Prins Claus (1965-1985)
(1984)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdEen reportage
[pagina 40]
| |
IIBeatrix' voorstelling van een ideale, plichtsgetrouwe, voorbeeldige en liefhebbende man was steeds haar vader, prins Bernhard geweest. Dat het tussen haar ouders niet altijd boterde, lag volgens haar voornamelijk aan haar moeder. Haar relatie met koningin Juliana was niet altijd even gemakkelijk geweest, vooral niet tijdens haar schooljaren. Sinds Sigmund Freud weten we, dat het voor een vrouw niet ongewoon is wanneer ze in de zogenaamde oedipale fase een speciale benadering van de seksualiteit opbouwt. Bij veel meisjes wordt de band met de moeder geleidelijk losser en gaat zij zich meer op de vader richten. Hierdoor kán een subtiele vorm van rivaliteit ontstaan, die eigenlijk teruggrijpt op de specifieke oedipale driehoek vader-moeder-dochter. Wanneer dan later de uitverkoren man zijn positie in dit krachtenveld wil innemen, ziet men dikwijls, dat de dochter toch niet haar voorkeurspositie bij haar vader wil verliezen, hoewel zij oprecht en met overgave van haar man houdt. Veel vrouwen hebben moeite met het ontkoppelen van gevoelens van bewondering voor de vader en gevoelens van liefde voor de man. Het is de kunst beide gevoelens een eigen autonomie te leren toekennen. Het verschil in opvatting over het koningsschap verhaastte de verwijdering van haar moeder. Beatrix neigde veel meer naar de benadering van haar vader, de Duitse aristocraat, die perfect in staat bleek de van hem verlangde prinselijke taken naar de letter uit te voeren. In dit opzicht was Bernhard een geboren acteur, evenals zijn dochter Beatrix. Juliana had er echter de grootste moeite mee en ook prins Claus mist de aanleg en de belangstelling om een rol te spelen, die niet werkelijk de zijne is. Juliana kon het absoluut geen zier schelen of haar dochters vanaf hun achttiende jaar binnen of buiten het koninklijk paleis zouden worden aangesproken met ‘koninklijke hoogheid’. De vier kinderen waren nu eenmaal prinsessen en daarmee was voor haar de kous af. Prins Bernhard dacht hier anders over. Hij zou deze regel invoeren en er op toezien, dat zij stipt in acht werd genomen. Beatrix was het hiermee eens. Irene aanvankelijk ook, maar op rijpere leeftijd leerde ook zij de betrekkelijkheid van dit soort zaken doorzien. Margriet geeft er niets om en Christina is altijd | |
[pagina 41]
| |
het buitenbeentje geweest. Eén van haar verzorgsters voorspelde indertijd, dat ‘Marijke’, zoals zij toen nog heette, ‘in staat was met een stalknecht te trouwen’. Dit is dus anders uitgekomen, maar door haar huwelijk met een Cubaan, die thans voor een hotelconcern werkt, vraagt niemand zich meer af of zij met koninklijke hoogheid moet worden aangesproken. Beatrix is echter steeds strikt op deze koninklijke etiquette blijven staan. Het is voor haar een duidelijke en simpele aangelegenheid: zij is een prinses van Oranje. (Waar echter over te discussiëren valt. Haar vader heette immers von Lippe-Biesterfeld en haar grootvader Von Mecklenburg-Schwerin. Zonder het koninklijk prerogatief om de annalen van de burgerlijke stand te mogen vervalsen - d.w.z. het opnemen van aangetrouwde familieleden in het Huis van Oranje - zou zij geen Oranje meer zijn.) Maar nu zij koningin is, wil zij uitdrukkelijk worden aangesproken met majesteit. Het kan dus tegenwoordig gebeuren, dat zij bijvoorbeeld de viering van het honderdjarig bestaan van de Nederlandse Journalistenvereniging bijwoont en haar begeleiders de opdracht geeft de feestvierenden op het hart te drukken haar met haar titel aan te spreken. Anderzijds moet hier echter onmiddellijk aan worden toegevoegd, dat koningin Beatrix, wanneer zij incognito ontvangt of incognito op pad is, door haar eenvoud velen charmeert. Maar zéér weinig Nederlanders hebben het voorrecht Beatrix van die informele kant te zien of te leren kennen. Het is de ‘officiële’ Beatrix, die dikwijls vanuit de hoogte overkomt. Daarentegen kan zij bijvoorbeeld wel degelijk ongedwongen en informeel een beeldententoonstelling in het Amstelpark bezoeken. Het is nu eenmaal een feit, dat Beatrix zelf verdienstelijk boetseert en deze kunst haar volle aandacht heeft. Nu gaat er bij zo'n bezoek wel een hofdame mee, maar beeldhouwer Hans Leutscher en secretaris Ruud Peters ervoeren tijdens zo'n rondgang de eigenlijke, werkelijke Beatrix, zoals bijna niemand in Nederland haar kent. Zij is dan evenals prinses Juliana volkomen ontspannen en eenvoudig. Koningin Juliana was met ‘mevrouw’ al lang tevreden en vond de gewone aanspreektaal bovendien prettiger. De voormalige vorstin worstelde niet met een innerlijke drang, die van haar eiste, dat de koninklijke waardigheid in al haar uiterlijkheden en vormen vierentwintig uur per dag werd bewaakt en gegarandeerd. Juliana kende de realiteit. Zij wist dat zij koningin was en indien nodig was zij de laatste om met het koningsschap te laten sollen, maar daarnaast voelde zij zich een Nederlandse moeder als alle | |
[pagina 42]
| |
andere. Bij Beatrix ligt het anders. Zij is de koningin en dan komt er even niets en dan volgt de natie. Beatrix schijnt het doorgaans nodig te hebben de illusies, die horen bij de positie van prinses van Oranje, voortdurend van nieuwe impulsen te voorzien, misschien wel om te voorkomen, dat zij haar eigen werkelijkheid zou ervaren als ontgoochelend of te vermijden, dat zij die op een of andere wijze, hoe gering ook, zou moeten relativeren. Beatrix ziet Huis ten Bosch dan ook in de verste verte niet als een gouden kooi, maar als een recht toe recht aan koninklijk paleis en niets minder, waar zij, terecht, als koningin in woont. Tenslotte is zij immers ook de majesteit, niet alléén volgens de Grondwet en de staatkunde van het koninkrijk, maar ook in de ogen en de verbeelding van een overgrote meerderheid van het Nederlandse volk. Claus benauwt dit koninklijk op de strepen staan nog altijd. Hij is er de man niet naar om de strikt protocollaire benadering van het hofceremonieel van harte te delen. Het komt hem ook dikwijls voor als overbodig en in strijd met de menselijke waardigheid. Het buigen en flikflooien van jan en alleman in het aanschijn des konings - in dit geval zijn eigen vrouw - maakt hem meer dan eens misselijk. De prins vermoedde reeds ten tijde van zijn huwelijk in 1966 met Beatrix, dat zij, na het bestijgen van de troon, zou streven naar het predikaat ‘every inch a queen’. Hij wist vanaf het begin, dat de prinses zich buitengewoon sterk aangetrokken voelde tot het model van haar grootmoeder, koningin Wilhelmina. Zijn indruk was, dat er in Wilhelmina's dagen een benauwende afstand had bestaan tussen volk en vorstin. Hij kon zich niet voorstellen, dat zijn vrouw zou ambiëren ook dit aspect van het model te handhaven, want dan voorzag hij na de regeerperiode van Juliana een terugval in populariteit van het koningshuis. Gedurende de eerste tien jaren aan het Nederlandse hof (1965-1975) spraken Claus en Beatrix dikwijls over de vraag waar de grens te leggen tussen koningin en mensen. Afgezien van dit probleem, zouden de hekken van Drakensteyn toch dikwijls opengaan voor persoonlijke contacten met Nederlanders van verschillende rangen en standen. Politici, journalisten, kunstenaars, de meest uiteenlopende mensen werden ook voor de lunch of zelfs voor het diner gevraagd. Eigenlijk was het leven van het prinselijk paar toen niet eens onprettig. Er waren in die dagen dan ook weinig indicaties naar buiten toe, dat er ernstige moeilijkheden op til waren. Beatrix bleef die eerste jaren proberen haar man ervan te overtuigen, dat zijn koninklijke baan er in wezen een was als alle andere. | |
[pagina 43]
| |
Bovendien was het een bezigheid, die vorstelijk werd gehonoreerd en waaraan tal van privileges en faciliteiten waren verbonden. Ook het wonen op kasteel Drakensteyn was nauwelijks een straf, al stonden er dag en nacht gewapende marechaussees bij de oprijlaan. Zij verzekerde hem, dat hij op den duur zou wennen aan het noodzakelijke decorum rond het koningshuis. Zij zou zich bovendien inzetten om het aantal erefuncties en representatieve verplichtingen, die hoorden bij het routine-leven van een lid van het Huis van Oranje, voor hem tot een minimum beperkt te krijgen. Toch zou de agenda van prins Claus in de jaren tussen 1965 en 1975 geleidelijk aan steeds meer bezet raken met lintenknipperij en andere, voor hem weinig ter zake doende bezigheden. Hij realiseerde zich steeds meer hoe uiterst moeilijk het was om een oprechte levenshouding te handhaven in de constante theatersfeer rond het koninklijk huis, waarin bijna iedereen zich permanent anders voordeed dan hij of zij in werkelijkheid was. Had Stendhal niet eens geschreven. ‘Hoe talrijk zijn de voorzorgen, die men moet nemen om niet te hoeven liegen!’ Het métier van prinsgemaal was er vooral ook een van bijna nooit in de gelegenheid zijn om tot uitdrukking te brengen wat werkelijk werd gevoeld of gedacht. Het permanente op zijn qui vive zijn om juist niet te zeggen wat hem beroerde, maakte hem soms wanhopig. Aanvankelijk besprak hij zijn twijfels met zijn vrouw, maar het werd hem duidelijk, dat Beatrix, als gestuurd door een automatische piloot, permanent op de koers van een prinses van Oranje bleef. In sommige opzichten bleek het onmogelijk in haar wereld binnen te dringen. Voor zijn vrouw lag de troon zo vast als een rots in de branding. Wat de monarchie betrof hadden aanvullende denkbeelden geen kans om in haar gedachtenwereld te worden opgenomen. Ieder gesprek over het koningsschap eindigde als het ware met een wakker worden uit de ene droom en het overgaan in een volgende. Beatrix beschouwde haar leven en de wereld geheel vanuit een zichzelf bevestigend perspectief. Sommige psycho-historici zouden in dit verband spreken van een vorm van persoonlijke extase ten aanzien van het Oranje-symbool. In ieder geval bereikte Claus haar in dit opzicht gewoon niet. Claus vroeg zich af of de houding van zijn vrouw, afgezien van de invloed van prins Bernhard, te maken zou kunnen hebben met een zich afzetten tegen de openlijke rebellie van haar moeder tegen overdreven majesteits-tendensen. Wuifde Juliana immers niet waar zij maar kon uitgesproken koninklijke plichtplegingen | |
[pagina 44]
| |
weg, ook al omdat zij deze lichtelijk belachelijk vond? Dit gebeurde maar al te dikwijls tot ergernis van haar man en haar oudste dochter. Een voorbeeld hiervan: Koningin Juliana liet zich bij het bekend worden van het rapport ‘Grenzen aan de groei’ van de Club van Rome door een functionaris in dit verband voorlichten. Het was een stralende herfstdag en de haar bezoekende professor werd ontvangen in de tuin. Er werd thee geschonken. Tijdens het gesprek stak een briesje op. Een tak van een oude boom wiegde zachtjes tussen de vorstin en de professor op en neer. Deze opperde toen: ‘Mevrouw, indien die tak u hindert, wilt u dan misschien dat ik die afbreek?’ Voor hij het wist, was hare majesteit zelf opgestaan en hing zij een moment met haar hele gewicht aan de tak, zo dicht mogelijk bij de boom. Met veel lawaai kwam het hout naar beneden. Juliana's voornaamste charme - door de mensen van Nederland feilloos en instinctief aangevoeld - is altijd geweest, dat zij niet alleen gewoon wilde dóen, maar zich in wezen ook een vrouw als alle andere voelde. Zij bezat gedurende haar hele regeerperiode op natuurlijke wijze het kenmerk van de ware adel. Zelfs al leek het wel eens of zij een jurkje van C&A aanhad, ze bleef toch altijd hare majesteit, misschien wel juist omdat zij aan het koninginzijn geen werkelijke aandacht besteedde. Juliana was als koningin altijd zichzelf. Het op haar Oranje-ponteneur staan was haar vreemd. Koningin Juliana kon zich over futiliteiten - of zij met mevrouw of met majesteit zou worden aangesproken - absoluut niet opwinden. Zij was eens op weg naar Den Haag voor een officieel diner ter ere van een Afrikaans staatshoofd. Zij was in vol ornaat, compleet met diadeem en alle denkbare tekenen van koninklijke waardigheid links en rechts op haar avondtoilet gespeld. Op weg naar Huis ten Bosch ontdekte zij, dat er nog tijd was voor een bezoek aan een zieke vriendin, een hofdame. Zij betrad de slaapkamer met de woorden: ‘Sorry, dat ik mijn werkpak aan heb.’ Claus was vanaf den beginne door deze julianesque, zelf-relativerende benadering van het koningsschap volledig gecharmeerd. De wijze waarop zijn vrouw haar taken benaderde, drong hem echter dikwijls in het defensief. Wie was hij tenslotte, de voormalige ‘Fahnen-Junker’ uit de 90e pantserdivisie, om een prinses van Oranje voor ogen te houden, dat naar zijn mening werkelijke adel juist in het openbaar tot uiterste eenvoud en bescheidenheid verplichtte, zoals haar moeder altijd weer overduidelijk en in alle | |
[pagina 45]
| |
toonaarden had gedemonstreerd als enig juiste houding voor een vrouw van ‘koninklijken bloede’. Wat dikwijls wordt vergeten is dat Claus, toen hij in 1965 aan zijn prinselijke taak begon, plompverloren terechtkwam in een gesmeerd lopende koninklijke machinerie. De verschillende operationele mogelijkheden en invloedssferen van de diverse leden van het koninklijke huis waren sedert jaar en dag nauwkeurig bepaald en afgebakend. Claus moest zich temidden van het drukke va-et-vient van de verschillende Oranjes een eigen plaats, zelfs een eigen bureau zien te veroveren. Claus bevond zich in een aantal opzichten in een nadelige positie ten opzichte van zijn schoonvader. Prins Bernhard had tijdens de Tweede Wereldoorlog aan geallieerde zijde gestaan. Hij zou zelfs in de befaamde Spitfire-jachtvliegtuigen hebben gevlogen. Claus daarentegen zat in 1943 achter een batterij luchtafweergeschut in Noord-Duitsland en schoot op de vliegende forten, die zijn land kwamen vernietigen om Hitler tot overgave te dwingen. Prins Bernhard had ten opzichte van Claus bovendien de meevaller gehad, dat hij ruimschoots vóór de Duitse invasie als Duitse prins in het koningshuis belandde. Hij had tijdens de oorlog volop de gelegenheid gekregen zich voor de Nederlandse zaak in te zetten. Claus arriveerde twintig jaar ná de Tweede Wereldoorlog. Voor vele Nederlanders was het een nare en ontaktische keuze, dat notabene de kroonprinses met een meneer uit Duitsland kwam aanzetten. Ook vóór haar verloving had Beatrix al enige bekendheid gekregen als een soms stampvoetend meisje, dat gewend was haar wil door te drijven en haar zin te krijgen. De vele waarschuwingen, die zij in 1965 ontving om haar kennismaking met Claus niet voort te zetten, legde zij dan ook naast zich neer. En waarom ook niet? Beatrix was voortreffelijk op haar koninklijke taak voorbereid. Zij was de eerste Oranje in de geschiedenis, die de studie rechtswetenschappen in Leiden met vlag en wimpel had afgesloten. Waarom zouden er dan geen privileges afkunnen ten aanzien van haar keuze van een man? Daarbij komt nog, dat prins Claus de oorlog als een mensonterende monsterlijkheid had ervaren. Een voorval uit 1973 illustreert zijn gevoelens in dit opzicht. In 1973 brachten Claus en Beatrix een officieel bezoek aan de Sovjet-Unie. In Leningrad werd de documentaire getoond over het Duitse beleg van de stad in de Tweede Wereldoorlog, een beleg dat negenhonderd dagen had geduurd. Ik heb die film zelf in Leningrad gezien, dus ik weet om welke horreur het hier gaat. | |
[pagina 46]
| |
Op de terugweg van de filmvoorstelling naar het gastenverblijf van de koninklijke bezoekers reed Beatrix in de eerste auto, vergezeld door de burgemeester. Claus bevond zich in de tweede auto, begeleid door Alexandr Romanov, de Sovjet-ambassadeur in Den Haag. De prins staarde aanvankelijk in gedachten verzonken voor zich uit. Romanov wilde hem niet storen en zweeg. Toen kreeg Claus tranen in de ogen. Ambassadeur Romanov raakte hier zelf door geroerd. Russen zijn bijzonder gevoelig voor oprecht medeleven van de zijde van buitenlanders met de verschrikkingen die de Sovjet-Unie in de jaren 1941-1944 heeft moeten ondergaan. De Rus probeerde Claus gerust te stellen. De prins zei: ‘Ik dank de hemel, dat ik als Duitser niet medeverantwoordelijk ben voor het leed, dat Leningrad is aangedaan.’ De volgende dag zei de prins geheel onverwacht tegen ambassadeur Romanov: ‘We reizen nu al vele dagen samen. Laten wij elkaar maar liever tutoyeren.’ ‘Sorry, koninklijke hoogheid,’ antwoordde de diplomaat protocollair, ‘ik ben helaas niet in de positie om op uw warme en genereuze geste in te gaan.’ Dit was prins Claus ten voeten uit. Wie in Nederland kende hem van deze zijde? Hij had er veel voor over om de afstand tussen zichzelf als man van de kroonprinses en zijn omgeving, in dit geval de Sovjet-ambassadeur, tot zuiver menselijke verhoudingen terug te brengen. Bovendien kan men zich afvragen, hoe gerechtvaardigd zou kunnen worden om tegen iemand, die vervuld is van dergelijke gevoelens, leuzen op muren te schrijven met ‘Claus d'r aus’. De man heeft de oorlog waarschijnlijk om zéér moverende redenen meer vervloekt dan de jeugdige vandalen, die van de oorlog niets weten of begrijpen en desalniettemin het recht menen te hebben om met verfpot en kwast tegen Claus gericht de hort op te gaan. Bovendien zou het niet blijven bij dit soort onintelligente antinazi demonstraties tegen iemand, die nooit iets met de nazi's van doen heeft gehad. De bloedhonden van de roddelpers zouden zichzelf carte blanche geven om nog veel ernstiger leugenverhalen te verspreiden, ditmaal in verband met het tiendaagse bezoek van Claus en Beatrix aan de Sovjet-Unie. Zoals gezegd begeleidden de heer en mevrouw Romanov het prinselijk paar op de reis door hun land. Er zou een warme genegenheid tussen hen groeien, niet zozeer als burgers van twee landen met aan elkaar tegengestelde politieke systemen, maar als tussen vier mensen, behorend tot hetzelfde Europese continent. De ellendelingen van | |
[pagina 47]
| |
‘De Telegraaf’ en de TROS-televisie zouden hierin later aanleiding vinden om Claus en Beatrix ten overstaan van een wereldpubliek in het Amerikaanse weekblad ‘Time’ te schande te maken als met Moskou sympathiserende koninklijke hoogheden. Prins Bernhard en prinses Beatrix hadden in meer dan één opzicht een ‘Seelenverwantschaft’. Ze waren altijd al samen op reis gegaan, eerst naar de door de prins in samenwerking met Generaal Walter Bedell Smith van de CIA opgerichte zogenaamde ‘Bilderberg-Conferenties’ en later naar vergaderingen van het World Wildlife Fund. Ook ná de kennismaking en het huwelijk met Claus zette Beatrix de traditie van reizen met haar vader naar de door hem voorgezeten vergaderingen en organisaties voort. Claus bleef dan alleen thuis. Voor Beatrix was dat geen enkel punt. Voor haar gevoel betekende het samenzijn met haar vader niet meer of minder dan wat het altijd was geweest, namelijk een uitstekende vader-dochter relatie. Bovendien leerde zij veel van de bijeenkomsten en ontmoette zij op internationaal niveau tal van vooraanstaande en interessante persoonlijkheden. Voor Claus lag dit op reis gaan met zijn schoonvader echter moeilijker en gecompliceerder. De prins voelde vanaf het begin, dat hij op een andere golflengte opereerde dan zijn schoonvader. Waar zijn schoonvader bij voorkeur ‘De Telegraaf’ las, verdiepte Claus zich liever in ‘De Volkskrant’ of het ‘NRC-Handelsblad’. Zijn schoonvader ging dagelijks op pad met een witte anjer in het knoopsgat. Dit was niet Claus' stijl. Hij wilde en kon ook niet een doublure worden van prins Bernhard, want hij miste diens aristocratische flair en misschien ook diens uitgesproken gevoel voor humor en savoir-vivre. Claus was altijd enigermate stijfjes gebleven, waarvan de oorzaak misschien mede moet worden gezocht in het feit, dat hij in zijn prille jeugd voornamelijk door vrouwen werd omgeven. Later werd de jongen op de verschillende kostscholen dikwijls in elkaar getimmerd. Hij had nu eenmaal een zachte natuur. In tegenstelling tot zijn schoonvader koesterde hij geen enkele belangstelling voor militaire zaken. Nog minder had Claus behoefte aan een complete garderobe van gala-uniformen en regimentskledij, gepluimde steken of rinkelende sabels. De man van Beatrix was wars van ieder militair vertoon. Hij had wel begrip voor de neiging van zijn schoonvader, die uit het soldateske vorstendommetje Lippe-Biesterfeld stamde en zijn jeugd op kasteel ‘Reckenwalde’ had doorgebracht. Claus had nu eenmaal zijn jeugd op een sisalplantage in Afrika doorgebracht. Hier werd de | |
[pagina 48]
| |
kiem gelegd voor zijn belangstelling voor de ontwikkelingsproblematiek en het meer dan miserabele lot van het overgrote deel van de Afrikaanse plattelandsbevolking. Prins Bernhard was zich op latere leeftijd meer gaan inzetten voor het behoud van het rijk der dieren. De beide prinsen waren dus niet alleen in zeker opzicht rivalen waar het Beatrix betrof, maar ze waren bovendien tegenpolen in hun benadering van het leven en de wereld. Claus had daarenboven de uitgesproken handicap, dat hij zijn nieuwe prinselijke identiteit nog moest bepalen. Bernhard was als prins geboren, maar Claus was een papieren prins en dat besefte hij terdege. Hij benijdde Pieter wel eens, omdat deze ondanks zijn huwelijk met prinses Margriet meneer Van Vollenhoven had kunnen blijven. Claus kwam uit een milieu waar status meer werd bepaald door capaciteiten en verdienste. Hij werkte dan ook ijverig aan een diplomatieke carrière, waaraan hij te zijner tijd een hoge status zou kunnen ontlenen. Drijven op een eigen identiteit zoals prins Bernhard altijd heeft gedaan, was voor Claus nog een onmogelijkheid. Een zwak ontwikkeld gevoel voor zelfwaardering kan in een onvoorziene ‘stress’-situatie inderdaad leiden tot het soort rampen als waarvan Claus en Beatrix het slachtoffer zouden worden. Beatrix bezit daarentegen een glasheldere identiteit, een identiteit, die misschien zelfs enigermate wordt belast door overcompensatie. Met haar buitengewoon krachtige persoonlijkheid zal zij dan ook heel anders reageren op moeilijkheden die op haar weg komen. Zij zoekt haar eigen oplossingen en zal zich alleen in extreme omstandigheden wenden tot een uitverkoren vertrouwelinge (daarover kom ik nog te spreken). Zij is in dit opzicht inderdaad als Wilhelmina, die door haar dominerende optreden en overdreven gevoel van zelfverzekerdheid haar man, prins Hendrik, verpletterde en eigenlijk dikwijls het huis uit joeg. Koningin Juliana respecteerde de stelling van prins Bernhard, dat de koningin mogelijk de baas was in het koninkrijk, maar dat híj op paleis Soestdijk de lakens uitdeelde. Terwijl Juliana bijvoorbeeld altijd aardig was voor het hofpersoneel en belangstellend naar hun gezinsomstandigheden informeerde - zij ging er van uit, dat deze mensen er waren om het leven van de familie te helpen veraangenamen - meende prins Bernhard juist, dat het zijn taak was om erop toe te zien, dat de dagelijkse gang van zaken op Soestdijk als gevolg van het lieve karakter van zijn vrouw niet falikant derailleerde. Het uitkafferen van lakeien en kamermeisjes lag meer in zijn lijn van optreden. | |
[pagina 49]
| |
Op Huis ten Bosch maakt Beatrix in alle opzichten de dienst uit. Claus zit daarom in een situatie, dat hij noch de baas is in het koninkrijk, noch de dienst kan uitmaken binnen de muren van het paleis waar hij woont. Deze voor hem diep onbevredigende situatie heeft er mede toe bijgedragen, dat er een moment in zijn leven kwam, dat hij het allemaal niet meer aankon. Bij het verwerven van een eigen plaats binnen de Oranje-clan werd prins Claus voortdurend geconfronteerd met het naar hem toe stralende superioriteitsgevoel van zijn schoonvader en de uiteindelijke geslotenheid van zijn vrouw. Wanneer de problemen thuis zich werkelijk opstapelden, loste Beatrix deze of zélf op of zij wendde zich tot een zeer persoonlijke vriendin. Soms ook raadpleegde zij haar bijzondere vertrouwelinge, mejuffrouw Geertruida Buring Boekhoudt, een voormalig lerares aan het Baarns Lyceum en enige tijd directrice van de speciale klas voor de prinsessen. ‘Miss B.B.’ was de dochter van een vooraanstaand psychiater uit Groningen en indertijd door de rector van het Baarns Lyceum, dr. J.A. Vor der Hake, in overleg met koningin Juliana naar voren geschoven als pedagoge om Beatrix te begeleiden. Er groeide een buitengewoon liefdevolle en hechte band tussen haar en de prinses. Zij onderhielden dan ook tot aan haar dood in 1982 een regelmatig contact. Ook ná haar echtverbintenis met Claus bleef Beatrix haar voormalige leermeesteres trouw. Om te beginnen zond zij tijdens haar huwelijksreis in maart 1966 vanuit Mexico een telegram voor haar 73e verjaardag. Gedurende vele jaren reed deze dame in haar Austin van tijd tot tijd naar ‘Drakensteyn’ om met het prinselijk paar de lunch te gebruiken. Dit waren hoogtepunten in het leven van de bejaarde gouvernante, die van Beatrix was gaan houden als van een eigen kind. Jarenlang had zij dan ook een kamer op Soestdijk gehad en jarenlang had zij haar lievelingsleerling met raad en daad bijgestaan. Ook voor prins Claus vatte ‘Miss B.B.’ diepe genegenheid op. Ik weet dit, omdat ik zelf vrijwel vanaf mijn komst op het Baarns Lyceum in 1937, eveneens op advies van dr. J.A. Vor der Hake aan mijn ouders, onder haar persoonlijke hoede heb gestaan. Ook mijn vriendschap met ‘Aunty’, zoals ik haar noemde, duurde tot haar dood in 1982. Reeds in 1972 tekende ik in mijn dagboek aan, dat mejuffrouw Buring Boekhoudt na een bezoek aan ‘Drakensteyn’ tegen me zei: ‘Prins Claus is een bijzondere en zéér gevoelige man. Wanneer hij geen betekenisvol werk te doen zou krijgen, dan voorzie | |
[pagina 50]
| |
ik de grootste problemen.’ Ook zij signaleerde problemen rond Claus' gevecht om het behoud van zijn identiteit. Zij vreesde toen al, dat een identiteitscrisis vroeg of laat onvermijdelijk zou zijn indien Claus zich geen fundamenteel vertrouwen in de echtheid van zijn Oranje-rol eigen zou kunnen maken. Wordt immers niet in de psycho-analyse het eigen geloof in een zaak, hier dus het prins-gemaalschap, omschreven als een conditio sine qua non voor een levensvatbare identiteit? Ieder mens draagt het stempel van prille jeugd, van zijn toenmalige maatschappelijke omstandigheden, dus van het persoonlijk noodlot. Uit dit oorspronkelijk pakket van levenservaringen wordt het Ego geboren. Het IK is dus een specifieke set van waarden, die de privé-wereld van het individu mee helpt bepalen. Het IK moet een gevoel van veiligheid geven in een onrustige en soms dreigende wereld. De psycho-analyticus Erik Erikson noemde de glorie en de macht van een bloeiend Ego de synthese. Hij schreef, dat wat Hegels dialectiek voor het ‘verstand’ moest doen, het IK zou moeten doen voor het ZELF van de mens. ‘Er is zodoende een diepe kern in ieder individu,’ schreef Erikson, ‘die zelfs boven de psycho-sociale identiteit van ieder mens uitgaat.’ Claus knokte vanaf het moment, dat hij ‘full-time’ toetrad tot het Huis van Oranje voor zijn ZELF. Dit geschiedde geheel onttrokken aan de opmerkzaamheid van het publiek. Slechts weinigen in zijn onmiddellijke omgeving namen soms tekenen waar, dat er mogelijk iets mis is. Hij spande zich tot het uiterste in om meer inzicht te verkrijgen in zijn Ego-situatie. Het lukte maar niet. Het leek wel of juist steeds meer stoppen in zijn innerlijke controlekamer doorsloegen. Het blijft natuurlijk een droevig feit, dat zelfs mensen, die het intieme vertrouwen van leden van de koninklijke familie genieten, geneigd zijn de opperste terughoudendheid en discretie in acht te nemen wanneer de privé-sfeer van het Huis in het geding is. Zelfs zij, die weten dat er moeilijkheden zijn of zij die dolgraag zouden willen helpen, zullen een afwachtende houding aannemen. Iedere poging tot hulp of advies in de richting van de Oranjes loopt het risico te worden geïnterpreteerd als Streberei, wat het in vele gevallen absoluut niet is. De achterdocht van de zijde van Huis ten Bosch over de ware bedoelingen van buitenstaanders kent helaas geen grenzen. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat er sprake is van een pathologische ondertoon. Mejuffrouw Buring Boekhoudt was misschien één der eersten in de koninklijke entourage, die verband legde tussen een zeer | |
[pagina 51]
| |
noodzakelijke en gewenste groei in het zelfvertrouwen en het gevoel van zelfwaardering van prins Claus en het zoeken naar een passende werkkring. Werkloosheid is lang niet altijd een financieel vraagstuk, maar vaak een probleem van zelfrespect. Bij het samenstellen van een pakket van voor hem zinvolle taken ondervond Claus opnieuw enige hinder van zijn voorganger, prins Bernhard, die zich een kwart eeuw eerder in het Nederlandse maatschappelijke leven had kunnen inwerken. Voor prins Claus waren de keuzemogelijkheden aanzienlijk beperkter. Toch kwam geleidelijk aan een aantal adviseurschappen, voorzitterszetels en andere erefuncties beschikbaar. Hij werd bijvoorbeeld benoemd tot voorzitter van de Nationale Commissie Ontwikkelingsstrategie (NCO), een instituut dat de bijnaam Commissie Claus zou krijgen. De voornaamste taak van de NCO was om het publiek nader te informeren over de problematiek van de Derde Wereld Landen. De ‘job’ was op zijn lijf geschreven. De prins beschikte over ruime ervaring in Afrika en Latijns Amerika en kon dus zinvol in deze richting bezig zijn. Na enige tijd moest hij deze werkkring echter weer opgeven, omdat politiek Den Haag van mening was, dat aan het prinselijke voorzitterschap op een onder de omstandigheden vrij delicate post op den duur teveel haken en ogen zaten. Vervolgens werd Claus benoemd tot voorzitter van de Stichting Nederlandse Vrijwilligers (SNV). Deze organisatie hield zich bezig met de uitzending van specialisten en adviseurs op het gebied van ontwikkelingshulp naar arme landen. Ook die bezigheid moest hij reeds vóór de ambtsaanvaarding van Beatrix laten varen. Ook deze functie werd door politiek Den Haag onverenigbaar geacht met de taken van een prins-gemaal. De journalist Arie Kuiper heeft eens een overzicht samengesteld van de interessante, weloverwogen en nogal specialistische redevoeringen, die prins Claus tijdens deze voorzitterschappen heeft gehouden. Kuiper constateerde terecht, dat uit die toespraken in de zeventiger jaren bleek, dat Claus kon worden omschreven als ‘een modern ingestelde, redelijk progressief denkende man, die een duidelijk inzicht heeft in de oorzaken van de schreeuwende onrechtvaardigheid in de wereld’. Kuiper vervolgde: ‘Uit die redevoeringen blijkt ook, dat hij radicale uitspraken bepaald niet uit de weg is gegaan. Hij weet, dat de rijke landen zich in de mondiale handelsverhoudingen maar al te dikwijls onredelijk en egoïstisch gedragen. Hij vindt dat de rijken een verkeerde mentaliteit hebben, dat zij dat moeten veranderen, en dat heeft hij vele malen openlijk uitgesproken.’ Kuipers analyse is een weloverwogen commentaar op de uitlatin- | |
[pagina 52]
| |
gen van prins Claus. Hoe kwetsbaar de prins echter was bij het doen van semi-politieke uitspraken bleek bij herhaling uit de meest uiteenlopende reacties in de pers. Jan Eter, alias Stoker, alias Hugo Brandt Cortius, schroomde niet Claus als een ‘prins onbenul’ te kenmerken. Die schrijver heeft zich echter een brede reputatie verworven door de meest onbedaarlijke onzin die hij debiteert en hoeft dus niet serieus te worden genomen. Martin van Amerongen, schrijvend in hetzelfde weekblad ‘Vrij Nederland’, had een andere formule voor Claus uitgedokterd. Hij schreef, dat de monarchie nooit kon deugen, ‘want dan heb je eindelijk eens een prins, die wat zinnigs heeft te zeggen en dan moet hij zijn mond houden’. Het bleef dus door de zeventiger jaren heen een vallen en opstaan voor de prins. Er ontstond bijvoorbeeld in Den Haag politieke opwinding over een uitspraak van Claus. Deze had zich onder aandringen van een hem ondervragende journalist laten ontvallen, de voorkeur te geven aan een ontwikkelingsmodel als dat van Tanzania, het land waar hij in zijn jeugd had gewoond. Op dat moment had hij zich, althans volgens de rechtse media, begeven in gevaarlijk rose of links vaarwater, omdat iedereen wist dat Tanzania een socialistische koers was ingeslagen, waarbij economische groei zoveel mogelijk vanuit de basis van de samenleving werd gestimuleerd. Wat prins Claus vooral waardeerde in het beleid van president Julius Nyerere was, dat Tanzania bewust streefde naar sociale rechtvaardigheid voor een zo groot mogelijk aantal mensen. Men behoeft waarlijk niet van het etiket ‘links’ te worden voorzien - laat staan door de heren commentatoren in Den Haag - om te weten, dat de hele Noord-Zuid problematiek in de moderne wereld juist draait om het intelligente streven om de ontwikkelingsgelden uit de rijke landen zoveel mogelijk ten goede te laten komen aan de basis van de gemeenschap in de arme landen. Claus en Beatrix waren beiden ook levendig geïnteresseerd in het werk van de Club van Rome, volgend op de publikatie van het MIT-computerrapport ‘Grenzen aan de Groei’. In oktober 1974 woonden zij bijvoorbeeld op uitnodiging van voorzitter Aurelio Peccei de vergadering van de Club van Rome in het Westberlijnse Hilton-hotel bij. Urenlang luisterden ze samen naar voordrachten van gedelegeerden uit alle delen van de wereld. In de pauzes sprak het prinselijk paar informeel met specialisten en afgevaardigden uit vele landen. Ze genoten duidelijk van dit semi-incognito werkbezoek aan een congres, dat hun volle belangstelling had. | |
[pagina 53]
| |
Het is opmerkelijk, dat van de drie Duitse heren, die onze drie koninginnen op hun levenspad vergezelden - prins Hendrik, prins Bernhard en prins Claus - het juist deze laatste prins is, die wat politieke en maatschappelijke visie betreft eigenlijk het dichtst bij de regerende vorstin staat. In de tijd, dat de hertog Von Mecklenburg-Schwerin in Den Haag arriveerde, bestond er niet alleen een verhouding tussen koning en volk, die dateerde uit het tijdperk van de hunnebedbouwers, maar ook was ‘het geheim van Oranje’ toen nog nauwelijks doordringbaar. Wilhelmina regeerde als een feodale vorstin en liet haar man enkele kruimels, zoals het voorzitterschap van het Rode Kruis of het leiderschap van de padvinders van Lord Baden Powell. Brave Hendrik werd totaal buiten de leiding van de staat gehouden. Claus leerde hem uit de verhalen kennen als een goedgemutste Duitse landjonker, die onder het genot van een stevige borrel zijn vertier elders was gaan zoeken. Ook zijn jachtpartijen verwierven enige faam. In die dagen bestonden er nog geen massaedities van roddelbladen en dus zijn veel van de saillante details van het privé-leven van prins Hendrik gelukkig in de vergetelheid geraakt. Prins Bernhard debuteerde op aanzienlijk minder formele wijze bij de Oranjes. Hij arriveerde op een zonnige herfstdag met zijn aanstaande bruid, Juliana, in een tweezitter Ford cabriolet voor de trappen van paleis Noordeinde. Ook voor prinses Juliana waren door het hof indertijd lange lijsten aangelegd van aanvaardbare huwelijkskandidaten in de kringen rond de Europese hoven. Wilhelmina had vooral op paleis Het Loo steeds vrij intensieve contacten onderhouden met Duitse familieleden. Groothertogin Marie von Mecklenburg, de moeder van prins Hendrik, bracht er dikwijls de zomers door. Ook de toenmalige Duitse keizerin en andere vorstelijke families als Von Bentheim, Von Wied, Von Teck of de half-broer van Hendrik, hertog Johan Albrecht von Mecklenburg, de regent van Brunswijk, verbleven dikwijls op het oorspronkelijk door stadhouder Willem III gebouwde jachtslot. Minder bekend is hoe prins Bernhard indertijd onverwacht naar voren is geschoven. Reeds in de dagen voor de Eerste Wereldoorlog behoorden de vorst en vorstin van Lippe-Detmold tot de intieme vriendenkring van Hendrik en Wilhelmina. Zij verbleven dan ook regelmatig op Het Loo. Leopold I van Lippe-Detmold was in die dagen de regerende vorst in zijn ministaatje. De vader van prins Bernhard was een jongere broer van Leopold I. De | |
[pagina 54]
| |
Oranjes waren dus uitstekend geïnformeerd over de beide prinsen Bernhard en Aschwin. Wilhelmina besloot dan ook in 1936 een gok in die richting te wagen. Mijn ouders, mijn twee broers en ikzelf waren die zomer op een autoreis. We logeerden in het Grand Hotel in Le Hohwald in de Franse Vogezen. Op een ochtend richtte een geagiteerde directeur zich tot mijn vader met het verzoek of we onze appartementen wilden ontruimen, omdat geheel onverwacht koningin Wilhelmina en prinses Juliana, met een gevolg hofdignitarissen zouden arriveren. Het gezelschap was op weg naar de kennismaking met Bernhard. Wij verhuisden dus naar de dépendence. Inderdaad reed in de late middag een Packard-auto met achterin een open schuifdak voor de trappen van het hotel, waaruit koningin Wilhelmina en haar dochter stapten. Ze waren vergezeld van de adjudant van H.M. de Koningin, generaal-majoor D.Q.C.F. de Jonge van der Halen, de ordonnans-officier van Wilhelmina, jonkheer D.J.A.A. van Lawick Pabst, de hofdame van Wilhelmina, C.M. baronesse van Asbeck, en de hofdame van Juliana, M.J. baronesse van Heemstra, alsmede de Nederlandse gezant te Bern, mr. C. ridder van Rappard. Het viel mijn moeder toen al op, dat alle dames een hoed droegen, behalve Juliana. (Beatrix daarentegen, houdt weer vast aan hoedjes dragen.) Eind juli 1936 vond toen in het Zwitserse Grindelwald het sprookje plaats waarbij Bernhard en Juliana elkaar leerden kennen. De door Wilhelmina geïnspireerde ‘koppeling’ zou perfect slagen. Ook toen publiceerde ‘De Telegraaf’ als eerste een foto van de aanstaande man van de kroonprinses. Alleen was de redactie van ‘De Telegraaf’ zich, in tegenstelling tot de opname van ‘Drakensteyn’, niet bewust van het feit, dat prins Bernhard op de door R. Schudel gemaakte foto stond. Schudel was een lokale verslaggever. Hij fotografeerde prinses Juliana, die op het Jungfraujoch haar vrienden in de sneeuw fotografeerde. Eén van die vrienden was prins Bernhard von Lippe-Biesterfeld. Prins Bernhard had voor zijn persoonlijke ontplooiing, zeker gezien het strenge protocollaire regiem onder Wilhelmina, de wind mee. Als gevolg van de Duitse invasie verhuisde hij reeds na vier jaar naar Londen, terwijl zijn vrouw en kinderen zich vestigden in het verre en veilige Canada. In Engeland beschikte Bernhard vrijwel meteen over aanzienlijk meer persoonlijke bewegingsvrijheid dan op Soestdijk of het paleis Noordeinde. Misschien is deze vijfjarige oorlogsperiode indirect de aanleiding geworden tot het web van sommige onacceptabele persoonlijke relaties, waarin hij | |
[pagina 55]
| |
later verstrikt zou raken. In Londen bouwde hij een al te informele en oncontroleerbare levenswijze op, die weinig meer van doen had met de selectieve voorzichtigheid en geregelde hofhouding, zoals hij die op Soestdijk had gekend. Prins Hendrik was dus overal buiten gehouden. Prins Bernhard bemoeide zich ook nauwelijks met staatszaken - een uitzondering is misschien zijn vrij intensieve bemoeienis met de kwestie Nieuw Guinea geweest -, maar hem werden toch dikwijls andere belangrijke missies naar het buitenland toevertrouwd, voornamelijk in de financiële en economische sector. In dit verband doet het enigermate suspect aan wanneer prins Bernhard op latere leeftijd zijn dochter de koningin op de vingers tikt, zoals hij onlangs in een gesprek met een medewerkster van ‘Elseviers Magazine’ heeft gedaan. ‘Bij mijn dochter Beatrix bespeur ik wel eens, dat zij graag zou willen, dat een minister een andere beslissing neemt. Natuurlijk kan dat niet. Zij heeft daarover immers niets te zeggen,’ zei de prins tegen Mariëtte Daniëls, die naar Soestdijk was gekomen om te spreken over het ‘England-Spiel’. ‘Ze wil het wel graag,’ vervolgde de prins. ‘Dat is mijn vrouw nimmer gebeurd. Zij stelde zich altijd uiterst bescheiden op en heeft zich toegelegd op het helpen.’Ga naar voetnoot1. Het bevreemdt natuurlijk de vader thans publiekelijk op zijn koninklijke dochter te horen mopperen, temeer daar hij zichzelf meer dan eens heeft beijverd om regeringsbesluiten naar zijn hand te zetten. Bernhard heeft zich indertijd nauw geassocieerd met de buitenparlementaire oppositie tegen het beleid van minister Luns en consorten. Zijn persoonlijke vriend uit Londen, oud-Unilever topman Paul Rijkens, leidde zelfs het verzet tegen de regeringspolitiek. De rol van prins Bernhard in deze, ook vis à vis president Soekarno persoonlijk, is tot dusverre nooit uit de verf gekomen. Mij lijkt de prins de laatste persoon in het koninkrijk om thans zijn dochter op dit punt te kapittelen. Trouwens, hierbij zij ter zake opgemerkt, dat het ondenkbaar zou zijn, dat prins Claus zich achter de schermen zou verzetten tegen een politiek, die wordt gevoerd onder de verantwoordelijkheid van zijn vrouw, de koningin. Bernhard en Juliana hielden er echter zeer verschillende wereldbeschouwingen op na. Prins Bernhard was op de eerste plaats een | |
[pagina 56]
| |
‘homo atlanticus’. Hij was volledig georiënteerd op het westelijk halfrond, op Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Hij was een exponent van het Atlantisch Bondgenootschap. Deels kwam deze verwantschap met een militaire benadering van de wereldproblematiek voort uit zijn oorlogsverleden en zijn nauwe bindingen met Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten. Hij had dus een duidelijke pro-NAVO instelling. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij, ondanks diverse uitnodigingen, nog nooit een bezoek heeft gebracht aan de Sovjet-Unie. Wordt immers ook in de Sovjet-Unie niet veel aan natuurbescherming gedaan? Bovendien heeft koningin Juliana, ook al omdat haar voorouder prinses Anna Paulowna een Russische prinses was, juist altijd de wens gehad eens de Sovjet-Unie te bezoeken. In tegenstelling tot prins Bernhard is koningin Juliana pacifistisch ingesteld. Deze levenshouding paste ook meer bij haar persoonlijkheid als gelovig mens. Zij beziet de wereld altijd in termen van verzoening en niet in termen van confrontatie. Juliana is een vrouw die altijd de dialoog heeft gezocht, waardoor zij wel eens als dromerig en zweverig is beschouwd, wat in hoge mate unfair is. Haar pacifistische instelling zou Juliana de nodige moeilijkheden bezorgen. Zo is de Greet Hofmans-affaire van 1956 in wezen een regelrechte politieke confrontatie tussen koningin Juliana en prins Bernhard geweest, waarbij mevrouw Hofmans slechts de druppel was die de emmer deed overlopen. Bovendien was het Hofmansschandaal in oorsprong geïnitieerd door prins Bernhard, die zelf gelooft in paranormale begaafdheden. (Ook voor zijn moeder, prinses Armgard, heeft hij in de persoon van Gerard Croiset paranormale hulp ingeroepen toen zij in de jaren zeventig aan kanker leed en stervende was. Croiset heeft met wonderlijk goede resultaten de moeder van de prins tot haar laatste uur pijnvrij gehouden.) Toen koningin Juliana zich in de vijftiger jaren ernstige zorgen maakte over de oogziekte van prinses Christina, schakelde prins Bernhard mevrouw Hofmans in. Van kennissen had hij gehoord over de ‘sensationele’ resultaten van haar werk. Zo wilde hij zijn vrouw nieuwe hoop geven. Mevrouw Hofmans was echter ook een pacifiste van formaat en zij scheen een steeds grotere invloed op de koningin te krijgen. Daar kwam nog bij, dat de Amerikanen zich ernstig zorgen maakten over Juliana, die zij beschouwden als een gevaarlijke dissidente, die een negatieve invloed had op de Nederlandse bevolking en dus op het Atlantisch Bondgenootschap. | |
[pagina 57]
| |
Zodoende lagen er twee kiemen voor een hof-conflict. Ten eerste was daar het optreden van mevrouw Hofmans. Dat zich in dit verband op paleis Soestdijk vreemde toestanden voordeden, begreep ik uit een gesprek, dat ik in die dagen voerde met de weduwe van de Amerikaanse president, mevrouw Eleanor Roosevelt. Deze was tijdens de oorlog, wanneer Juliana het Witte Huis bezocht, zéér op haar gesteld geraakt. Door haar meditatieve uitspraken en rituelen - tot aan de ontbijttafel toe - bracht Greet Hofmans mevrouw Roosevelt ertoe een logeerpartij bij de koningin voortijdig af te breken. Ten tweede was daar de politieke, pacifistische invloed, die mevrouw Hofmans op de koningin had, zeer tot ongenoegen van prins Bernhard. Voor prins Bernhard was op een dag de maat vol. Onlangs openbaarde hij, dat hij op het punt heeft gestaan zijn koffers te pakken en de prinsessen mee te nemen. In ieder geval wil het verhaal, dat hij mevrouw Hofmans met haar koffertje in de meest letterlijke zin des woords buiten de deur heeft laten zetten. In 1956 leidde dit tot een verscherping van het reeds lang sluimerende politieke hofconflict. Het Westduitse serieuze weekblad ‘Der Spiegel’ bracht het schandaal als primeur op de omslag. De teneur van het stuk was, dat koningin Juliana onder invloed van haar vriendin Greet Hofmans min of meer gaga was geworden. Dat dit absoluut onwaar was, kwam tijdens de perscampagnes die volgden nauwelijks uit de verf. (Overigens was er in die tijd in de kringen rond het hof een strijd tussen twee kampen aan de gang: de pro-NAVO-lobby rond prins Bernhard en de Juliana-gezinde lobby, die de wereld in minder oorlogszuchtige termen beschouwde. Ik sprak in die dagen uitvoerig met de kamerheer van de koningin, mr. dr. I.G. van Maasdijk, en begreep, dat er voornamelijk vanuit Washington een vorm van guerrilla tegen de ‘pacifistische koningin van Nederland’ was georganiseerd.) Er deed zelfs een versie de ronde, dat prins Bernhard de man achter het lek naar ‘Der Spiegel’ was geweest. Dit soort verhalen, waar of onwaar, bezorgde prins Claus, de nieuw tot het Huis van Oranje toegetreden prins, koude rillingen. Hij probeerde zich in te denken hoe hij zelf zou reageren indien zich in zijn leven ooit dergelijke schandalen zouden afspelen. Het stelde hem overigens gerust dat, waar Bernhard en Juliana in politiek opzicht - en zeker wat Oost-West verhoudingen betrof - lijnrecht tegenover elkaar hadden gestaan, Beatrix en hij prima op één lijn zaten wat de benadering van de wereldpolitiek betrof. Was prins Bernhard een ‘homo atlanticus’, hij, prins Claus, was | |
[pagina 58]
| |
juist een ‘homo europeus’. Beatrix was aanvankelijk, mede als gevolg van de invloed van de Bilderberg Conferenties, geneigd de wereld door de ogen van haar vader te beschouwen. Maar vooral ook volgend op de reis, die zij samen met Claus naar de Sovjet-Unie had gemaakt, was zij tot andere, meer Europees gerichte inzichten gekomen. Zij deelde bijvoorbeeld de analyse van Claus, dat de Sovjet-Unie historisch en cultureel gezien onafscheidelijk tot Europa behoorde, zeker wat het Europese deel van het wereldrijk betrof.
Claus leerde Beatrix in de zeventiger jaren steeds beter kennen, en vice versa. Het leek er in die jaren op, dat de prinses een scherp inzicht had in de absolute noodzakelijkheid om Claus te helpen zijn zelfrespect onder alle omstandigheden overeind te houden. Zij was vooral in die eerste jaren nog altijd zijn enige steun en toeverlaat. Uit de psycho-analyse is bekend, dat de vrouw, die de rol van de moeder in het gezin heeft ervaren als een zich onderwerpen aan de vader, zich mogelijk diametraal tegengesteld aan de moeder zal gaan gedragen. Zulke vrouwen zullen dikwijls een manipuleerbare man zoeken, een man, die van nature confrontaties vermijdt en in de huwelijksrelatie aanstuurt op aanpassing en toegeven. Deze man zal geneigd zijn zichzelf weg te cijferen om aan de diepste wensen van de vrouw tegemoet te komen. Het blijft echter een kwestie van hoe lang deze kruik weerstand kan bieden voor ze barst. Claus verafschuwde juist het model van Wilhelmina, waarbij de vrouw de broek aan had. Hij had in zijn prille jeugd grotendeels onder vrouwen verkeerd, die dikwijls de baas over hem wilden spelen. Hij zocht het eeuwig ‘weibliche’ in de vrouw, terwijl Beatrix juist was voorbestemd de rol van de koning te gaan overnemen. Een voorval, eveneens uit de reis naar de Sovjet-Unie, licht het tipje van de sluier in dit opzicht bij prins Claus verder op. In Moskou werd een bezoek gebracht aan het Sovjet Vrouwencomité. Gezeten aan een conferentietafel voerden Claus en Beatrix enkele uren een gesprek met de dames, onder wie de voorzitster, Valentina Tereshkova. Prins Claus bracht op een gegeven moment naar voren, dat hij vraagtekens plaatste bij de zijns inziens steeds meer op mannentaken gerichte werkzaamheden van moderne vrouwen. Hij zei te vinden, dat vrouwen primair hun aandacht en energie op het gezin moesten richten. Dit amuseerde de Sovjet-dames, temeer daar in de Sovjet-Unie zelfs meer vrouwen dan mannen in het | |
[pagina 59]
| |
arbeidsproces meedraaien. In de Sovjet-Unie worden de meeste kinderen in crèches opgevoed, juist omdat de moeders werken in fabrieken of zelfs als bouwvakkers, een traditie die uit de Tweede Wereldoorlog werd overgehouden. De dames keken naar H.K.H. prinses Beatrix, maar zij zweeg. Valentina Tereshkova stelde daarop prins Claus de directe vraag, waarom hij met genoemde opvattingen dan toch had besloten een kroonprinses te trouwen, die koningin zou worden, waardoor hij toch als prins-gemaal de tweede viool zou gaan spelen. Claus realiseerde zich ogenblikkelijk, dat hij zich in een precaire situatie had gemanoeuvreerd, maar hij gaf een eerlijk antwoord. Hij zei: ‘Omdat ik een gezin wilde stichten en kinderen wilde krijgen.’ De Sovjet-dames begrepen, dat het nodig was het gesprek een andere wending te geven. Toch illustreert het voorval welke de gevoelens van de prins waren ten aanzien van wat zich om hem heen afspeelde. Prins Claus realiseerde zich in 1973, dat Beatrix er niet de vrouw naar was om, zoals de psychiatrie dat omschrijft, ‘via de man te gaan leven’. Uit de psychotherapeutische literatuur is bekend, dat een jongen, die voornamelijk wordt opgevoed door een moeder, die geen inzicht heeft in de geslachtsgebonden en narcistische behoeften van haar zoon - laat staan dat de ruimte wordt gelaten om natuurlijke behoeften te compenseren - vaak een vrouw zal zoeken, die is opgegroeid in en verkeert in geheel andere sociale omstandigheden. De psychotherapie vraagt zich dan af of de man in kwestie zich toevallig in een dergelijke verbinding met een vrouw uit een ander, soms hoger, milieu stort of dat er een instinct in het geding is, dat hem in de richting trekt van een vrouw, die eigenlijk op subtiele manieren superieur is aan hem. Men ziet dan, dat de man noch de kracht kan opbrengen om haar te weerstreven (al zal hij dit soms wel proberen) noch de werkelijke kracht bezit om haar te verlaten. Therapeuten duiden een dergelijk huwelijk aan als een opzettelijk zoeken van een enigszins onderdanige positie. Er wordt een bewuste poging gedaan om los te breken uit een dergelijke situatie in het sociale milieu van de jeugd en de ouders, om die te verwisselen met een soortgelijke situatie in een ander sociaal milieu, meestal van een hogere rang en stand. In een dergelijk in de literatuur omschreven geval ging de man tenslotte in analyse om zich, geleid door de psycholoog, bewust te kunnen worden waar de oorspronkelijke ambivalentie vandaan kwam. De Zwitserse therapeute Alice Miller wijst erop dat de | |
[pagina 60]
| |
hier beschreven jongeman zich weliswaar had weten te bevrijden van zijn moeder en los was gekomen uit zijn adolescentie, maar dat hij desalniettemin emotioneel was blijven steken en had vastgehouden aan zijn oedipale en pre-oedipale moeder, wier rol in feite was overgenomen door zijn vrouw. Pas toen de analyse hem bewust had gemaakt van zijn gevoelens ten aanzien van die vroege periode, waarin hij overmatig op zijn moeder was aangewezen, had hij de feitelijke overheersing door zijn vrouw niet meer nodig en kon hij haar in alle rust verlaten. In het genoemde geval kon de psycho-analyse zelfs bereiken, dat de patiënt zijn ex-vrouw niet alleen veel realistischer zag, maar dat hij haar achteraf zelfs kon waarderen. Al met al legde de sprong omhoog naar het niveau van de Nederlandse kroonprinses in het leven van Claus tegelijk de kiem voor de crisis, die in 1982 haar hoogtepunt zou bereiken. Het startpunt voor de geleidelijke escalatie op weg naar die diepe depressie lag al bij de foto, die was genomen tussen de bomen van ‘Drakensteyn’ door. Claus voelde zich betrapt. Zijn façade, zijn psychische garderobe was bevuild en besmeurd. Zijn persona, of dat gedeelte van zijn IK, dat zich bezig houdt met de presentatie van de persoon Claus von Amsberg naar de buitenwereld toe, raakte door die eerste schokkende gebeurtenis reeds beschadigd. De meeste mensen taxeren zichzelf hoger of schrijven zichzelf een mooiere rol in het leven toe dan de werkelijkheid toelaat, met uitzondering van mensen met een depressieve aanleg. Aanvankelijk zag het ernaar uit alsof Claus, als uiterlijk extrovert mens, zich vrij gemakkelijk vereenzelvigde met zijn nieuwe, koninklijke omgeving, ja zich zelfs op vrij natuurlijke wijze integreerde in de gedragspatronen van de Oranjes. Een extrovert zal zijn leven zonder al te veel moeite afstemmen op de wetten en gewoontes, die in zijn onmiddellijke omgeving gelden. Voor Claus was dat in 1965 dus de overgang van de Max Planckstrasse 211 in Bad Godesberg, een vrijgezellenflat, naar ‘Drakensteyn’. Een extroverte persoonlijkheid zal zich dikwijls minder door morele of intellectuele maatstaven laten leiden en is vrij plooibaar ten opzichte van de eisen, die door nieuwe en gewijzigde sociale omstandigheden zouden kunnen worden gesteld. Daar staat echter tegenover, zoals de Zwitserse psychiater Carl C. Jung al waarschuwde, dat de extrovert in gestelde persoonlijkheid dikwijls een introvert onderbewustzijn zal hebben, waardoor conflicten kunnen ontstaan tussen het bewuste en het onbewuste deel van de geest. Die introverte kant van de psyche, van | |
[pagina 61]
| |
Claus bijvoorbeeld, zal veel minder hechten aan contacten of relaties met buitenstaanders of groepen van andere mensen. Ondanks de stroom van problemen en soms psychische schokken, die de nieuwe prins der Nederlanden aan de zijde van Beatrix meteen al vanaf 1965 ondervond, voelde hij zich volledig betrokken bij haar positie als kroonprinses - en later als koningin. Hij raakte door de constellatie van zijn denk- en gevoelswereld niet alleen betrokken bij het leven van Beatrix, hij raakte misschien zelfs over-betrokken bij het leven van zijn vrouw. Beatrix, die zich met uitzonderlijk hoge opvattingen wijdde aan haar taken en aan wat zij meende, dat van haar werd verlangd, en die bovendien over een krachtig persoonlijkheidsmodel beschikte, dat - als eerder aangegeven - voor een belangrijk gedeelte nog op haar vader was gericht, begreep misschien toch niet helemaal wat het in de jaren zeventig voor Claus betekende om zich een eigen plaats te moeten verwerven in de context van Oranje. Dit mogelijk gebrek aan inzicht beperkte de ontplooiingskansen van Claus. Zijn toen groeiende depressiviteit leidde tot de crisissituatie, zoals die zich in 1982 manifesteerde. Beatrix reageerde geheel op de haar eigen wijze toen haar relatie met Claus tot ernstige problemen leidde. Als gewoonlijk zocht zij haar toevlucht bij vertrouwde, persoonlijke vriendinnen, bijvoorbeeld mejuffrouw Buring Boekhoudt, om zich uit te spreken en zichzelf te hervinden. Pas later, wanneer zij voor haar gevoel de zaak weer in de hand had, kon zij zich bij Claus uitspreken, als om na te gaan of zij de problemen op de juiste manier zag. Een voorbeeld hiervan is te vinden in een gebeurtenis die plaatsvond niet lang voor de kroning. Zij moest toen in Hamburg een rede houden. Als gewoonlijk wilde zij, dat dit perfect zou verlopen, ook omdat zij wist dat verscheidene vrienden van haar man aanwezig zouden zijn. Omdat Duits voor haar niet de gemakkelijkste taal was - Engels lag haar beter - nam zij haar toespraak eerst door met prins Claus, die echter veel kritiek had. Daarop belde Beatrix haar vertrouwelinge, ‘Miss B.B.’ in Baarn, en riep haar hulp in. ‘Claus is nogal kritisch en streng,’ zei ze. De prinses arriveerde precies om half elf 's morgens, zonder chauffeur of rechercheur bij haar vertrouwelinge. Samen namen zij de redevoering door, net als vroeger het schoolwerk. Mejuffrouw Buring Boekhoudt haalde eerst nog enige fouten uit de tekst en daarop begon het samen instuderen. Aan het einde gekomen aarzelde de prinses even, maar vroeg haar toen reeds 85-jarige vriendin het nog één keer samen te doen. Zij wilde absoluut foutloos voor de dag komen in Hamburg. Daarop volgde een lang gesprek | |
[pagina 62]
| |
tussen de kroonprinses en de voornaamste begeleidster uit haar leven, een gesprek, waar Beatrix, als zij ooit nog eens haar memoires zal schrijven, misschien zelf op terug zal komen. |
|