zou hij nu helemaal worden gereduceerd tot een koninklijk ornament? Zijn zelf-realisatie zou alleen maar verder worden gestagneerd.
Als man van de kroonprinses was het Oranje-circuit min of meer een haalbare kaart gebleken. Opererend vanuit ‘Drakensteyn’ was er aanzienlijke speelruimte overgebleven om allerlei privé
| |
| |
dingen te doen, mensen te spreken of reizen te maken in verband met zaken die hem interesseerden. Ik noemde reeds de reis naar Hongarije, waar verder niemand van op de hoogte was. In de Lage Vuursche was er nog enigszins sprake van prinselijke ‘privacy’.
Dit veranderde allemaal drastisch nu zijn vrouw de regerende vorstin was geworden. Ook voor de kinderen zouden ingrijpende wijzigingen nodig zijn, mede in verband met hun veiligheid en de altijd aanwezige kans op kidnapping. Een voorbeeld: Beatrix reed eens van Soestdijk over de grote weg naar ‘Drakensteyn’. Een van de jongens zat achterin de wagen vervelend te doen, waarop ze hem uit de auto zette en naar ‘Drakensteyn’ liet lopen. Een prins van Oranje op weg naar huis, lopend langs een drukke autoweg. Voor dergelijke strafjes zou nu geen plaats meer zijn. Claus begon het koninklijke gedoe om hem heen steeds meer te ervaren als een soort psychische hogedrukketel, waarvan de deksel bij tijden zat vastgeroest. De gedachte, dat hij voortaan permanent op eieren moest lopen, maakte hem bij voorbaat neurasthenisch. De kleurloosheid van het prins-gemaalschap - althans formeel en naar de letter van zijn grondwettelijke positie - had op zijn persoonlijkheid een verstikkende invloed. Het was een vorm van onmondigheid, die aan psychische zelfdoding grensde.
De ziel van de mens is juist de branding van alle leven, een ontmoetingsveld van de aanwezige levenskrachten. De ziel van het individu is als een bruisende smeltkroes, waarin het eigenlijke levensproces van de hij of zij zich afspeelt. Op Claus begon het koninklijke regeer-circuit steeds moordender in te werken.
Hij had echter een moedige bondgenoot in Jan de Koning, de minister van Ontwikkelingssamenwerking. Nog voor de betrokken kamer-commissies uit het parlement of de leiders van de politieke partijen zich hierover hadden kunnen uitspreken, verklaarde de minister in een televisie-interview, dat hij geen enkele reden had en ook geen enkel overtuigend argument kende om prins Claus zijn adviseurschap op zijn ministerie te laten beëindigen nu zijn vrouw staatshoofd was geworden. Indertijd plaatsten het CDA en zelfs de liberalen namelijk vraagtekens bij het aanblijven van de prins op het ministerie. De christen-democraten lieten echter hun bezwaren varen nadat hun eigen minister zich duidelijk had uitgesproken ten faveure van het prinselijk adviseurschap.
Claus won dus in ieder geval deze slag om het behoud van een voor hem - en voor zijn zelf-respect - vitale functie, ondanks het feit dat zijn positie nog delicater was geworden dan voorheen. In
| |
| |
1981 zou de prins zijn eerste officiële buitenlandse reis gaan maken als echtgenoot van de koningin én als voorzitter van een regerings-delegatie. Het doel van de reis was India, het grootste niet-dictatoriaal geregeerde ontwikkelingsland ter wereld.
Kort voor het vertrek naar New Delhi had Claus in Scheveningen onder auspiciën van de buitenlandse persvereniging eerst nog een ontmoeting met journalisten. Hij hield een rede en merkte onder meer op, dat wanneer door bepaalde media het etiket ‘links’ op iemand is geplakt, het bijna niet meer mogelijk is om er nog vanaf te komen. Dat was een stigma, een brandmerk, dat je permanent bleef vervolgen, waar of niet waar. De prins doelde dus duidelijk op de publikaties in ‘Time’ en ‘De Telegraaf’, waarin het koningspaar als halve communisten was afgeschilderd.
Op de afzonderlijke vraag of hij zich een gelukkig mens voelde, gaf Claus een ontwijkend en macaber antwoord. ‘Ik bevind me in een bevoorrechte positie,’ zei hij, ‘maar ik maak me net als elke vader met jonge kinderen zorgen over de dreiging van een atoomoorlog en over de steeds groter wordende voedselschaarste in de wereld.’ Wie had een ander, een persoonlijker antwoord verwacht? Een prins van het koninkrijk der Nederlanden discussieert niet en plein publique over gevoelens, die de familie betreffen. Later zou deze noodzaak tot het geven van cliché-matige antwoorden tijdens therapeutische gesprekken worden gereconstrueerd. Bij iedere neurose illustreren de afweermechanismen de grondoorzaken van het psychische conflict. Een ontsporing tussen de vier polen van het innerlijke leven - te weten: het instinct, het geweten; de voor het individu in zijn leven belangrijke mensen; en de werkelijke wereld - zal via dergelijke uitwijkpogingen de ideeën, de gevoelens en de realiteit zodanig blijven vervormen en manipuleren, dat deze naar eigen inzicht op de omgeving kunnen worden afgestemd en toegepast. Door deze methode van naar persoonlijke smaak verwrongen gedachten en emoties te volgen, is een proces van zelfgenezing mogelijk, althans voor enige tijd. Sigmund Freud ontdekte al aan het eind van de vorige eeuw, dat gevoelens uit hun voegen konden raken om zich op andere manieren in de psyche te gaan roeren. Hij stelde vast, dat gevoelens en ideeën konden worden losgeweekt om te worden geënt op andere, meer neutrale houvasten. In Freuds tijd werden dergelijke opvattingen nog versleten voor kunstgrepen, soms zelfs voor vormen van hekserij. Later zouden concepten als projectie, sublimatie, overdracht en verdringing in brede kring worden geaccepteerd.
| |
| |
De reis van prins Claus naar India was dus om meer dan één reden voor hem van het grootste belang. In zekere zin was het een proef, een test om vast te stellen in welke hoedanigheid hij bepaalde taken, die zowel voor het koninklijk als voor hemzelf van bijzondere betekenis waren, zou kunnen blijven vervullen zonder net als zijn schoonvader bijna onherstelbare brokken te maken. Ik besloot dan ook naar India te reizen en kreeg van de Gemeenschappelijke Pers Dienst de opdracht om een verslag over de missie van prins Claus door te geven. India zou worden bezocht van 20 februari tot 4 maart 1981. Om voor mij onverklaarbare redenen was ik blijkbaar de enige journalist die meewilde.
De organisatoren in New Delhi zaten wat betreft het protocol met de handen in het haar. Kwam de prins als adviseur van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking? Was hij immers niet tegelijk de echtgenoot van het Nederlandse staatshoofd? En moest mevrouw Indira Gandhi nu een lunch of een diner voor hem geven? Er bestond een nerveuze onduidelijkheid over de exacte positie van de prins. Wanneer de Engelse prins Phillip naar India kwam, leverde dat geen enkele moeilijkheid op, want hij droeg duidelijk en alléén de pet van man van de Britse koningin.
De Indiase tegenspeler van prins Claus was de minister van Handel, Staal en Mijnen, Shri Pranab Mukherjee. Andere officiële besprekingen werden gevoerd met Shri R. Venkataraman, minister van Financiën, met Shri S.B. Chanan, minister van Onderwijs en Cultuur, met Shri Rao Birendra, minister van Landbouw, met Shri Charandit Chajana, minister van Industrie, en met Shri Narashima Rao, minister van Buitenlandse Zaken, om enkele van de Indiase autoriteiten te noemen. Het programma was druk bezet, zo niet overladen.
Enerzijds scheen de prins in zijn element. Toch leek hij me veranderd. Ik had hem enkele jaren niet meer gezien of ontmoet. Hij leek me formeler in zijn gedrag, stijver, haast plechtiger. Anderzijds scheen hij me onzekerder, teruggetrokkener. Zijn privé-secretaris, de heer Froger, was constant in zijn buurt. Ook mij was hij zéér behulpzaam, zij het op persoonlijke titel.
In New Delhi werd ten besluite een persconferentie gegeven. Een Indiase journalist vroeg de prins waarom hij en Nederland belangstelling hadden voor het verstrekken van ontwikkelingshulp: ‘Doet u dit met het oogmerk van het maken van winst?’
Claus: ‘Om te beginnen vind ik de idee van winst maken geen verkeerd of lelijk begrip. Maar naar mijn mening zullen de westerse landen op de eerste plaats moeten nagaan of onze plannen en voorstellen gunstige voorwaarden bieden voor de ontwikkelings- | |
| |
landen, die wij willen helpen.’ De prins wees er op, dat Nederland nummer twee was op de lijst van rijke landen, die ontwikkelingshulp verleenden, direct volgend op Zweden.
Even ontstond er een meningsverschil met professor F. van Dam, toentertijd onderdirecteur-generaal voor internationale samenwerking van het ministerie van Buitenlandse Zaken en thans verbonden aan het Internationale Monetaire Fonds in Washington. Wat me amuseerde was, dat het betreffende cijfer, dat prins Claus uit het hoofd had genoemd, ná raadpleging van de dossiers door Van Dam juist bleek te zijn.
Een ‘slip of the tongue’ leek mij de prinselijke reactie op een vraag van een andere Indiase journalist. Deze wilde weten hoe prins Claus in het ontwikkelingswerk verzeild was geraakt. Claus antwoordde zonder blikken of blozen: ‘Op basis van kennis van de vraagstukken.’ Hij corrigeerde zichzelf echter vrijwel onmiddellijk en vervolgde: ‘In werkelijkheid werk ik aan de hand van stringente constitutionele beperkingen. Toch ben ik van mening, dat men zich behoort bezig te houden met werkelijk belangrijke onderwerpen. De Nederlandse regering heeft mij nu deze kans gegeven. Ik doe dit speciale werk thans sedert twee jaar.’
Dit zegt iets over het karakter van Claus. Zijn eerste, spontane reactie - ‘op basis van kennis’ - vond hij direct al te aanmatigend. Hij trachtte vervolgens zijn verklaring af te zwakken. Ik lunchte diezelfde dag met Shri N.N. Desai, directeur voorlichting van het Indiase ministerie van Buitenlandse Zaken, mevrouw C. Muthamma, de Indiase ambassadrice in Den Haag, en enkele andere Indiase autoriteiten in het Taj Mahal Hotel in New Delhi, waar ook prins Claus verbleef. Unaniem was men van Indiase zijde vol lof over de wijze waarop prins Claus zich namens Nederland in New Delhi op alle niveaus had gepresenteerd. Mevrouw Gandhi sprak ik vrij uitgebreid vóór het bezoek van Claus; haar kon ik deze vraag niet meer stellen.
Wellicht is het juist en onontbeerlijk, dat ik hier aandacht wijd aan het feit, dat prins Claus als eerste Oranje als getuige heeft moeten optreden voor de rechtbank. Uit persberichten uit die dagen leek het alsof dit mijn toedoen was geweest, maar in tegenstelling tot deze voorstelling van zaken, ligt de verantwoordelijkheid voor dit onsmakelijke incident uitsluitend bij het ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna verder met ‘BZ’ aangeduid) en de opeenvolgende ministers van BZ. De verschijning van Claus voor de rechter is eigenlijk het gevolg van de sabotage van mijn journalistieke arbeid door BZ en zijn ministers.
| |
| |
Deze onwettige sabotage van mijn journalistieke activiteiten begon bij minister Luns en diens ministerie in 1957, toen ik vanuit Djakarta openlijk stelling koos in de kwestie Nieuw Guinea en het beleid van Luns omschreef als een ‘verloren zaak’. Dat was vijf jaar te vroeg, maar wél waar.
Luns zond de Binnenlandse Veiligheids Dienst naar de toenmalige hoofdredacties van de NRC, het Handelsblad en het Vaderland en ik werd door deze bladen onmiddellijk ontslagen als correspondent in Indonesië. Alléén door het weekblad Vrij Nederland bleef ik nog enige tijd drijvende, maar tenslotte ben ik in 1958 naar de VS geëmigreerd. Ik kreeg als journalist nergens meer een poot aan de grond. Met inschakeling van De Telegraaf beschuldigde de overheid mij van landverraderlijke activiteiten. Zelfs in de VS werd ik meteen al in 1958 achtervolgd. Ambassadeur J.H. van Roijen reisde nog in juni van dat jaar in opdracht van het ministerie van BZ naar New York om te proberen de president van mijn lezingenbureau, W. Colston Leigh, over te halen het met mij gesloten contract te vernietigen. De regering, de Nederlandse overheid dus, probeerde mij rechtstreeks brodeloos te maken. Ik mocht met mijn mening nergens aan het woord komen, ook in de VS niet.
In 1962 werd Nieuw Guinea alsnog overgedragen aan Soekarno en het beleid van Luns had gefaald. Maar een instructie van BZ aan alle Nederlandse vestigingen in het buitenland om mij geen enkele faciliteit als journalist te verlenen, bleef van kracht. Ze achtervolgde mij waar ik ging en saboteerde mijn journalistieke activiteiten.
Telkens opnieuw werd ik gedwarsboomd, bijvoorbeeld op het hoofdkwartier van de UNO. Voor BZ bleef ik onaanvaardbaar. Via de beroepsorganisatie, de Nederlandse Federatie van Journalisten, is daarop gedurende twintig jaar een permanente correspondentie van protesten en toezeggingen gevoerd: met Luns, met Van der Stoel, met Schmelzer en noem maar op. Er werd wel toegezegd, dat ik met rust zou worden gelaten, maar het tegendeel was waar.
Het is een feit, dat ik iedere keer wanneer Luns na het Nieuw Guinea-fiasco de geschiedenis probeerde te vervalsen en trachtte de schuld te schuiven op de inmiddels doodgeschoten president Kennedy en diens broer (nu zouden volgens Luns de Kennedy's Nederland hebben ‘verraden’) daartegen in het geweer kwam. Ook toen Luns ook nog eens werd benoemd tot secretaris-generaal van de NAVO, heb ik hier stelling tegen genomen en onder meer gevraagd om een parlementaire enquête
| |
| |
naar 's mans handel en wandel.
Dat nu, in 1981, met het bezoek van Claus aan India, opnieuw een rel in de maak was, lag niet aan mij, maar aan BZ. Dit ministerie had namelijk een conflict met de Indiase ambassadrice, mevrouw C. Muthamma, over het meereizen van een team van de KRO-televisie met Claus. De Indiase regering weigerde de KRO voor dit doel visa te verstrekken, wegens wat New Delhi beschouwde als ‘wangedrag’ van KRO-zijde tijdens eerdere reizen naar India. Toen BZ echter zodanige druk op de ambassade uitoefende, dat mevrouw Muthamma nauwelijks meer kon blijven weigeren - de man van hare majesteit de koningin was immers in het geding - verleende zij te elfder ure de KRO visa.
Tegen mij zei mevrouw Muthamma in die dagen: ‘Jij bent zojuist in India geweest (ik had een televisie-interview gemaakt met mevrouw Gandhi). Waarom ga je niet mee met Claus?’ Of dit een tegenzet was van de ambassadrice in verband met de KRO-affaire wist ik niet. Ik wist zelfs niet, dat Claus naar India ging. Ik nam dus contact op met BZ en het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking en kreeg aanvankelijk alle medewerking. Een dikke map materiaal werd mij toegezonden en niets wees erop, dat men in werkelijkheid had besloten mij niet in staat te stellen mijn werk te doen, eenmaal in India aangekomen zijnde. Ook op BZ wemelt het uiteraard nog van Luns-sympathisanten of althans van pover geïnformeerde heren, die geen benul hebben van de schade, die deze man het vaderland heeft berokkend met zijn verdraaiingen van de feiten.
Ik reisde - in tegenstelling tot het KRO-team, dat met de prins meemocht - op eigen gelegenheid naar New Delhi. Aldaar aangekomen gebeurde er reeds meteen iets ongewoons. Waar ambassadeur Leopold en zijn staf mij drie maanden eerder met gepaste reserve, maar verder behoorlijk hadden ontvangen, vroeg de zaakgelastigde nu wie ik was. Men deed of ik voor het eerst van mijn leven in India was. Ik zei naar India te zijn gekomen in speciale opdracht van de Gemeenschappelijke Pers Dienst, een combinatie van een dozijn Nederlandse dagbladen met een oplage van een miljoen exemplaren per dag. De ambassade antwoordde toen ik zei, dat ik voor de GPD werkte: ‘Is dat de Gereformeerde Pers?’
Ik begreep, dat Big Brother weer eens had toegeslagen en alarmeerde telefonisch Jan van Beek, mijn hoofdredacteur in Den Haag. Dit had enig resultaat, maar niet zoveel. Professor F. van Dam bleek na drie dagen bereid mij te woord te staan, maar gaf later toe mij in New Delhi niet méér te hebben verteld dan hij de
| |
| |
pers bij vertrek uit Nederland had toevertrouwd. Nog een voorbeeld. Prins Claus ging naar een universiteit om met studenten te spreken. Ik mocht niet mee. Ik kon trouwens nergens mee naar toe, want de ambassade weigerde mij het programma van de prins te geven. Professor Van Dam schoof dit programma onder de deur van mijn hotelkamer door op de dag dat Claus India verliet. De enige in het prinselijk gezelschap, die begreep wat er aan de hand was, was de heer Froger, de secretaris van de prins en thans consul-generaal in Houston in Texas. Hij gedroeg zich wellevend en correct en kwam overal met uitgestoken hand naar me toe. Hij ging zelfs zover rechtstreeks te zeggen, dat hij en prins Claus geheel buiten de affaire stonden en niet bij machte waren om aan de openlijke sabotage van de zijde van BZ iets te veranderen. Hij betreurde de gang van zaken. Uit beleefdheid wilde ik niet zeggen: ‘Maar prins Claus is toch de leider van de delegatie? Ik begrijp dit niet.’ Ik was er echter van overtuigd, dat Claus inderdaad buiten de affaire stond. Ambassadeur Leopold, die mij drie maanden tevoren zelfs had geadviseerd bij mevrouw Gandhi eens het onderwerp van de Indiase betrekkingen met de EEG aan te roeren, deed nu of hij niet wist wie ik was en liep verscheidene malen straal langs me heen. Zo zijn de manieren van de lintjesdragende heren van BZ tegenover een landgenoot, die al dertig jaar in de journalistiek werkzaam is, wanneer deze landgenoot meningen verkondigt (in de vijftiger en zestiger jaren) die in strijd zijn met de officiële politiek van een minister, die uiteindelijk bovendien ook nog eens bakzeil haalde in Indonesië.
Ik keerde met lege handen in Nederland terug. Ik had tien dagen voor niets in India gezeten. De Indiase autoriteiten en mevrouw Muthamma begrepen echter precies wat er gebeurde. De woordvoerder van het Indiase ministerie van Buitenlandse Zaken gaf voor mij, met enkele ambtenaren en mevrouw Muthamma een speciale lunch in het hotel waar Claus logeerde. Maar een werkelijke reportage heb ik dus nooit kunnen maken. De GPD rekende met mij af en maakte 180 gulden over voor telegramkosten.
Ik besprak met mijn raadsman, de deken van de Amsterdamse advocaten, H.M. Voetelink, wat mij te doen stond. Ik had immers minstens tienduizend gulden uitgegeven en er slechts 180 teruggekregen, dankzij de sabotage van BZ. Bovendien was het, ruim twintig jaar na het beëindigen van het Nieuw Guineaconflict, een onredelijke zaak, dat BZ onverminderd doorging met het onrechtmatig verhinderen van het uitvoeren van mijn journalistieke arbeid.
| |
| |
Voetelink spande, met gedeeltelijke steun van zowel de NVJ als de GPD, ook financieel, een kort geding aan tegen de Staat der Nederlanden, in casu het ministerie van Buitenlandse Zaken. En zo kwam het, dat prins Claus uiteindelijk onder ede is moeten komen getuigen in deze zaak, omdat hij als leider van de delegatie in laatste instantie verantwoordelijk mocht worden geacht voor de gang van zaken en voor het gedrag van de onder hem ressorterende ambtenaren in India. Dat was terecht het juridische standpunt van mr. Voetelink.
Claus sprak achter gesloten deuren zeer sympathiek en distantieerde zich geheel van de sabotage van BZ jegens mij. Ik ben in het bezit van zijn verklaring, doch het staat mij niet vrij deze te publiceren, althans niet nu.
Ná deze reis door India waren er tal van andere officiële verplichtingen, zoals in 1982 een buitengewoon geslaagd staatsbezoek van het koninklijk paar aan West-Duitsland, Claus' vaderland. Vrij gauw daarna stond een officiële reis naar de VS op de agenda. Het bezoek was bedoeld om luister bij te zetten aan het feit, dat Washington en Den Haag tweehonderd jaar diplomatieke betrekkingen hadden onderhouden.
Aan de vooravond van de reis naar de VS verleenden de koningin en de prins een interview aan Ferry Hoogendijk van ‘Elseviers Magazine’. Wat in dit vraaggesprek onmiddellijk opviel, waren de sterk Europees georiënteerde politieke inzichten van Beatrix. Zij beriep zich bijvoorbeeld op de ook in Moskou gerespecteerde voormalige Amerikaanse ambassadeur in de Sovjet Unie, George Kennan, een diplomaat, die al jarenlang zijn diepe bezorgdheid uitspreekt over de krankzinnige spiraal van de atoombewapening. ‘De heer Kennan,’ zei hare majesteit, ‘heeft goed verwoord waarover wij ons zorgen maken. Europa zou kunnen helpen bij het tot stand brengen van de dialoog tussen de twee supermachten.’
Kennan is een man, die juist in het conservatieve en op de koude oorlog gerichte Washington van Ronald Reagan diep wordt geminacht. Medewerkers van de president als Cap Weinberger (Defensie) en Shultz (Buitenlandse Zaken) verafschuwen zijn op de dialoog gerichte benadering van de betrekkingen met de Sovjet Unie. Volgens hen zou alléén militaire superioriteit de taal zijn, die het Kremlin zou verstaan.
Praktisch op weg naar Washington etaleerden Claus en Beatrix gevoelens van politieke en intellectuele sympathie voor deze man, die misschien één van de meest invloedrijke tegenstanders
| |
| |
van het Reagan-regiem was. Binnen enkele uren was de tekst van het koninklijke gesprek op het Witte Huis en het ministerie van Buitenlandse Zaken. De teneur van het interview zou Oranje beslist niet in dank worden afgenomen. In de ogen van sommigen in Washington bewees het gesprek met ‘Elseviers Magazine’, dat de reportage uit 1976 ‘Pink House of Orange’ in ‘Time’ misschien toch een kern van waarheid bevatte. Absurd, die veronderstelling en die interpretatie van de woorden van Beatrix, maar voor de regering-Reagan is deze trant van denken normaal.
Claus kwam in het interview in ‘Elseviers Magazine’ nauwelijks aan het woord. Hij wees op een ophanden zijnde ‘cultuurcrisis’ en legde het accent op de jeugd. ‘We zien juist nu een verschuiving optreden,’ aldus de prins. ‘Steeds meer mensen leggen minder nadruk op materiële welvaart. Men zoekt naar andere waarden in het leven. Het begrip welvaart is zeer relatief. Heel wat landen zijn behoorlijk welvarend, maar er bestaat nog altijd grote armoede. Veel mensen hebben de grootste moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. We moeten de rijkdom van het land niet overschatten, het hoeft beslist niet te betekenen dat iedere inwoner over voldoende middelen beschikt.’
Dertig antwoorden uit het vraaggesprek werden gegeven door koningin Beatrix en slechts vier door prins Claus. Dat was weer die ongelijkheid waar Claus gruwelijk het land aan had. Dát waren nu precies de momenten, waarop hij het onmiskenbare gevoel kreeg te verkeren in een positie, waarin hij beslist niet wilde zijn. Dat zijn vrouw als koningin moest figureren, soît, maar dat hij bij een gezamenlijk gesprek nauwelijks de gelegenheid kreeg om op zinvolle wijze ook eens iets te zeggen, ging hem te ver.
Het hoogtepunt van de reis naar de VS in het voorjaar van 1982 was ongetwijfeld de rede, die hare majesteit de koningin uitsprak in de gezamenlijke vergadering van het Congres. In de voetsporen van haar grootmoeder Wilhelmina en haar moeder Juliana besteeg ook Beatrix de beroemde katheder van het Capitool.
Hare majesteit waagde het om in het hol van de leeuw - en geheel in tegenstelling tot wat nu juist de regering Reagan in alle toonaarden betoogde - te pleiten voor ‘een evenwichtige, gecontroleerde vermindering van wederzijdse bewapening’. Zij vroeg direct en keihard eigenlijk ‘om vermindering van al die wapens die de beschaving zelve, ja alle leven op aarde bedreigen’. De koningin pleitte beslist niet voor Amerikaanse militaire superioriteit. Terwijl de regering Reagan een kruistocht tegen het rode gevaar, het Kremlin, ontketende en tegelijk sterke politieke en diploma- | |
| |
tiek druk uitoefende op de westerse bondgenoten om honderden Pershing II en kruisraketten op het oude continent geplaatst te krijgen, bestond de Nederlandse vorstin het om in het hart van de Amerikaanse natie openlijk te verklaren, dat het dringender dan ooit was, dat de mensheid de kernwapenrace terugdraaide. Dit was een vrij ongehoorde zaak voor de braintrust rond de Amerikaanse president, om van de reacties bij de inlichtingendiensten maar niet te spreken. Beatrix pleitte voor ontspanning, Reagan richtte zich op de koude oorlog.
Claus zat met harer majesteits ambassadeur, adjudant, ceremoniemeester, privé-secretaris en andere functionarissen in een aparte loge en luisterde droefgeestig naar het uitspreken van de rede voor het Congres door zijn vrouw. Hij kende de tekst. Zijn mijmering betrof zijn oudste zoon, Willem Alexander. Zou die jongen ooit eveneens dit spreekgestoelte bestijgen?
Weinig vervulde hem met zulke beklemmende gevoelens als de gedachten, die de toekomst van zijn zoons betroffen. Zij zouden nooit echt vrije mensen kunnen zijn, zoals hij zelf was geweest. Altijd zouden de ogen van de natie op hen zijn gericht, om van de roddelpers maar te zwijgen.
Claus gaf Beatrix groot gelijk, dat zij het onderwerp van een mogelijke atoomoorlog niet uit de weg ging en waarschuwde voor de waanzin van de bewapeningswedloop. Hij herinnerde zich een gesprek, dat hij nog onlangs had gevoerd met een hooggeplaatste buitenlandse specialist. Ook deze militair had met klem benadrukt, dat het onmogelijk was, dat onbeperkt atoomwapens konden worden geproduceerd zonder dat deze vroeg of laat zouden worden gebruikt.
Claus werd eigenlijk tijdens het aanhoren van de rede van Beatrix in Washington opnieuw overvallen door somberheid. Hij was van mening, dat hij op zijn 55e jaar in wezen zijn tijd zat te verdoen. De ogen van alle aanwezigen in de zaal waren op haar gericht. Wat was hij meer dan een aanhangsel van hare majesteit? Wanneer de koningin ergens werd verwelkomd, sloeg men Claus soms gewoon over, omdat veel Amerikanen nauwelijks waren geïnteresseerd in het feit, dat haar man ook was meegekomen. Andere keren werd hij aangezien voor iemand uit het gevolg, omdat hij plichtmatig altijd achter het staatshoofd liep.
Een applaus voor Beatrix deed hem opschrikken en tot de werkelijkheid terugkeren. Hij wist, dat van hem werd verlangd, dat hij ongeacht innerlijke emoties of verdriet onder géén beding ook maar één moment zijn representatieve taak voor de familie en het land uit het oog verloor.
| |
| |
Eerder al had het koninklijk paar een bezoek gebracht aan de National Press Club. Ook daar had Beatrix een rede gehouden. Wat de aanwezigen vooral was opgevallen was, dat de inhoud van de speech bepaald een andere toonzetting had gehad dan het vrije, meer directe vragenuurtje dat erop volgde. Opnieuw werd duidelijk, dat de teksten van de koningin, die waren geschreven onder ministeriële verantwoordelijkheid, ingrijpend verschilden van wat hare majesteit en prins Claus daarbuiten zeiden.
In de persclub werden dertig vragen gesteld. Minister Max van der Stoel was aanwezig om vragen met een directe politieke strekking mee te helpen beantwoorden, bijvoorbeeld over El Salvador, de Falkland-eilanden of over de buitenlandse politiek van de regering Reagan. ‘NRC-Handelsblad’ was van mening, dat de koningin zich ‘met veel elan en humor overeind had gehouden’. En wie haar kent verwacht ook niet anders.
Ook bij die ontmoeting had Claus er weer grotendeels voor spek en bonen bij gezeten. Hij kwam slechts eenmaal spontaan en op eigen initiatief aan bod, toen iemand de vraag stelde of de koningin inderdaad zo onafhankelijk en wilskrachtig was als werd verteld. Claus greep de microfoon en zei te kunnen getuigen, dat hare majesteit wel degelijk ‘tactvol, vriendelijk en teder’ kon zijn.
Claus had Beatrix in 1965 leren kennen toen zij 26 was. Hoe zij daarvóór was geweest, is hem ontgaan. ‘Miss B.B.’, de meest vertrouwde vriendin en begeleidster van de prinses, was steeds van mening, dat haar Leidse studententijd voor Beatrix een keerpunt is geweest. In Leiden verloor de prinses, in de wisselwerking met haar omgeving, een deel van haar oorspronkelijk eenvoudige en niet-geaffecteerde persoonlijkheid. Het was juist in Leiden, dat zich subtiele, maar waarneembare veranderingen voordeden in zowel het optreden naar binnen als naar buiten toe, die mejuffrouw Buring Boekhoudt enige zorgen baarden. Beatrix begon zich onder bepaalde omstandigheden een houding, een air aan te matigen, dat eigenlijk niet bij haar paste.
‘Miss B.B.’, die ik zelf 42 jaar van nabij heb gekend, had de gewoonte om mij van tijd tot tijd óf in een persoonlijk gesprek óf in een brief- en ik heb wel honderd brieven van haar gekregen - over bepaalde zaken onomwonden haar mening te geven. Dat gebeurde op zéér pedagogische wijze, altijd met veel affectie, maar wel recht voor zijn raap. Wanneer het zinnetje kwam ‘nu moet ik weer even je oude schoolfrik zijn, maar...’, dan wist ik, dat ik in de ogen van mijn bijzondere beschermvrouwe ergens een scheve schaats had gereden.
| |
| |
Eénmaal, nog niet zo lang geleden, trok zij een vergelijking tussen Beatrix en mij, want tenslotte waren wij de twee leerlingen, waar zij zich het diepst en het emotioneelst-en ongetwijfeld ook het langst - om had bekommerd. In 1964 (in Mexico, tijdens het staatsbezoek van koningin Juliana en prins Bernhard aan dat land) heeft prinses Beatrix me trouwens toevertrouwd hoezeer óók zij aan mejuffrouw Buring Boekhoudt gehecht was geraakt. ‘Jullie zijn eigenlijk allebei hetzelfde,’ aldus ‘Miss B.B.’, ‘jullie flappen er dikwijls te vlug uit wat jullie denken en daardoor komen jullie maar al te vaak in moeilijkheden. Het is een vorm van eerlijkheid, die je onder controle moet zien te brengen.’
Koningin Beatrix' openhartigheid is bijna spreekwoordelijk geworden. Het aantal anecdotes dienaangaande is vrijwel ongelimiteerd. Soms brengt dit ook politieke en diplomatieke complicaties met zich mee, zoals enige tijd geleden bij het bezoek van de Amerikaanse presidentskandidaat Jesse Jackson aan Huis ten Bosch. Tijdens de lunch sprak hare majesteit vrijuit haar voorkeur uit voor het beperken van de wapenwedloop en het voorlopig niet plaatsen van kruisraketten op Nederlandse bodem. De koningin ging ervan uit, dat Jackson zou begrijpen, dat hij geen ruchtbaarheid aan het gesprek mocht geven. De Amerikaan sprak echter met een journalist en het konijn kwam uit de hoed. De RVD moest maar weer met leugentjes om bestwil de zaak tegenspreken.
Claus had altijd gevreesd, dat Beatrix' toch nog steeds spontane aard, met daarbij gevoegd een flinke dosis ongeduld en zin voor perfectie, haar regelmatig parten zou gaan spelen wanneer ze eenmaal koningin zou zijn. Bovendien botste die kant van de persoonlijkheid van de kroonprinses vanaf 1965 ook met de veel ingetogener en bedachtzamer wijze van optreden van prins Claus, die iedere nieuwe situatie eerst op haar mérites beoordeelt en dat wat op hem afkomt over de hele linie weloverwogener en kalmer benadert. Per slot van rekening is hij ook twaalf jaar ouder dan zijn vrouw.
Een fraai voorbeeld van de wijze waarop prins Claus er geleidelijk aan in zou slagen het temperament van Beatrix in dit opzicht naar een lager pitje terug te draaien, werd gegeven aan het eind van de eerste reis naar de VS in 1982. Tijdens een persbijeenkomst werd aan de koningin gevraagd wat in Amerika de meeste indruk op haar had gemaakt. Onderling hadden Beatrix en Claus afgesproken elkaar bij moeilijke of belangrijke vragen eerst even te raadplegen. Zij overlegden dus fluisterend met elkaar. Daarop zei hare majesteit: ‘Wat op ons de meeste indruk heeft gemaakt,
| |
| |
is de Apollo-Soyuz koppeling van Amerikaanse en Sovjet-ruimteschepen,’ of woorden van die strekking.
Bij de huidige gespannen verhoudingen in de wereld was dit een subliem antwoord van het staatshoofd. Het was een perfect gecamoufleerde politieke mening, namelijk ‘Wij Beatrix, Koningin der Nederlanden, Bij de Gratie Gods etcetera’ zijn van mening, dat de wereldpolitiek behoord te worden beheerst door détente, door ontspanning, zoals symbolisch belichaamd in de historische en vriendschappelijke koppeling tussen Amerikaanse en Sovjet-ruimteschepen.
Zonder haar constitutionele verplichtingen geweld te hebben aangedaan, verkondigde koningin Beatrix ten overstaan van de wereld een duidelijk en onomwonden politiek standpunt. Dat was knap, bijzonder knap zelfs en er bestaat geen twijfel over, dat hier de invloed en het diplomatieke talent van prins Claus meespeelden. Alléén in het Washington van Ronald Reagan zou men de benadering van de wereld, zoals men die van koningin Beatrix had kunnen beluisteren, niet in dank aanvaarden.
De aanloop naar de uiteindelijke explosie van het najaar van 1982, waarbij Claus het vechten tegen de bierkaai opgaf en hulp inriep van de medische wetenschap, werd genomen toen koningin en prins die zomer een tweede reis naar de VS maakten voor een minder formeel werkbezoek. Over deze reis verscheen dan ook weinig informatie in de vaderlandse pers. Ook de kinderen waren meegegaan. Men richtte zich zoveel mogelijk op de privésfeer en wilde zo ongestoord mogelijk rondkijken.
‘De Telegraaf’, wier hoofdredactionele commentaren en kolommen van bepaalde medewerkers dichter liggen bij de benadering van de wereld door Ronald Reagan dan bij de zienswijzen van Beatrix en Claus, zond mejuffrouw Jos Hagers bij die tweede reis mee als speciale verslaggeefster. Hagers had haar dienstverband bij het ochtendblad voornamelijk te danken aan het opsporen van een, naar verluidt, buitenechtelijk kind van prins Hendrik. Zij verzekerde mij vooral te zijn meegegaan om nauwkeurig te letten op de handel en wandel van prins Claus. ‘Er zou in Amerika wel eens iets kunnen gebeuren.’ Er gebeurde niets. Zowel koningin en prins als mejuffrouw Hagers keerden terug en er verscheen geen letter in ‘De Telegraaf’, die op ‘onregelmatigheden’ wees. Toch had zich in het leven van prins Claus op een of andere wijze een schok, of misschien wel een aantal schokken, voorgedaan. Op 3 september werd hij voor een uitgebreid medisch onderzoek opgenomen in het Nijmeegse Radboud-ziekenhuis. ‘De medi- | |
| |
sche staf,’ schreef Jos Hagers in ‘De Telegraaf’, ‘wil er de komende dagen achterkomen wat prins Claus precies mankeert.’ Pieter van Vollenhoven zou voorlopig waar mogelijk de taken van de prins overnemen. Pieter en Margriet werden wel meer uit Apeldoorn gehaald om de taken van Oranje te helpen verlichten. Zo brachten zij laatst nog een officieel bezoek aan de Eskimo's in Alaska.
Eveneens op 3 september overleed in Baarn mejuffrouw Buring Boekhoudt. Toen ik enige dagen tevoren terugkeerde uit Cuba en haar in Baarn bezocht, begreep ik dat de 89-jarige dame zelf op een spoedig einde hoopte. Ik waarschuwde koningin Beatrix via de altijd behulpzame Gijs van der Wiel, ex-directeur van de RVD. Hare majesteit bevond zich in Afrika, maar zag kans een prachtige schaal met bloemen en een persoonlijke brief nog op tijd bij haar vertrouwelinge te krijgen.
Naast het bed van de overledene lagen 81 brieven van de koningin. Op verzoek van ‘Miss B.B.’ zijn deze verbrand. Hare majesteit merkte zelf in die dagen tegen een vriendin op, dat het heengaan van mejuffrouw Büring Boekhoudt voor haar ‘de afsluiting van haar jeugd’ betekende.
Op 6 september 1982 werd de verjaardag van prins Claus, ondanks de medische behandeling, als altijd gevierd in de familiekring op Huis ten Bosch, maar op 7 september keerde de prins terug naar het Radboud-ziekenhuis. Ook de moeder van prins Claus, mevrouw Gosta von Amsberg von dem Bussche-Haddenhausen, kwam uit Duitsland over. Intussen ging de koninklijke show verder. Hare majesteit sprak op 21 september als gebruikelijk de troonrede uit in de Ridderzaal in Den Haag.
Voor het eerst in de geschiedenis gebeurde het, dat een Oranje zich op beduidende wijze versprak in deze toespraak. Beatrix gebruikte op een gegeven moment ‘vrede en veiligheid’ in plaats van ‘vrede en vrijheid’, wat er eigenlijk stond. Het kabinet besloot naderhand toch maar om een correctie in de Staatscourant achterwege te laten.
Ook de begroting van het koningshuis werd die dag bekend gemaakt. In totaal zou f 29.277.000 voor de koninklijke familie worden uitgetrokken, waarvan f 16.297.000 was bestemd voor de salarissen van de 285 leden van de hofhouding. De koningin ontving verder een delegatie uit het parlement en zij deelde mee, dat prins Claus zich enige tijd zou moeten ontzien, maar dat er absoluut geen reden was tot ongerustheid.
Op 2 oktober 1982 volgde echter een nieuwe aankondiging. Prins Claus was onverwacht opgenomen in de Universiteitskliniek van
| |
| |
Bazel. Dit ziekenhuis geniet in de medische wereld bekendheid voor het behandelen van depressieve patiënten. De prins zou worden onderzocht door de geneesheer-directeur, professor dr. Paul Kielholz, en door professor dr. Raymond Battegay, een specialist in gedrags-therapie. De Bazelse kliniek genoot vooral bekendheid door behandelingsmethoden, die waren afgestemd op een pakket medicijnen, waarmee patiënten met psychische klachten werden behandeld. Hiermee was voorlopig een einde gekomen aan de werkzaamheden van de Nijmeegse zenuwarts professor dr. S.J. Nijdam.
Het was duidelijk dat de persoonlijkheid van prins Claus, na een verblijf van meer dan vijftien jaar aan het Nederlandse hof, was bezweken onder het gewicht van de van hem verlangde taken en plichten. Hij had een punt bereikt, waarop hij in totale onzekerheid verkeerde omtrent zijn zelfbeeld, over wie hij was, wie hij zou moeten zijn en welke weg hij de resterende jaren zou moeten bewandelen. Hij was in totale verwarring over zichzelf. Hij kon eigenlijk niets meer aan. Alles scheen hem een te grote opgave. Claus was in de herfst van 1982 met andere woorden ten einde raad.
Het is zéér wel mogelijk, dat de behandelende geneesheren prins Claus zelf het doel van zijn psychiatrische behandeling hebben laten bepalen. Wat wilde hij? Was het zijn wens om zijn oorspronkelijke IK terug in de rails te krijgen en terug te keren naar zijn levenssituatie van voor 1965? In dat geval zou hij Beatrix moeten verlaten en ook zijn kinderen moeten opgeven. Of wilde hij worden geholpen in die zin, dat hij depressievrij zijn rol als prins der Nederlanden naast zijn vrouw zou kunnen blijven opvoeren? Welke wandeling langs zijn depressieve symptomen wenste Claus te gaan om te komen tot een diagnose, die hem verder zou kunnen helpen? De psychiater kan immers wegen en methoden aangeven om de innerlijke wensen van de patiënt te helpen realiseren, nadat het uiteindelijke doel van de behandeling door de patiënt zelf is vastgesteld. Was Claus bereid de weg van de chemische therapie te gaan teneinde zijn vrouw en kinderen niet te verliezen en zou hij dan geleidelijk aan weer kunnen worden ingepast in zijn rol van prins der Nederlanden? Was dit wat de prins wilde? Vooral indien hij zijn zoons niet wilde verliezen had hij geen andere keuze.
Professor Kielholz kondigde al spoedig aan, dat zou worden getracht prins Claus na de gebruikelijke eerste rustperiode op te knappen met biologische middelen als vitaminepreparaten. Pas daarna zou worden begonnen met gedragstherapie, waarschijn- | |
| |
lijk gevolgd door een behandeling met hormonen. Kielholz deelde verder mee, dat hij de medicamenten liever toediende via een infuus dan door het geven van injecties. Waar het op neer kwam was, dat de prins via een chemische behandeling werd voorbereid op de eigenlijke psychotherapie.
De roddelbladen beleefden hoogtijdagen. Heel Oranje-minnend Nederland stoof naar de kiosken om de laatste nieuwtjes over de opnieuw in diepe zorgen gedompelde koninklijke familie in zich op te zuigen. In dit land doet zich namelijk het pathologische verschijnsel voor, dat dezelfde mensen, die enthousiast en schijnbaar oprecht voorgeven zielsveel te houden van de koningin en haar familie, tegelijkertijd alle mogelijke schandaalverhalen van de roddelpers over die toch al zo zwaar belaagde mensen letterlijk verzwelgen. Wekelijks worden onder het volk miljoenen van de meest sensationeel opgesmukte bladen verkocht aan mensen, die zelf menen te moeten worden gerekend tot de trouwe Oranje-klanten.
Voor de Oranjes zelf vertegenwoordigt deze deplorabele, schizofrene situatie een ware vloek. Hetzelfde geldt overigens voor leden van andere koningshuizen, soms zelfs voor filmsterren of beroemde sportlieden. Omdat werkelijke informatie over het doen en laten van koningen en prinsen schaars is en traditioneel slechts mondjesmaat wordt verstrekt, is er een levendig roddelcircuit ontstaan, een soort high society-industrie, die het volk tegen de klippen op van ‘nieuws’ voorziet, waar of niet waar, maar het brengt in ieder geval geld op. De vurigste Oranje-aanhangers helpen in feite de natuurlijke vijanden van het koningshuis financieren, doordat ze deze rotzooi kopen. De Orangisten helpen juist de roddelpers in het zadel te blijven, waardoor de meest wanstaltige produkten, die doorgaans zijn gebaseerd op achterklap en leugens, kunnen blijven verschijnen.
Het weekblad ‘Privé’ bijvoorbeeld produceerde op 23 oktober 1982 de volgende, misselijkmakende reportage. Verslaggeefster Karin Melis was er, tot grote vreugde van de redactie, in geslaagd om de ziekte van prins Claus nu eveneens op diens bejaarde moeder te betrekken. Nadat de Duitse roddelpers het bericht had verspreid, dat Claus een poging tot zelfmoord zou hebben gedaan, zou de 80-jarige dame in Hitzacker zijn ingestort. Een foto van haar villa werd bijgevoegd, met het onsmakelijke onderschrift: ‘... de inwoners van het plaatsje zijn bang, dat Frau von Amsberg verpietert.’ Dit genre journalistiek staat dan onder de fiere leiding van Henk van der Meijden, die kans ziet om zowel in ‘De Telegraaf’ als bij de TROS-televisie naam te maken als de meest ge- | |
| |
vierde journalist van Nederland. Wat de in roddel gespecialiseerde verslaggevers in werkelijkheid doen, is weinig meer dan drek scheppen.
Ondanks de bepaald ernstige ziekte van prins Claus arriveerde het koninklijk paar op 16 november 1982 met het fregat ‘De Ruyter’ op de Theems. Er zou volgens plan een staatsbezoek aan Groot-Brittannië worden gebracht. Claus had er, tegen het advies van de behandelende artsen in, zijn verblijf in Zwitserland voor onderbroken. Hij wilde zijn vrouw niet teleurstellen. En de koningin ging er ten onrechte van uit, dat haar man des te spoediger de oude zou zijn, wanneer hij zich weer helemaal aan het koninklijke métier ging wijden en de dingen van de dag hun normale loop zouden herkrijgen. Gevreesd moet worden, dat hare majesteit vooral in het begin van Claus' ontsporing de ernst van de situatie onvoldoende onder ogen zag.
Beatrix had zich in het bijzonder verheugd op het afscheidsdiner, dat zij de Britse koninklijke familie zou aanbieden in het paleis Hampton Court. Dit was gebouwd door koning Hendrik VIII en was indertijd ook bewoond geweest door haar voorvader stadhouder Willem III, die eens koning van Engeland was geweest. Wout Woltz, in die dagen correspondent van ‘NRC-Handelsblad’ in Londen, wees er trouwens toen op, dat de meeste staatshoofden die Engeland bezoeken een dank-u-wel banket geven in het Hotel Claridges. Het vijfhonderd jaar oude paleis was namelijk nauwelijks in een passende staat om de beide koninklijke families en hun gasten te ontvangen.
Dit betekende voor onze vorstin nauwelijks een hindernis. Hare majesteit had zich nu eenmaal in het hoofd gezet om daar het tegen-diner te geven en dus dienden de bezwaren met elan te worden weggewerkt. Er werden niet minder dan 73 lakeien uit Nederland naar Engeland overgebracht. Dertien van hen konden meevliegen in de koninklijke Friendship. De anderen namen de boot. Eveneens reed een convooi vrachtwagens naar Londen, volgeladen met Oranje-serviezen, Oranje-glazen, Oranje-bestek, tot en met Oranje-keukengerei toe. Voorts kwamen er tapijten en andere uit Huis ten Bosch afkomstige koninklijke ornamenten mee, die bij een dergelijk evenement niet gemist schijnen te kunnen worden. Het bericht over de stoet lakeien en de andere koninklijke bagage hoorde ik indertijd over de BBC en het klonk me ongeloofwaardig in de oren. Maar bij navraag bij de RVD bleek het nieuws op waarheid te berusten.
Voor prins Claus was het officiële uitstapje naar Londen en Buckingham Palace eigenlijk een hem terroriserende bezoeking.
| |
| |
Met zijn verbeten afkeer voor schijnvertoningen en dat wat voor hem een onheus en niet ter zake doend theater voorstelde, verbonden met de daarbij horende onacceptabele en misschien zelfs oneerlijke benadering van medemensen (wie die medemensen dan ook mochten zijn), betekende dit bezoek voor de prins een nieuwe martelgang en een verdere verslechtering van zijn conditie. Het blijft onbegrijpelijk, dat men reeds in november 1982 een dergelijk openbaar optreden van hem heeft verlangd.
Koningin Beatrix hield bovendien tijdens het tegen-diner in Hampton Court Palace een tafelrede, waarin zij behendig een verband wist te leggen tussen de zoon van kroonprins Charles en prinses Diana - die beiden aanwezig waren - en de Oranjes. De Britse koninklijke baby en toekomstige troonopvolger heet namelijk William, evenals de voorvaderen van Beatrix zelf. De koningin zei dan ook: ‘Nu de kleine prins Willem is genoemd, hoop ik, dat hij de wijsheid en het doorzettingsvermogen zal hebben, die ooit het sieraad waren van een man, die Brits koning en stadhouder van Holland was, maar bovenal een Europees staatsman.’ Eerder in deze reportage werd reeds gewezen op de irrelevantie van verre voorvaderen, laat staan van een genetische verbondenheid met stadhouder Willem III. Dergelijke verbanden bestaan hooguit op papier en hebben niets van doen met de werkelijkheid van het atoomtijdperk.
De ‘Telegraaf’-journalist H.F. van Loon berichtte vanuit Londen, dat prins Claus niet ‘de oude’ was. Hij zag er doorlopend afgetobt en vermoeid uit. Hij sprak nauwelijks hoorbaar. De lijnen in zijn gezicht hadden zich verscherpt. Tijdens de kranslegging bij het monument voor de onbekende soldaat keek hij verstard voor zich uit en balde zijn handen tot vuisten. Veel mensen, die de prins in die dagen observeerden, vermoedden dat hij leed aan de effecten van de toegediende medicijnen.
Op 30 november 1982 werd door de RVD bekend gemaakt, dat prins Claus op advies van zijn Nijmeegse psychiater, professor S.J. Nijdam, opnieuw naar Bazel was vertrokken om de daar begonnen medische behandeling en aansluitende gedragstherapie voort te zetten. Het was duidelijk, dat het voor 1983 geplande staatsbezoek aan Denemarken moest worden afgezegd. Het Londense experiment met de zieke prins was falikant mislukt.
Veel landgenoten begonnen de indruk te krijgen, dat er bovendien met prins Claus werd gesold. De voortdurende wisseling van ziekenhuizen (Nijmegen, Bazel, Breda) versterkten die indruk. De prins bleef duidelijk de afzondering prefereren boven het drukke gedoe van Huis ten Bosch. Is de psycho-sociale antithese
| |
| |
van intimiteit immers niet de isolatie, evenals de antithese van identiteit de identiteitscrisis is? De prins had gewoon tijd, veel tijd voor zichzelf nodig, om zijn gevoelens en soms hevige emoties over de situatie waarin hij en zijn gezin zich bevonden, te ontrafelen en voor zichzelf in een nieuw invoelbare samenhang te plaatsen.
Bij een mentale ontsporing zijn doorgaans de ingrediënten, die het voortbestaan van de patiënt moeten verzekeren en die de wil tot leven vertegenwoordigen, in verwarring geraakt. Wat nodig is, is hergroepering. Gevoelens en emoties zijn innerlijke richtlijnen, die essentieel zijn voor een normaal en evenwichtig bestaan. Gevoelens zijn ook instrumenten, die het ‘gezond verstand’ en de rationaliteit beïnvloeden en soms dus overmeesteren of buiten gevecht stellen. Wanneer dit gebeurt, vervreemdt de patiënt nog verder van zijn eigen leven.
Prins Claus had de therapeutische benadering bewust gekozen. Hij realiseerde zich terdege, dat zijn levensruimte permanent zou worden vergroot indien de behandeling zou slagen, zoals dat bij transcendente ervaringen gebeurt. In termen van de Amerikaanse psychiater Robert Jay Lifton: ‘Dan is het of de symbolen, waardoor de patiënt de werkelijkheid heeft gezien, zijn gereorganiseerd, zodat het verleden meer samenhang krijgt en de toekomst weer aantrekkelijker wordt.’
Terwijl Claus zich verdiepte in gesprekken met zijn artsen, therapeuten en psychiaters, zou er uit een totaal andere hoek langzaam een nieuwe storm gaan opsteken. Claus was zich al onmiddellijk na het einde van de tweede reis naar de VS in 1982 bewust van de mogelijkheid van een nieuw, misschien zelfs beslissend schandaal rond zijn persoon als prins-gemaal van de koningin.
Journalisten, onder wie mejuffrouw Hagers van ‘De Telegraaf’, hadden de RVD maandenlang belaagd met de meest onwaarschijnlijke en compromitterende vragen omtrent ‘een incident’ in New York, waardoor prins Claus betrokken zou zijn geweest bij een homoseksuele affaire. Blijkbaar had de roddelpers ergens vernomen, dat heren van middelbare leeftijd, die overgangsmoeilijkheden hebben soms depressief zijn en zich dan tot tijdelijke homoseksuele contacten laten verleiden. Een nieuwe jacht werd geopend. Wie was er homoseksueel in de omgeving van de koninklijke familie?
Al spoedig werd er wat gevonden. Mr. Frits Salomonson, die was verbonden aan de Amsterdamse rechtbank en die tevens juridisch adviseur was van koningin Beatrix en prins Claus, en behoorde
| |
| |
tot de persoonlijke vrienden van het koningspaar, zou in New York tijdens de tweede reis naar de VS in de zomer van 1982 met prins Claus in een incident verwikkeld zijn geraakt. Op mijn vraag aan een functionaris van de RVD of de heer Salomonson als homoseksueel kon worden beschouwd, kreeg ik als antwoord: ‘Hij schijnt inderdaad van de andere kunne te zijn.’
De roddelpers had een volmaakt in elkaar zittend scenario bedacht. Jos Hagers zeurde maandenlang bij de RVD of Claus homoseksueel was en of hij was betrokken bij een incident met de heer Salomonson. Het was de prins dus bekend, dat deze geruchten direct na de Amerikaanse reis de ronde deden en zijn plotselinge depressie en daarop volgende ziekte moeten in direct verband worden gebracht met die ‘rondwarende Indianenverhalen’, zoals Gijs van der Wiel de vragen van Hagers c.s. tegenover mij bestempelde.
Nadat Claus von Amsberg in 1965 was opgevoerd als een man, die min of meer stiekum bezig was de Nederlandse kroonprinses te kapen en nadat hij in 1976 door Wibo van de Linde en Robert Kroon was uitgemaakt voor ‘rode Feldwebel’ en cryptocommunist, was het nu de beurt aan de homoseksualiteit. Het was de psychische druppel, die bij Claus de emmer deed overlopen. Hij kon zich moeilijk tegen de valse beschuldigingen verweren, maar hij wist, dat hij ervan werd beschuldigd samen met Frits Salomonson naar homo-bars te zijn geweest. Er werd door Jos Hagers aan toegevoegd - voor ieder die het horen wilde - dat hare majesteit en prins Claus de ochtend ná de nacht dat hij niet was thuisgekomen in het openbaar een ruzie hadden gehad waar zij, Hagers, getuige van was geweest.
Vanaf september 1982, parallel lopend aan de ziekte van prins Claus, draaide de geruchtenmachine op volle toeren. Er werd een nieuw schandaal in scène gezet. Twee en twee zouden, zoals Blaise Pascal eens zei, weliswaar op vijf uitkomen, maar dergelijke uitkomsten zijn voor de schandaal-pers nog nooit een beletsel geweest. De prins was er dus goed van op de hoogte, dat men ná het mislukken van andere smerige beschuldigingen, thans had gegrepen naar vermeende afwijkingen in zijn seksueel gedrag. Is het een wonder, dat hij zich onder de omstandigheden nauwelijks meer in Nederland liet zien? Welke Nederlandse journalisten zouden deze keer een lafhartige aanval lanceren?
Gedurende de eerste maanden van 1983 kwam bij een gedeelte van de pers het verhaal over de prinselijke nichterij langzaam maar zeker op gang. Ikzelf concentreerde me in die maanden op de ontwikkelingen in Suriname, waar ik een boekje schreef met
| |
| |
bevelhebber Desi Bouterse. Ik volgde de ontwikkelingen rond Claus geheel niet.
Op 18 juni 1983 reisde ik toevallig samen met Ingrid Bouterse naar Nederland (waarvan ‘De Telegraaf’ natuurlijk op de voorpagina gewag maakte) en werd op de ochtend van mijn aankomst op een internationaal artsencongres voor het eerst van nabij met de affaire geconfronteerd.
‘Telegraaf’-verslaggeefster Jos Hagers klampte collega Willem Klinkenberg en mij tijdens deze bijeenkomst aan. Zij verzekerde ons, dat er rond prins Claus een nieuw internationaal schandaal in de maak was, waarbij het Westduitse weekblad ‘Der Spiegel’ als gewoonlijk het spits zou afbijten. Hagers was immers in de VS ooggetuige geweest van ‘het incident’. De Greet Hofmans affaire zou verbleken bij wat er nu stond te gebeuren.
Ik belde met Gijs van der Wiel, die mij bevestigde, dat Hagers al maandenlang voor ‘De Telegraaf’ op het oorlogspad was en dat de RVD niets tegen deze activiteiten kon ondernemen alvorens ze ergens in druk waren verschenen. Hagers stelde enkele dagen later voor, dat zij en Johan Olde Kalter, lid van de hoofdredactie, een gesprek met mij zouden hebben. Ik ben hier uiteindelijk niet op ingegaan. Ik was slechts bereid in een interview mijn mening te geven over de in de maak zijnde affaire-Claus.
Nog dezelfde week gaf ik een uitgebreid interview aan John Jansen van Galen van de ‘Haagse Post’, met het doel de roddel rond prins Claus met één voltreffer uit de wereld te helpen. Jansen van Galen gaf in zijn wekelijkse rubriek min of meer een overzicht over wat ik inderdaad had gezegd, maar zijn hoofdredacteur, die de kopij reeds op de persen zag staan, schrok dermate, dat hij het artikel zodanig mishandelde, dat er weinig zinnigs van overbleef. Van de zijde van de RVD werd mij later gezegd, dat men dáár uitstekend had begrepen wat ik had willen doen, maar helaas zijn journalisten, zelfs op verantwoordelijke posten, soms te weinig geïnformeerd over bepaalde zaken om met behoorlijke publikaties te komen. Wanneer daar dan nog het bange-wezel-syndroom bijkomt, voornamelijk omdat men niet zeker genoeg is van zijn zaak, dan worden er wangedrochten gepubliceerd, zoals de reportage van Jansen van Galen in de H.P. van 2 juli 1983.
Op 9 juli 1983 had het weekblad ‘Privé’ weer een primeur inzake de komende affaire-Claus. Men had bij het blad met vereende krachten erop gestudeerd zodanige taal te gebruiken, dat de persoonlijke vriend van prins Claus als homoseksueel te boek zou komen te staan zonder dat het blad in rechte zou kunnen worden aangesproken. Frits Salomonson was vijftig jaar geworden en
| |
| |
had een diner gegeven in het luxueuze Amstel Hotel. Nu Claus ziek was, ging Beatrix niet meer naar feesten, aldus ‘Privé’. Ook als Claus niet ziek was geweest, had Beatrix deze openbare bijeenkomst nooit bij kunnen wonen, maar dat zijn details waar een blad als ‘Privé’ zich verder niet om bekommert.
De zin waar de pikanterie van ‘Privé’ om draaide was de volgende: ‘Tafelheer van de heer Salomonson, die niet is getrouwd, was de industrieel Munster van Heuven, die een fraaie tafelspeech hield en de jarige gelukwenste.’ Voilà. De juridische adviseur van hare majesteit de koningin had geen tafeldame, maar een tafelheer. Un bon entendeur en vaut deux, oftewel de goede verstaander heeft maar een half woord nodig. Dit was dan de ‘coup’ van ‘Privé’ als voorgerecht van het komende grote schandaal omtrent de homoseksualiteit van prins Claus. Ik ergerde me groen en geel, maar aangezien mijn poging in de H.P. was mislukt, besloot ik me met andere zaken te gaan bezighouden.
Wie schetst mijn verbazing toen op 3 augustus 1983 ster-reporter Erich Wiedemann, redacteur van ‘Der Spiegel’, vanuit het Amstel Hotel opbelde met het verzoek me te mogen bezoeken in mijn Amsterdamse pied-à-terre. Zou het dan toch waar zijn, dat idioten het serieuze blad ‘Der Spiegel’ voor hun karretje hadden weten te spannen, in navolging van de affaire Greef Hofmans uit 1956?
Wiedemann kwam mijn werkkamer binnen met de woorden: ‘Iedereen zegt, dat u kunt bevestigen, dat prins Claus homoseksueel is.’ Deze uitspraak alarmeerde mij. Waar was men mee bezig? Het is een geijkte methode om te proberen via de meest onwaarschijnlijke omwegen de stelling bewezen te krijgen, die men bij het publiek ingang wil doen vinden. Later zou dat weer blijken bij de opgeklopte sensatie over de zogenaamde homoseksualiteit van de Westduitse NAVO-generaal Kiessling. In de zaak-Kiessling werd de redacteur van een Zwitsers homo-blad in een legervliegtuig als kroongetuige naar Duitsland overgevlogen. Ik verzekerde Wiedemann dan ook, dat het hier ging om een gemene streek teneinde het Huis van Oranje een nieuwe poets te bakken en dat prins Claus misschien veel in de schoenen kon worden geschoven, maar dát zeker niet.
Ik trachtte Wiedemann ervan te overtuigen, dat er geheel andere factoren ten grondslag lagen aan de verwarring in het brein van Claus en probeerde iets te schetsen van de achtergronden van de problemen, die sedert 1965 in zijn leven hadden gespeeld en die hem tenslotte tot wanhoop hadden gebracht. Tegelijkertijd begon ik echter de ernst te beseffen van de roddel, die Claus nu dus al
| |
| |
vele maanden boven het hoofd had gehangen. Ik bepleitte bij Wiedemann gedurende enkele uren, dat prins Claus in werkelijkheid vocht voor het behoud van zijn psychische autonomie, die tenslotte de kern van de menselijke waardigheid vormt. Mijn pleidooi scheen echter voor dovemans oren te zijn gehouden. Het was duidelijk, dat Wiedemann uit was op sensatie en een rel.
De koninklijke familie verbleef in augustus 1983 op het jacht van Freddie Heineken en maakte een tocht over de Middellandse Zee. Claus was erbij. Eindelijk enige rust.
De geruchten, dat ‘Der Spiegel’ zou komen met het gewraakte omslag-artikel, waarin Claus ditmaal voor het oog van de wereld zou worden afgeschilderd als homoseksueel, werden steeds sterker. Op 22 augustus 1983 kondigde ‘De Volkskrant’ reeds in een vierkoloms artikel aan, dat officieel Den Haag hoogst verontrust was over de binnenkort in Hamburg te publiceren reportage over het koningshuis. Wiedemann had me uiteengezet, dat het omslag-artikel de pech zou behandelen, die Nederland deze eeuw met de drie Duitse prinsen Hendrik, Bernhard en Claus zou hebben gehad. De Nederlandse regering had via de ambassade in Bonn inmiddels reeds stappen genomen om vroegtijdig in bezit te komen van de tekst van het artikel. Ook een serieus te nemen Brits blad had een dergelijke publikatie in voorbereiding, aldus ‘De Volkskrant’.
Harry van Wijnen schreef indertijd in ‘Het Parool’: ‘Royalty is handel. Naar die handel bestaat een onverzadigbare vraag.’ Hij vervolgde: ‘Tegen die onbeteugelbare en epidemische journalistiek is weinig kruid gewassen, net zo min als tegen het opportunistische ondernemerschap van journalisten, die in het geniep aan buitenlandse bladen verkopen wat zij in eigen land nooit zouden durven publiceren. In ethisch opzicht verschillen die journalisten niet van spionnen, landverraders en ondernemers die wapenembargo's schenden.’
Ik besloot ter plekke opnieuw een poging te wagen om te voorkomen, dat een dergelijk onwaar homo-verhaal de wereldpers zou bereiken. In enkele uren schreef ik een reportage van enkele duizenden woorden voor het weekblad ‘Nieuwe Revu’. De redactie kocht het materiaal en reserveerde zes pagina's in het volgende nummer. De advocaten van ‘Nieuwe Revu’ kwamen echter tussenbeide en vijf van de zes pagina's werden geschrapt. Daarop besloot de redactie mijn artikel niet te plaatsen. Dat was op zondag 21 augustus 1983.
Inmiddels had ik contact gelegd tussen de journalist Willem Brugsma en Erich Wiedemann, die op 19 augustus vanuit Ham- | |
| |
burg bevestigde, dat zijn omslag-artikel over de Oranjes gereed was en ter verificatie was toegezonden aan de advocaten van het blad. Het complete schandaal stond er dus aan te komen; naar men kon verwachten met alle mogelijke verschrikkelijke gevolgen voor onze monarchie.
Op maandag 22 augustus 1983 brachten zowel ‘De Telegraaf’ als ‘De Volkskrant’ op de voorpagina het nieuws, dat ‘Der Spiegel’ op het punt stond een uitermate opzienbarende reportage over prins Claus te publiceren. Ik belde dus al om acht uur's ochtends de heren van de ‘Nieuwe Revu’ uit hun bed met de mededeling, dat zij de boot hadden gemist, omdat de ochtendbladen reeds melding maakten van de komende reportage in ‘Der Spiegel’. Zij hebben zich toen naar Haarlem gehaast om in allerijl in het komende nummer nog iets van mijn verhaal te kunnen opnemen. Ze hadden het beter kunnen laten, want niemand kon er meer een touw aan vast knopen. Zwaar gehavend en versnipperd kwamen slechts flarden van mijn informatie over.
Daarop besloot ik de knoop door te hakken en het gevecht tegen deze muur van stupiditeit, onwil en samenzwering op eigen wijze voort te zetten. Ik reserveerde voor woensdag 24 augustus 1983 om elf uur in de ochtend de opkamer van het Haagse perscentrum ‘Nieuwspoort’. Ik liet op het bord zetten: ‘Persconferentie prins Claus door Willem Oltmans.’ Die aankondiging zou een zestigtal journalisten op de been brengen.
Die ochtend gaf ik een overzicht van wat er in de loop van het jaar, dat prins Claus op deze datum bijna onder medische behandeling was, in feite voortdurend boven zijn hoofd had gehangen. Dat mejuffrouw Hagers collega Klinkenberg en mij ervan had proberen te overtuigen, dat het Washington van Ronald Reagan zich ernstige zorgen maakte over de linkse politieke gerichtheid van het Nederlandse koningspaar. Dat vooraanstaande kringen in het Amerikaanse Congres zelfs gealarmeerd waren over de pro-Sovjet benadering van de internationale politiek door Beatrix en Claus. Kortom, dat er tussen de regels door gelezen kon worden, dat er krachten aan het werk waren geweest om via het compromitteren van prins Claus de Nederlandse koningin in verlegenheid te brengen.
Een Westduitse journaliste vroeg mij waarom ik me opwierp als ‘edele ridder’ om het koningshuis te verdedigen. Mijn antwoord was: ‘Wanneer we met zijn allen niet ophouden Claus en Beatrix te pesten met roddel en schandalen, dan zitten straks álle Oranjes bij de psychiater. Ik vind, dat ze dat niet verdienen. Ik werp me absoluut niet op als de “edele ridder”. Ik ken de situatie véél te
| |
| |
goed. En ik vind de druk waaronder ze staan en waaronder ze na de tweede reis naar de VS nu al maanden staan gewoon misdadig. Ik vind het schandalig, dat allerlei smerige verhalen over vermeende homoseksuele verhoudingen van prins Claus door Nederlandse journalisten van onder meer “De Telegraaf” bij buitenlandse media worden ondergebracht, omdat ze zelf te laf zijn om met hun wanprodukten voor de dag te komen. Zodra het in het buitenland is gepubliceerd, ja dan komen de helden in Nederland de voorpagina's verrijken met de drek, die ze zelf bij elkaar hebben geschept.’
Een andere journalist stelde de vraag hoe ik wist, dat er geen incident in de VS rond Claus was geweest, terwijl Hagers beweerde het zelf te hebben meegemaakt. Ik profiteerde van het feit dat Hans Janmaat van de Centrumpartij daags voor mijn persconferentie in allerijl onder meer deze vraag had gesteld aan premier Ruud Lubbers. En wat nog nooit eerder was gebeurd: Lubbers antwoordde Janmaat binnen enkele uren nog op dezelfde dag, 23 augustus 1983. De premier ontkende met klem het bestaan van een incident rond prins Claus in de VS. Ik antwoordde dus op de vraag van de journalist: ‘Ik houd mij aan Lubbers, die zegt dat er geen incident is geweest. Jos Hagers zegt van wél. Prima. Dan weten we morgen wie er liegt. Wanneer Hagers er morgen niet mee komt in “De Telegraaf”, dan heeft Lubbers gelijk en liegt Hagers.’ ‘De Telegraaf’ zweeg de volgende dag. De mededelingen van Hagers waren dus gebaseerd op roddel, op kletspraatjes die notabene door ‘Der Spiegel’ en Wiedemann bijna waren gepubliceerd.
De ‘feedback’ van de persconferentie van 24 augustus was heel duidelijk. Mr. M.J.D. van der Voet, directeur van de RVD, verklaarde tegenover Lex Runderkamp in het weekblad ‘Vrij Nederland’, dat mijn persconferentie de roddel rond de koninklijke familie had ‘gezuiverd’. De RVD had dan ook mijn mededelingen in ‘Nieuwspoort’ op mijn verzoek op de band laten opnemen. Rechter Frits Salomonson gaf enkele uren na mijn bijeenkomst met journalisten in Den Haag een communiqué aan het ANP, waarin hij aantoonde, dat hij ten tijde van de tweede reis naar de VS van koningin en prins werkzaam was geweest op de rechtbank te Amsterdam en dat hij zodoende nooit bij een incident rond prins Claus betrokken kon zijn geweest. Ondanks vertwijfelde pogingen van ‘Privé’ en andere kwade tongen om een liaison onder de gordel tussen de prins en de advocaat Salomonson - met zijn tafelheer Munster van Heuven - te leggen, bleek dit alles dus een ‘feu de paille’, een strovuurtje te zijn.
| |
| |
‘Der Spiegel’ had het angekondigde omslag-artikel, mede onder druk van mijn op handen zijnde persconferentie, een week uitgesteld en toen het blad uiteindelijk kwam met een sterk verwaterde versie van de door Wiedemann vergaarde onzin (geen omslag-artikel), werd ik ‘en passant’ nog even in het zonnetje gezet als zijnde sterk anti-monarchie en pro-Sovjet. Mijn raadsman protesteerde bij het blad hiertegen en graaf von Bismarck, de advocaat van ‘Der Spiegel’ antwoordde, dat het blad bereid was mijn protest tegen die pro-communistische bestempeling op te nemen. Mijn advocaat zond daarop een zorgvuldig geconcipieerde brief in, die nimmer werd geplaatst. Toen de hoofdredacteur van ‘Der Spiegel’ met twee collega's in de herfst van 1983 Academicus Georgi Arbatov, directeur van het USA-instituut van de Sovjet Akademie van Wetenschappen in Moskou kwam interviewen, heeft professor Arbatov enige tijd uitgetrokken om de heren uit Hamburg over mijn zogenaamde anti-monarchistische gezindheid de mantel uit te vegen.
Opvallend was verder, dat de vaderlandse pers over de ‘Nieuwspoort’-ontmoeting in alle talen zweeg. Behoudens enkele cryptische stukjes in ‘Het Parool’ en ‘Vrij Nederland’ scheen het of een onzichtbare knop de anders zo roerige monden van de pers met één ommedraai effectief had gesnoerd. Eigenlijk ging de publiciteitskraan ten aanzien van Claus dicht. Er werd helemaal niet meer over hem geschreven. Het leek een vorm van verstandsverbijstering, die onmiddellijk na 24 augustus intrad. Claus was plotseling geen nieuws meer. De onheilspellende bui, die sedert een klein jaar boven de hoofden van het koningshuis - althans Beatrix en Claus - had gehangen, scheen een uitbarsting te hebben ondergaan, die een blijvende rust en stilte had bewerkstelligd.
De humeuren op Huis ten Bosch klaarden zienderogen op. Prins Claus verbleef niet meer bij zijn vrienden in Duitsland. Hij ging samen met zijn vrouw naar een Bach-concert. Samen brachten zij Willem Alexander weg, die in Engeland op een kostschool zou gaan. Prins Claus nam vlieglessen. Geleidelijk aan waagde de prins zich wederom op het gladde ijs en begon zijn ‘isolation à deux’ op te heffen en zijn inmiddels geheroriënteerde Ego-situatie weer uit te testen aan de werkelijkheid van de paleisomgeving. Claus koos voor Beatrix en zijn gezin. Het weekblad ‘Panorama’ had al eens in een omslag-artikel koningin Beatrix eveneens geadviseerd voor haar gezin te kiezen en desnoods de troon op te geven. Maar hoe zielsveel zij ook van haar gezin houdt, voor koningin Beatrix zal het koninkrijk altijd de eerste prioriteit blij- | |
| |
ven. Een koningin van Oranje verlaat haar van God gegeven post nooit en onder geen enkel beding. Ook niet wanneer zij hiervoor haar persoonlijk geluk of zelfs haar man zou moeten opgeven. Dit is bij Beatrix een ferme en diep-gewortelde overtuiging. Haar gedecideerdheid op dit punt heb ik zelf onderschat, bijvoorbeeld toen ik in 1979 - één jaar voor de kroning - in een open brief een beroep op haar deed om te kiezen voor haar gezin in plaats van voor de troon. Ook in een later boekje ‘Made in Soestdijk’ bepleitte ik, dat in een tijd dat serieuze staatslieden de mogelijkheid van oorlog in de ruimte niet alleen te berde brengen, maar ook daadwerkelijk tot de mogelijkheden rekenen, het de hoogste tijd wordt om met man en macht te proberen de breinen van de mensen op deze aarde te demythologiseren en te zuiveren van neurotische waandenkbeelden in het algemeen.
Ik kom terug bij wat Sigmund Freud in 1928 schreef over de wijze waarop mensen overal op uiterst naïeve manier hun werkelijkheid ervaren. Een geloof is een illusie. Dit geldt voor religieuze doctrines, maar ook voor een vorm van blinde overgave aan het Oranje-symbool. Intussen zijn de menselijke samenleving en de beschaving in feite gebaseerd op een oneindige reeks van dergelijke illusies. Het merendeel van de mensen is namelijk niet in staat de werkelijkheid van het leven te verdragen noch de realiteiten van het universum onder ogen te zien zonder verlichting en troost te vinden in religieuze en politieke sprookjes en fabels of totems en symbolen.
In Freuds woorden: ‘Religie heeft duidelijk enorme verdiensten voor de menselijke beschaving. Het geloof in God heeft veel bijgedragen tot het temmen van de asociale instincten. Maar niet voldoende.’ Hij vervolgde: ‘Religie is de universele geobsedeerde neurose van de mensheid, zoals de kwellende neurose bij kinderen, die voorkomt uit het Oedipus-complex als gevolg van de relatie tot de vader. Infantiele neuroses worden spontaan verwerkt gedurende het proces van opgroeien. Andere psychische moeilijkheden kunnen worden opgelost in psycho-analyse.’ Volgens Freud gelden dezelfde regels voor de mensheid in haar geheel, die in de loop van de eeuwen in analoge neurotische situaties is gaan verkeren. Geloof in God of geloof in Oranje - en dit trachtte ik in mijn boekje ‘Made in Soestdijk’ duidelijk te maken - zijn in wezen psycho-pathologische afwijkingen. Misschien zijn ze noodzakelijk voor het mentale evenwicht bij veel mensen, maar desalniettemin blijven ze neurotisch.
Dit is zonder meer ook de benadering van de moderne Amerikaanse psycho-historie. Waar Nederland sinds 1965 - met Bea- | |
| |
trix voorop - mee bezig is geweest, is een poging om prins Claus ervan te overtuigen, dat niet wij psychisch zijn gestoord, maar hij. Misschien is het echter precies andersom. Wanneer wij bijvoorbeeld in de nationale pers lezen (geïllustreerd met foto's), dat ná het bekend worden van de psychiatrische behandeling van Claus honderden mensen met brandende kaarsen in de hand naar Kevelaar trokken om te bidden voor de prins, kan met feilloze zekerheid worden vastgesteld, dat we hier te doen hebben met een ontsporing, die kan worden beschouwd als aanmerkelijk alarmerender dan de depressie waar de prins in verkeerde. Wat Claus eigenlijk is overkomen, is dat hij na achtendertig jaar normaal te hebben geleefd ging houden van een vrouw, die heilig geloofde in God en Oranje. Wat men nu met een chemische behandeling en psychotherapie bij hem heeft proberen te breiken, is een waar kunststuk. Hij moest van een normaal, gezond denkend mens worden omgevormd tot iemand die in het gareel kon meelopen, misschien niet naar Kevelaar, maar wel in de pas met de wonderlijke illusie dat de Oranjes op aarde een van God gegeven taak hebben te vervullen. Het is daarom ook opvallend, dat Newsweek-correspondent Friso Endt mij zei zijn redactie te hebben geseind, dat niet Claus was gestoord, maar Beatrix en wij. Endt zal deze uitspraak wel in de psycho-analytische zin des woords hebben bedoeld. Tegen de achtergrond van de genoemde analyse van Sigmund Freud zou er in zijn stelling zelfs een grond van waarheid kunnen zitten. Tegenwoordig is de hele wereld lichtelijk gestoord. Wanneer men constateert, dat in Iran het symbool van de keizer omver is geworpen om te worden vervangen door levensgevaarlijke vormen van godsdienstwaanzin, dan moet men zich in Nederland vooralsnog gelukkig prijzen, dat we het Huis van Oranje hebben. En voor diegenen, die
sceptisch staan tegenover de mening van Freud, die de grondlegger was van de psycho-analyse, wil ik de president van de National Academy of Sciences in Washington citeren. Dr. Philip Handler, van origine een biochemicus, zei me in een terugblik op zijn leven als wetenschapperen als hoofd van de voornaamste ‘denk-tank’ van de VS: ‘Ik heb het onmiskenbare gevoel, dat de wereld waanzinnig is geworden.’
Voorlopig heeft de persconferentie van 24 augustus 1983 in ‘Nieuwspoort’ de roddelaars en intriganten, die erop uit waren de ziekte van prins Claus in de sfeer van de homoseksualiteit te trekken, buiten gevecht gesteld. Het gevaar is echter niet geweken. Prins Claus zelf is na de behandeling in Nijmegen, Breda en Bazel weliswaar voorzichtig teruggeplaatst in dezelfde positie als
| |
| |
van vóór 1982, maar de psychiatrie herinnert eraan, dat dit juist de omgeving was, die een medische behandeling noodzakelijk maakte. Er zal behoedzaam en verstandig met de prins moeten worden omgesprongen. De pers heeft grosso modo het alarmsignaal van ‘Nieuwspoort’ opgevangen. Met uizondering van de notoire sensatie- en roddelverspreiders worden Claus en Beatrix van de kant van de media met fluwelen handschoenen aangepakt.
Anderzijds kan worden geconstateerd, dat ook de gesprekken van de psychiaters en artsen met koningin Beatrix schijnbaar het beoogde resultaat hebben bereikt. Veel zal afhangen van de vraag of hare majesteit nu werkelijk begrijpt, dat ze feitelijk is getrouwd met ‘een man van een ander geloof’. Claus kan nog zo zijn best doen om mee te dansen in de droomwereld van de Oranjes, maar men zal nooit mogen vergeten, dat hij zich in zijn hart geen Oranje voelt, dat hij er ook nooit een kan zijn en ook nooit een zal worden. Men heeft met zoveel kracht geprobeerd van Claus von Amsberg een prins der Nederlanden te maken, laatstelijk zelfs via een biochemische therapie, dat hij er van in de war raakte.
Maar prins Claus is en blijft terecht wars van ieder fetisjisme. Hij verafschuwt snobisme, laat staan geredekavel over verre voorouders en hun genetische invloed op huidige Oranjes. In Claus' herinnering leven geheel andere, authentieke gedachten en gevoelens. Hij zal nooit de beelden uit zijn jeugd kwijtraken van uitgemergelde, ondervoede kinderen in donker Afrika of zijn ervaringen uit de oorlog in belegerd Hitler-Duitsland.
De bouwstenen van de psyche van Claus zijn totaal andere dan die van Beatrix of van velen van ons. Dat maakt van hem ook zo'n geheel ander mens dan prins Bernhard. Claus heeft de barre armoede van Afrika al leren kennen toen hij nog een jongen was. Hij heeft het oorlogsleed aan den lijve ondervonden. Dat hij haast onoverkomelijke moeilijkheden ondervindt bij zijn pogingen zich aan te passen bij wat na 1965 van hem werd verlangd, is eerder een blijk van zijn psychische gezondheid dan een kenmerk van een psychisch zwakke of depressief aangelegde mens. Van wat deze man heeft moeten meemaken zou iedereen op den duur een zenuwinstorting hebben gekregen.
Koningin Juliana heeft eens tegen president Ferrier van Suriname gezegd: ‘U hebt vier jaar, ik heb levenslang.’ Voorlopig hebben Claus en Beatrix eveneens levenslang. Voor Beatrix houdt dit ten nauwste verband met haar diepste geloof of, in Freudiaanse termen, met haar geconditioneerde illusie. Claus von Amsberg is en blijft bereid mee te varen in het Nederlandse schip van staat, op voorwaarde dat ook zijn vrouw er voor openstaat te werken aan
| |
| |
een relativering van het koningsschap, naar het eminente voorbeeld van haar koninklijke moeder. Hij hoopt, dat Beatrix haar rol van majesteit ook buiten het paleis in een wat minder orthodox kader zal plaatsen. En er bestaat alle reden om aan te nemen, dat Beatrix deze eerste vier jaren heeft moeten wennen aan het koningin zijn. We herinneren ons koningin Juliana tenslotte ook voornamelijk uit de laatste periode van haar regering. Wie weet stelt ook koningin Beatrix zich over tien jaar wat eenvoudiger op tegenover het officiële gedeelte van haar verplichtingen. Dat zou haar niet alléén door prins Claus, de kroonprins en haar omgeving in dank worden afgenomen, maar dat zou ook een warm onthaal vinden bij de bevolking van Nederland in haar geheel.
De vraag is namelijk of Willem van Oranje in 1584 ooit heeft kunnen veronderstellen of ooit heeft gewenst, dat zijn nazaten - voorzover zij werkelijk nazaten van hem zijn - in 1984 met blijdschap en fleur hun persoonlijke vrijheid en zelfs hun privé-geluk zouden willen opofferen om de folklore van Oranje in stand te helpen houden.
Psycho-historisch gezien wordt van de Oranjes een mentaal ongezond offer gevraagd. Zij zijn hier echter toe bereid, in het besef met het koningsschap te beantwoorden aan een onvolwassen droomwereld van het brede publiek. Wij zijn het immers, die van de koninklijke familie eisen en verlangen - en het zelfs als de gewoonste zaak van de wereld beschouwen - dat zij van eeuwigheid tot zaligheid in de Gouden Koets zullen blijven uitrijden.
Het ware te wensen, dat aan de hand van dit overzicht de Nederlandse lezer iets meer begrijpt van wat zich soms achter de hekken van de koninklijke paleizen in werkelijkheid afspeelt. Eigenlijk hangt het huis-tuin-en-keuken geluk van het door ons zo geliefde vorstenhuis voor een groot deel af van het gedrag van het volk. Wanneer nog altijd miljoenen mensen de roddelbladen blijven kopen, die een verslaggeefster naar de villa van de moeder van prins Claus in Duitsland sturen om met een sensationeel en onsmakelijk verhaal over de bejaarde moeder van de prins thuis te komen, zolang dat gebeurt, pesten en treiteren we diezelfde mensen, die we zeggen zo lief te hebben en die notabene voor ons het sprookje van Oranje overeind houden.
Wanneer het meest verkochte ochtendblad van Nederland, ‘De Telegraaf’, erop kan rekenen, dat een meerderheid van het Nederlandse volk voldoende onbeschaafd is gebleven om liever de verzinsels van de drek-scheppers te kopen dan de dag- of weekbladen, die misschien minder gezellige lectuur bij het ontbijt bieden, maar zich op serieuze informatie richten, tot zolang kan het
| |
| |
gebeuren dat Jos Hagers naar Amerika wordt gezonden om op de loer te liggen of prins Claus misschien met een vriend een New Yorkse nichtenbar in zal duiken. En zelfs al was dit gebeurd, rechtvaardigt dit dan dat de prins in een psychiatrische kliniek terecht komt, omdat de lafbekken van de roddelpers hem terroriseerden door maandenlang met het zogenaamde ooggetuigeverslag te leuren op de burelen van buitenlandse media?
Ik zou me levendig kunnen voorstellen, dat hare majesteit zich nog eens zal verspreken in de troonrede en deze zal beëindigen met de woorden: ‘zo helpe mij God almachtig, dat het Nederlandse volk ons Oranjes met rust zal laten.’ En de eerste stap op weg naar welverdiende rast en misschien zelfs geluk in het leven van Claus en Beatrix en de koninklijke familie in haar geheel hangt af van ons Nederlanders. We zouden moeten ophouden met het kopen van bladen, die reportages aan de man brengen over ‘De bokser van prinses Irene’ of ‘Waarom Beatrix en Irene ruzie hebben’ of ‘Claus bezoekt nichtenbars’.
Voor normale mensen zou het de gewoonste zaak van de wereld moeten zijn, dat ze de roddelpers links laten liggen. Het feit, dat mede aan dit onderwerp een heel boek moet worden gewijd, stelt zowel dr. Philip Handler in Washington en zeker Sigmund Freud volledig in het gelijk. De wereld is zo gestoord geworden, dat we de waanzin van ons gedrag niet eens meer opmerken en onder ogen zien. Het feit, dat er bijvoorbeeld over de plaatsing van kruisraketten in ons land nog door serieuze mensen moet worden vergaderd, dat er moet worden gedemonstreerd en dat er door jongeren tentenkampen moeten worden opgezet, bewijst hoe rampzalig gek we zijn als natie, als continent en als wereld. Niet Claus heeft een psychiater nodig, maar wij.
| |
| |
Beatrix en Oltmans in Mexico (1965). Tijdens het toen gevoerde gesprek ontdekten ze eikaars affectie voor gouvernante G. Buring Boekhoudt.
| |
| |
Claus en Beatrix in gesprek met de Nederlandse ambassadeur in West-Duitsland, Dhr. De Beus, tijdens de ‘Club van Rome’-vergadering van 1974 in West-Berlijn.
| |
| |
Prins Claus tijdens de reis naar India in gesprek met de Indiase premier, mevrouw Indira Gandhi.
| |
[pagina 120-121]
[p. 120-121] | |
Prins Claus in gesprek met de president van India, Shri N. Sanjiva Reddy at Rashtrapati Bhawan, in New Delhi op 21 februari 1981.
| |
| |
Prins Claus bij zijn aankomst in India in februari 1981.
| |
| |
Prins Claus verlaat het gerechtshof in Den Haag, waar hij heeft moeten getuigen na de klacht van Oltmans inzake de sabotage van diens werkzaamheden als journalist tijdens de reis naar India in 1981 door het ministerie van Buitenlandse Zaken.
|
|