| |
| |
| |
I
Dit is de geschiedenis van een ‘prins’, die zelf niet echt in het koningssprookje geloofde en er uiteindelijk zelf ziek van werd.
De Duitser Claus von Amsberg was al 38 jaar oud toen hij een totale omwenteling in zijn leven moest verwerken. Tot 1965 leefde hij als een rustige burger in Bonn en was daar als diplomaat verbonden aan het Westduitse ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze anonieme burger werd plotseling met één pennestreek van zijn aanstaande schoonmoeder gebombardeerd tot prins van het Huis van Oranje. Dertien miljoen mensen uit de lage landen langs de Noordzee lijfden hem psychologisch in als een stuk nationaal bezit. En dat alles, omdat hij een jonge vrouw had ontmoet, die hij liefhad, maar die bovendien kroonprinses van Nederland was.
Na 1965 kon Claus geen pas meer verzetten zonder te worden aangestaard, zonder door velen te worden verafgood, zonder heuse en onheuse, oprechte en valse complimenten en strijkages in ontvangst te moeten nemen of te worden opgezadeld met duizendenéén taken en verplichtingen, die misschien wonderwel pasten in aloude Nederlandse cultuurpatronen en tradities, maar die hem, Claus, in wezen weinig of niets zeiden en die dus ook niet wérkelijk iets voor hem konden betekenen. Je kunt iemand leren om in de Gouden Koets te zitten, maar dat wil allerminst zeggen, dat een burger, die al 38 jaar als normaal mens heeft geleefd, van de ene op de andere dag de met vlaggetjes zwaaiende menigte ook werkelijk als onderdanen beschouwt en dus echt in het opvoeren van het koningssprookje gelooft.
De eerste twintig jaar van Claus aan het Nederlandse hof vormen dus het verhaal van een man die als niet-gelovige tussen de gelovigen terechtkomt, oftewel van een man die is geprogrammeerd als onderdaan en dan in tweede helft van zijn leven plotseling als ‘bovendaan’ moet gaan functioneren.
Zijn oprechte liefde voor Beatrix stond vanaf hun eerste ontmoeting als een paal boven water. Hij hield van haar. De metamorfose van anoniem burger tot sprookjesprins zou met glans en glorie kunnen worden volbracht, want de liefde zou alles overwinnen. En waren er immers ook niet aspecten aan de taken van het moderne koningshuis, die verder ontwikkeld en uitgebouwd konden worden?
| |
| |
Claus was opgeleid als diplomaat. Zijn taak aan het Nederlandse hof zou in die richting gezocht kunnen worden. Misschien niet als koopman-prins, zoals zijn schoonvader zich had ontpopt, maar meer als deskundige op het gebied van ontwikkelingshulp ten behoeve van landen in de Derde Wereld. Nee, het vak van prinsgemaal naast een koningin was zeker niet onverenigbaar met het métier van de diplomatie. Zo zag het Nederlands koningsspektakel er vanuit Bonn misschien wel uit als een wat wonderlijke affaire, maar met moed, beleid en trouw viel er wellicht iets te maken van de toekomstige taak van de Prins der Nederlanden naast zijn regerende gemalin.
In 1965 werd aanvankelijk zijn hoop in deze richting gewekt. Het zou echter allemaal anders verlopen. Er zouden factoren gaan meespelen en internationale intriges in het geding komen, waar niemand op had gerekend en die ook nooit hadden kunnen worden voorzien, al het minste door Claus zelf. Zijn persoonlijke wensen en verlangens zouden steeds minder in vervulling gaan. Geleidelijk zou hij ervaren, dat het Nederlandse koningshuis krachten en invloeden meespelen, die noch hij, noch zijn vrouw in de hand konden houden, maar die het leven van de koninklijke familie vrij regelmatig tot een hel zouden maken. Claus zou leren inzien dat hij, hoe hij zich ook inspande, wendde of keerde, steeds weer nieuwe onoverkomelijke barrières op zijn weg zou vinden, die zijn pogingen om zin te verlenen aan zijn bestaan als een Nederlandse prins frustreerden en soms onmogelijk maakten. Na twintig jaar vechten tegen de bierkaai werd het hem teveel. Zijn verwrongen, geforceerde prinselijke bestaan had teveel van zijn psychische krachten gevergd. Hij stortte in en wendde zich tot een psychiater.
Deze handelwijze was op zich een moedige daad, een daad van iemand die fundamenteel geestelijk gezond is. Geen lapmiddelen aangewend, geen poging waarheid of werkelijkheid te verdoezelen, maar een rechtstreekse confrontatie met zijn eigenlijke situatie: er zijn psychische problemen, prins of niet, voor de draad ermee, ik pak ze met behulp van de moderne wetenschap aan.
Om hier in het openbaar, voor het oog van de natie, toe over te gaan, was in Claus' situatie, ik schreef dat al eerder, een moedige daad. We weten immers allemaal uit onze omgeving, dat er met schroom en schaamte wordt gesproken over situaties in gezins-en familieleven, waarbij een psychotherapeut of gedragspsycholoog moet worden ingeschakeld om een gezins- of familielid geestelijk op de been te houden.
| |
| |
Claus geneerde zich terecht niet voor zijn daad. Hij stelde zich onder behandeling en in één jaar tijd zou hij (zo liet het zich half 1984 aanzien) een succesvolle reclame voor de moderne psychiatrie worden. En dat terwijl er in 1983 momenten waren, dat zelfs de Rijksvoorlichtingsdienst vertwijfeld liet doorschemeren te verwachten, dat prins Claus pas na lange tijd en misschien wel nooit meer in de schoot van het Huis van Oranje zou terugkeren. Eén jaar na zijn instorting wijdt prins Claus zich weer volledig aan zijn taak. Iedereen kan het zien. Hij heeft weer plezier in het leven en ook koningin Beatrix begint haar oorspronkelijke spontane uitstraling te herwinnen. Het koningshuis schijnt ook dit dieptepunt te hebben overwonnen.
De vraag is echter hoe deze psychische crisis bij de echtgenoot van de koningin tot stand is gekomen. Welke rol hebben de burgers van Nederland, en ook de media, gespeeld in het koningsdrama van 1982? Zijn misschien alle Nederlanders in zekere zin medeschuldig aan het ontstaan van psychische problemen bij de Oranjes? Wat moet er veranderen in het gedrag, maar vooral in het gevoel en het denken van de natie om dergelijke problemen in de toekomst te voorkomen? Waarom zouden juist díe mensen, die wij Nederlanders zeggen lief te hebben, geestelijk moeten lijden bij het ten onzen behoeve opvoeren van het koningsspektakel?
Eén van de verdiensten van de Weense psychiater Sigmund Freud is geweest, dat hij ontdekte, dat bij mensen andere processen ten grondslag liggen aan de onbewuste psychische processen dan de alledaagse ervaringen van voelen, denken en handelen. De psycho-analytische methode richt zich dan ook op het bestuderen van bewuste en onbewuste roerselen in de psyche. Er wordt een dynamisch onderzoek verricht naar de krachten, die in de wereld van de patiënt met elkaar in conflict zijn gekomen. Bij het psychiatrisch gesprek zullen de mentale processen, die tot de crisis in het zelfbeeld hebben geleid, moeten worden herontdekt. De onder behandeling zijnde persoon herbeleeft zijn verleden en het is de bedoeling, dat hij het inzicht in zijn leven en zijn levenssituatie herwint. Samen met de psychotherapeut wordt gewerkt aan een nieuwe handleiding, een aangepast psychisch fundament, om daarna met hernieuwd zelfvertrouwen en herwonnen zelfrespect het levenspad met een positieve instelling te kunnen vervolgen. In 1982 ging het er dus om na te gaan welke krachten in de gedachten- en gevoelswereld van prins Claus een rol speelden. Hiertoe werden met hem gesprekken gevoerd, die teruggrepen op
| |
| |
de levensperioden van vóór en ná het cruciale jaar 1965. Voor Claus was dit op middelbare leeftijd zelfs een absolute voorwaarde om nog verder te kunnen gaan.
In zijn behandeling heeft dus het psycho-therapeutische gesprek centraal gestaan. Dergelijke klinische gesprekken moeten zich als vanzelfsprekend wel mede richten op het maatschappelijke, of zo men wil cultuur-historische verleden van de patiënt. Er wordt ‘diepte-psychologisch’ nagegaan langs welke lijnen zich obstakels zijn gaan vormen, die hebben geleid tot een psychisch probleem of tot een regelrechte identiteitscrisis.
Met andere woorden: Wat gebeurde er in het leven van prins Claus, dat hij zich, na 56 jaar normaal te hebben geleefd, gedwongen zag zich tot een psychiater te wenden? Waar kwam hij vandaan? Door welke omstandigheden kwam hij in contact met Beatrix? Waarom ging hij een morganatisch huwelijk aan met een Nederlandse prinses? Welke illusies koesterde hij omtrent zijn toekomstige leven aan het Nederlandse hof? Welke verwachtingen had hij ten aanzien van vrouw en kinderen? Op welk moment in zijn leven kwam het voor het eerst tot een verlies van zelfrespect? Dus: hoe kwam prins Claus uiteindelijk in een kliniek in Bazel terecht?
Over deze vragen gaat deze reportage in vier hoofdstukken. Het is een reconstructie van een drama waar, behalve de koninklijke familie zelf, in feite iedere Nederlander bij betrokken is geweest. Men vergeet in dit land maar al te gemakkelijk, dat de dienstbaarheid van de Oranjes aan land en volk allereerst het gevolg is van het vrijwel unanieme verlangen van de natie, dat deze uitverkoren familie haar taak als beschermengelen van Nederland onveranderlijk voortzet. Zij zijn er op de eerste plaats voor ons.
Het is voor de toekomstige psychische gezondheid van alle Oranjes een absolute noodzakelijkheid, dat álle Nederlanders zich mét Claus terdege bezinnen op de werkelijke betekenis van het Oranje-symbool als bindend element voor de natie in dit atoomtijdperk. Tradities zijn immers onontkoombaar, misschien zelfs wel onontbeerlijk.
Daar staat tegenover, dat de psycho-analyticus Alexander Mitscherlich in zijn werk ‘Auf dem Weg zur vaterlosen Gesellschaft’ omstandig heeft benadrukt, dat tradities hun psycho-dynamische zin alléén dan niet verliezen, wanneer zij voortdurend worden getoetst aan de zich steeds wijzigende omstandigheden en werkelijkheden in de maatschappij. Culturele fenomenen behouden alléén dan hun praktische betekenis wanneer zij kunnen worden
| |
| |
ingepast in het kader van de realiteit. Zo niet, verliezen zij hun geldigheid.
Het kan niet worden gezegd, dat niemand zich bezighoudt met een heroverweging van de betekenis van het moderne koningsschap. Er is een (kleine) minderheid van landgenoten, die zich mogen rekenen tot een groep van pioniers, die zich, nu we bijna de eenentwintigste eeuw ingaan, bezighoudt met een realistische afweging van de werkelijke betekenis van de eeuwenoude koningstraditie. Misschien zou men ook Claus zelf, gezien zijn ideeën, die ik in het begin van dit hoofdstuk beschreef, tot deze groep moeten rekenen. Intussen heeft zijn moderne kijk op het koningsschap en zijn toetsen van zijn uitzonderlijke situatie aan de werkelijkheid niet kunnen voorkomen, dat hij psychiatrische hulp moest zoeken.
+++
Claus stamt, zoals de officiële biografie vermeldt, af van een meesterbakker, die zich in 1709 te Demin in Voor-Pommeren vestigde. Zijn verre voorouder huwde met de dochter van een meelfabrikant. Dat was een belangrijke sprong naar boven, die ruim tweehonderdvijftig jaar later zou resulteren in een huwelijk met de Nederlandse kroonprinses. Een Von Amsberg zou op de hoogst denkbare trede van de Nederlandse maatschappelijke ladder komen te zitten.
Terecht had Beatrix zich bij haar keuze van een echtgenoot niet gestoord aan de traditionele, folkloristische stamboomfabels. De moderne biologie bewijst immers duidelijk genoeg, dat de goochelarij met genen niet relevant is. Sterker nog: het verwijzen naar Willem van Oranje bij het legitimeren van de erfelijke monarchie is misschien wel de zwakste schakel bij het beargumenteren van de noodzaak het koningshuis te handhaven. Zoals reeds in de inleiding beschreven, heeft iedere burger van Nederland, inbegrepen Beatrix en Claus, in 1984 nog minder dan één procent van de genetische bouwstenen van zijn voorouders uit de achttiende eeuw. De meesterbakker in Claus' afstamming, of Juliana van Stolberg bij Beatrix, hebben in wezen niets meer te maken met de Oranjes van nu. Willem van Oranje blijft een historisch gegeven in het Nederlandse deel van het verhaal over de wereld, maar qua erfelijkheid is hij voor de Oranjes van nu niet meer relevant.
Zoals gezegd tovert iedere nieuwe combinatie van genen een nieuw, maar ook een ander mens uit de doos. Mensen, ook konin- | |
| |
gen en prinsen, ontstaan als bij toeval. De genen worden door elkaar geschud, zoals de kaarten in een kaartspel, maar ze blijven bestaan. Ze zijn de kopieermachines, de programmeurs van onze lichamen, die fungeren als doorgeefluiken van biologische informatie. Genen veranderen slechts van partner, maar de instructies blijven in wezen hetzelfde.
Of Claus dus afstamt van een bakker in Voor-Pommeren is dus een weinig ter zake doende anekdote. Veel interessanter is het gegeven, dat zijn vader houtvester was van Duitse vorsten en dat zijn vader zich als planter in Tanganyika (nu Tanzania) vestigde. Zijn moeder was Gosta baronesse von dem Bussche-Haddenhausen. Hij heeft twee zusters en Claus, die in 1926 werd geboren, is de enige zoon. Dat is steekhoudende genetische informatie omtrent de oorsprong van Willem-Alexander, die eens koning van Nederland moet worden.
Tot het turbulente jaar 1965 is het leven van Claus slechts summier gedocumenteerd, onder meer door drs. M.G. Schenk. De journalisten Pim Christiaans en Henk Hanssen zijn in een boekje over de eerste levensjaren van Claus aanzienlijk uitvoeriger. Zij schreven over een driejarig jongetje, dat wordt meegenomen naar Afrika en daar op zijn tiende jaar lid wordt van een buitenlandafdeling van de Hilter-Jugend. Op zijn twaalfde jaar wordt Claus dan naar een internaat in Duitsland gezonden. In de oorlog draagt hij eerst het uniform van Hitlers luchtafweerdienst en daarna het bruine tenue van de ‘Reichsarbeitsdienst’. Op het eind van de oorlog wordt hij in de zwarte uniform van de ‘Totenkopf’ -pantserafdeling gestoken en als ‘Fahnenjunker-Unteroffizier’ in maart 1945 naar Italië gezonden. Bij Vicenza staart hij in de lopen van Amerikaanse mitrailleurs, waarna voor hem de Tweede Wereldoorlog voorbij is. Claus is een van de 145.000 Duitse krijgsgevangenen in Italië. In 1949 gaat hij rechten studeren aan de Universiteit van Hamburg. In 1956 voltooit hij het tweede deel van zijn theoretische studie en werkt enige tijd op een advocatenkantoor. Op 1 april 1958 treedt hij in dienst van het Westduitse ministerie van Buitenlandse Zaken. In 1961 bevint hij zich reeds in Ivoorkust als tweede ambassadesecretaris. In 1963 is hij weer terug in Bonn, nu als plaatsvervangend chef van de afdeling Economische Betrekkingen met Afrika bezuiden de Sahara. Het was in die functie, dat hij tijdens een huwelijk van vrienden voor de tweede maal Beatrix ontmoette en zij besloten elkaar weer te zien. Dat was in juni 1964.
Wanneer prinsessen van koninklijken bloede, en zeker de oudste dochter van een regerende koningin, een kennismakingsprocedure met een mogelijke huwelijkskandidaat beginnen, eist dat
| |
| |
speciale voorzorgsmaatregelen. Stel dat bij een nader onderzoek naar de antecedenten van de toekomstige prins der Nederlanden onacceptabele feiten zouden worden geconstateerd. De regie van het koningssprookje staat dit niet toe. Het blazoen van het koningshuis dient onbesmet te blijven.
Terwijl zich dus, onttrokken aan het oog van het Nederlandse publiek, in het geheim een romance ontspon op kasteel ‘Drakensteyn’, werd door Claus en Beatrix de grootst mogelijke discretie in acht genomen. De Duitse diplomaat begreep de noodzaak hiertoe en speelde het spel perfect mee.
Dat de koninklijke vrijage toch tot een rel zou leiden heeft niet aan Claus gelegen. Rond die tijd lag namelijk de roddelpers al maanden op de loer. Er was uitgerekend, dat in Duitsland alleen al 19 prinsen, 2 kroonprinsen, 3 erfprinsen, 4 hertogen en minstens één graaf beschikbaar waren voor een huwelijk met Beatrix. Insgelijks maakten minstens twintig telgen uit Britse adellijke geslachten redelijke kansen op een huwelijk, waarmee de kroonprinses voor de dag kon komen zonder brokken te maken.
Beatrix was in 1965 zevenentwintig jaar oud. Dat is een leeftijd, waarop de meeste jonge vrouwen al enkele emotionele of zelfs serieuze seksuele contacten met mannen achter zich hebben liggen. Beatrix woonde echter in een voor de ogen van alle Nederlanders uitermate doorzichtig glazen huis. Eigenlijk kon zij zich op dit zo vitale gebied van het leven niets permitteren.
De redacteuren van de roddelrubrieken en ook journalisten van media, die zich op verantwoorde berichtgeving richtten, konden op de vingers natellen, dat er in het leven van de spontane, bruisende Beatrix weldra enige gezonde activiteit te verwachten was. Dus werd het jachtseisoen met behulp van genadeloze moderne apparatuur en telelenzen geopend. Binnen niet al te lange tijd werd het plaatje van de eeuw voor het Huis van Oranje geknipt. De techniek had feilloos en onverbiddelijk vastgelegd wat voorlopig nog geheim had moeten blijven.
En het had geheim moeten blijven, omdat niet alleen de regering niet op de hoogte was van het feit, dat zich in de coulissen van het paleis een Duitser bevond, die mogelijk in aanmerking kwam om naast de troon plaats te nemen, maar ook omdat de geliefden zelf nog aarzelden. De foto was dan ook in alle opzichten prematuur. Behalve dat fotograaf John de Rooy het ‘geheim van Drakensteyn’ onthulde, haalde hij ook de in Nederland blijkbaar altijd noodzakelijke truc uit om het ‘schandaal’ eerst in het buitenland te plaatsen. De Londense ‘Daily Express’ bracht de opname op 6 mei 1965 op de voorpagina. 's Middags volgde de ‘Courant
| |
| |
Nieuws van de Dag’. Een geschokte premier Cals belde koningin Juliana. De vorstin weigerde commentaar. Alle partijen waren door de publikatie overvallen. De prinses en haar aanbidder arm in arm, dwars door de bladeren en het geboomte van ‘Drakensteyn’, vereeuwigd voor het oog van de wereld. Wat een moment van privé-geluk had moeten zijn, beleefd door twee zéér kwetsbare mensen, werd publiek bezit.
Het materiële gewin voor de sensatiepers was enorm. Er werd champagne op gedronken. Er werden extra edities gedrukt en de krantenstallen raakten uitverkocht.
Maar welke was de prijs, die Claus en Beatrix betaalden voor hun onschuldige boswandeling? Hoe moeilijk hadden zij het gekregen ten aanzien van hun ouders en familie of ten aanzien van de verplichtingen van Beatrix als kroonprinses tegenover de premier, het kabinet en het Nederlandse volk? Wie dacht dáár over na?
Claus kon het incident moeilijk verwerken. Hij was nog altijd werkzaam bij het Westduitse ministerie van Buitenlandse Zaken. In Bonn zou worden gezegd dat hij de Nederlandse kroonprinses had gecompromitteerd door zijn optreden in Lage Vuursche. Wat zouden de gevolgen zijn voor zijn diplomatieke carrière? En bovendien wilde hij zijn werkgever niet in een rellerige sfeer verlaten indien hij met Beatrix in het huwelijk zou treden.
Wat hem veel dieper beroerde, was de overtuiging, dat Beatrix hem lief had. Hij hield ook van haar. Beatrix was echter nauwelijks een vrouw als alle andere. Zij was voorbestemd om eens koningin van Nederland te worden. Het was hem duidelijk, dat zij beslist niet de instelling had van een Edward VIII, die de Britse troon opgaf voor een Amerikaanse vrouw. Beatrix had haar koers voor het leven bepaald. Zij wilde à tout prix koningin worden.
De kroonprinses besefte, dat haar keuze van een voormalige Duitse militair, die actief aan de zijde van Hitler had gestreden, zó kort na de Tweede Wereldoorlog voor vele, vele Nederlanders een onverteerbare zaak zou zijn. Beatrix en Claus hadden hier samen ook herhaaldelijk over gesproken. Dit aspect was één van de belangrijkste vraagtekens, die Claus bij een eventueel huwelijk met Beatrix bleef plaatsen. Hij vreesde voor ernstige en niet te overziene gevolgen voor het koningshuis, indien de prinses haar wil zou proberen door te drijven. Hij wilde op geen enkele manier het middelpunt zijn van een conflict tussen monarchie en politiek of Oranje en het Nederlandse volk.
Daarnaast kende Claus zichzelf maar al te goed als een behoedzame, ingetogen en in zijn werk geïnteresseerde man, die bovendien uitermate gesteld was op een rustig privé-leven. En nu was
| |
| |
plotseling zijn naam in vette letters en grote koppen in de wereldpers verschenen. Dat was helemaal niet in overeenstemming met zijn aanleg en karakter. De duik in het diepe van het Nederlandse hof werkte dan ook ten zeerste op zijn emoties. Bovendien ontwikkelde hij een zeker schuldgevoel over de naïeviteit en argeloosheid, waarmee hij buiten de poorten van het huis van Beatrix blijk had gegeven van ontluikende liefde. Wanneer zij voorzichtiger waren geweest, bijvoorbeeld door niet gearmd te lopen, zou de foto een geheel andere waarde en betekenis hebben gekregen. Wat hem verder beklemde was, dat Beatrix hem duidelijk had gemaakt, dat het koningshuis er op de eerste plaats was voor het volk, om land en volk van Nederland te dienen. Het had hem bevreemd, dat de Nederlanders schijnbaar gedachtenloos spraken over ‘onze Juul’ en ‘onze Trix’. Hij realiseerde zich, dat het Huis van Oranje fungeerde als een psychische bliksemafleider voor de mensen in het land. Hij ontdekte, dat het volk zich blijkbaar psychisch verenigde rond de koningin. Was er door de eeuwen heen immers niet altijd een Oranje geweest, die de nationale gevoelens had gesymboliseerd? Ook zijn toekomstige vrouw zou in de psyche van de Nederlanders een verbindend en verenigend element gaan vertegenwoordigen. Indien Beatrix zijn vrouw werd, zou zij in feite tezelfdertijd het collectieve bezit van de Nederlandse natie blijven. Hij vroeg zich in gemoede af of hij een dergelijke situatie voor zichzelf wilde en aan kon, en in hoeverre zijn toekomstige huwelijk - en de kinderen, die er eventueel uit zouden voortkomen - onder deze romantische opstelling zouden gaan lijden.
Als burger van een land waar de laatste keizer zich vlak na de Eerste Wereldoorlog al uit het ambt had teruggetrokken, kwam de Nederlandse koningstraditie anachronistisch over bij de pragmatisch ingestelde Claus. Zijn geestelijke instelling paste niet bij een dergelijke traditie. Trouwens, tradities leken voor hem inderdaad alléén dan hun waarde en betekenis te behouden wanneer ze voortdurend werden getoetst aan de gewijzigde werkelijkheid van de samenleving.
Aan de andere kant was Claus vertrouwd met de stelling, dat illusies onontbeerlijk zijn voor de geestelijke gezondheid van de massa. Dat is ook niet erg, zolang het Ego zijn twee voornaamste functies, waarop reeds Friedrich Nietzsche had gewezen, maar naar behoren kan uitvoeren. In de eerste plaats dient het IK voortdurend de realiteit te toetsen aan de veranderende omstandigheden. Daarnaast moet het IK, mede in het belang van het zelfrespect en het behoud van het sociale prestige, erop toezien dat het
| |
| |
individu wordt beschermd tegen de neiging om de werkelijkheid te vervalsen aan de hand van privé-illusies. Er kan echter een moment komen, dat het niet meer lukt. Dan wordt in de psyche van de mens het evenwicht tussen droomwereld en werkelijkheid zodanig verstoord, dat er sprake is van een afwijking. Bij zijn komst in Nederland worstelde Claus aanvankelijk met deze fundamentele vragen bij zijn beschouwing van de functie van een modern koningshuis in het atoomtijdperk. Hij kreeg de indruk, dat de meeste Nederlanders het Huis van Oranje klakkeloos als werkelijkheid aanvaardden. Hij had zelfs ergens gelezen, dat het Oranje-totem in de Nederlandse psyche een vorm van collectieve waanvoorstelling vertegenwoordigde.
Claus was zich dus terdege bewust van de veranderingen die een eventuele verbintenis met Beatrix in zijn leven teweeg zou brengen. De eerste 38 jaar van zijn leven was hij een vrij man geweest, die onbespied en onbegluurd zijn gang had kunnen gaan. Hij hoefde niemand te vragen, laat staan zijn toekomstige vrouw, wat hij wel en niet mocht doen. Hij was behalve voor zijn familie, vrienden en werkgevers voor niemand in de wereld ooit interessant geweest. Nu had het schandaal met de foto hem in één slag verheven tot een internationale persoonlijkheid, waar miljoenen mensen nieuwsgierig naar waren, terwijl anderen hem vervloekten of beschimpten vanwege zijn Duitse afkomst. Alléén de liaison met Beatrix had zijn profiel voor de heren met de telelenzen in puur goud doen veranderen. Voor Claus was dit een weinig eervolle, een onjuiste en eigenlijk minderwaardige wijze van bekend worden.
De oprechte gevoelens van liefde, die hij voor Beatrix koesterde, werden door deze sombere gedachten meteen al dikwijls overschaduwd. Geleidelijk aan begon hij zich te realiseren, dat lid worden van het Nederlandse koningshuis automatisch betekende, dat hij vrijwillig een vrijwel hermetisch van de buitenwereld afgesloten kooi betrad. De geringste misstap zou binnen de kortste keren leiden tot het in werking stellen van uitgebreide alarmsystemen, van de altijd waakzame Rijks Voorlichtings Dienst tot de immer in de startblokken staande persmuskieten.
Gedurende die eerste maanden van kennismaking met Nederland gridezelde Claus bij de gedachte om voortaan permanent in koninklijke quarantaine te moeten leven. De weken die volgden op die catastrofale zesde mei 1965 waren dan ook traumatisch voor hem. De uiteindelijke beslissing om met Beatrix in het huwelijk te treden zou bovendien in minder dan acht weken worden genomen.
| |
| |
Zowel voor hem als voor haar was het een zenuwslopende tijd. Het waren weken, die mentaal veel van hun krachten eisten. Er werd dikwijls tot diep in de nacht gepraat.
Claus voelde zich bovendien buitengewoon eenzaam, ondanks de genegenheid, die de koninklijke familie hem in alle toonaarden betuigde. Hij ontdekte, dat hij in zijn nieuwe situatie buiten misschien zijn eigen Duitse familie en enkele vrienden, geen mogelijkheden bezat om zijn dilemma aan andere meningen te toetsen. Hij voelde zich reeds gevangen in de Oranje-fuik. Zich terugtrekken uit de romance met Beatrix was geen optie. Zij hielden immers oprecht van elkaar. Bovendien zou zijn desertie uit de romance met Beatrix ertoe kunnen leiden, dat Beatrix werd blootgesteld aan de roddels, dat ze op een avontuurtje uit was geweest. Ook al was dat onwaar, de roddelpers zou haar toch verwijten, dat ze een blauwtje had gelopen. Een scala van twijfels en vraagtekens hield Claus nacht na nacht wakker. Hij voelde zich in het nauw gedreven en gevangen in vicieuze cirkels van gedachten.
Bovendien leerde hij Beatrix in die spannende dagen van mei en juni 1965 van een geheel andere kant kennen. Zij ontpopte zich in haar reactie op het foto-incident als een buitengewoon gedecideerde en wilskrachtige vrouw, die volmaakt zeker scheen van haar standpunt. Die kant van haar karakter was tot dusverre versluierd gebleven. Beatrix was woedend over wat zij als een buitengewoon oneerlijke wijze van nieuwsgaring beschouwde. De impertinentie van de fotograaf, die haar in haar eigen tuin had beslopen en toen ook nog goede sier had gemaakt met de foto en in het wereldnieuws was terecht gekomen, wond haar zéér op.
Claus constateerde, dat zijn aanstaande in reactie op de publicitaire coup van de fotograaf eerder dubbel zo vastbesloten was om eens het koningsschap met overgave en plichtsbetrachting te gaan vervullen. Zij was er de vrouw niet naar om zich door dit soort ergernissen van haar stuk te laten brengen. Integendeel: regeren was volgens de kroonprinses een door God opgelegde en gesanctioneerde taak. ‘Wanneer ik daar niet in geloofde,’ zei ze hem eens, ‘dan was ik niet hier.’
Beatrix was er diep van overtuigd, dat de constitutionele monarchie, gebaseerd op vierhonderd jaar historische verbondenheid tussen Nederland en Oranje, de meest passende en opportune regeringsvorm was en dat dit zo moest blijven. De Oranjes garandeerden stabiliteit en rust. Het koningsschap belichaamde een ijzersterk psychologisch en ook staatkundig fundament voor de natie, in de eerste plaats ten behoeve van het Nederlandse volk.
| |
| |
Zeker, de voortzetting van de koningshuistraditie betekende een offer van de zijde van de Oranjes, maar dat was nu eenmaal het historische lot van de familie. De wieg van de prinses had nu eenmaal op Soestdijk en niet in de Amsterdamse Kinkerbuurt gestaan.
Claus behield ten aanzien van de erfelijke monarchie zijn twijfels. Hij was democratisch ingesteld. Hij begreep niet hoe aan het eind van de twintigste eeuw quasi-hereditaire argumenten een zo overheersende rol konden spelen bij het halsstarrig vasthouden aan het erfelijk koningsschap. Hij luisterde naar Beatrix argumenten, leefde zich in haar standpunt in als de diplomaat die hij was en bediscussieerde het onderwerp met haar. Haar standpunt lag echter onwrikbaar vast.
Wat hem verder met haast onoverkomelijke zorgen vervulde, was de beangstigende gedachte vader van koningskinderen te worden. Hoe zouden zij opgroeien? Zij zouden immers deels in de schoot van het gezin leven en deels publiek bezit van de natie zijn. Het scheen hem een absurde situatie toe. Hij kon zich niet voorstellen, dat men bewust kinderen aan een dergelijk dualistisch rollenspel zou kunnen overleveren. En hij kon zich al evenmin voorstellen hoe kinderen in een soort koninklijke kooi normaal zouden kunnen opgroeien.
Ook de overige Oranjes waren een factor in de vuurproef van Claus als aanstaande prins-gemaal. Hij was zeker van de ongeveinsde sympathie van zijn schoonmoeder, koningin Juliana. Hij voelde een zekere verwantschap met haar. Het was duidelijk, dat zij in de praktijk had geleerd, dat veel tradities hun betekenis en waarde verliezen, wanneer zij geen werkelijke relatie meer hebben met de bestaande maatschappelijke omstandigheden. Daarom konden ze, wat haar betrof, in veel gevallen ook maar beter van het koninklijk repertoire worden geschrapt. Koningin Juliana was ook voortdurend bezig het decorum en het ceremonieel, waar dat maar enigszins mogelijk was, te vereenvoudigen of af te schaffen.
Ook het zogenaamde hof-protocol was voor Juliana een constante bron van ergernis. Dikwijls was zij er niet van op de hoogte, dat er in haar naam besluiten werden genomen, die zij niet kende. Ook ging zij graag informeel met mensen om. Zij woonde tenslotte al lange tijd op Soestdijk en kende in Baam een aantal mensen. Menigeen kreeg dikwijls het gevoel, dat Hare Majesteit, wanneer zij op zondagmorgen uit de kerk kwam en bij de hofauto nog met deze of gene stond na te praten, het liefst zou hebben
| |
| |
gezegd: ‘Ik ga met u mee om thuis een kopje koffie te drinken.’ Een dergelijke informaliteit stond het hof-protocol dan niet toe. In tegenstelling tot haar dochter Beatrix, die wat meer in rangen en standen denkt, ervoer koningin Juliana de protocollaire barrière dikwijls als een noodzakelijk kwaad.
De bescheidenheid en de eenvoud van koningin Juliana, ook naar buiten toe, spraken Claus bijzonder aan. Hij zag een opmerkelijke verwantschap met zijn eigen moeder. In tegenstelling tot de relatie met zijn schoonvader voelde hij, dat koningin Juliana er oprecht niet de minste moeite mee had, dat hij geen prins van koninklijken bloede was.
Prins Bernhard trad hem weliswaar op de hem eigen informele, ontwapenende en vlotte wijze tegemoet, maar hij kon zich niet aan de indruk onttrekken, dat zijn aanstaande schoonvader zich een andere echtgenoot voor zijn dochter had gewenst. Niet dat Claus nu per se een prins had behoren te zijn, maar hij kreeg niet het gevoel, dat zijn schoonvader hem au sérieux nam.
Met de prinsessen Irene, Margriet en Christina had hij nog niet veel contact. Het scheen hem trouwens toe, dat er een zekere afstand bestond tussen de kroonprinses en haar zusters. Beatrix scheen zich duidelijk op te stellen als de prima inter pares ten aanzien van haar jongere zusters.
Het moment van de beslissing kwam toch nog angstvallig snel. Claus, een man, die in zijn leven juist altijd rustig de tijd had genomen voor hij een beslissing nam, voelde zich opgejaagd. Voor zijn aanleg en natuur kwam hij onder een ongebruikelijke druk te staan. Dit was de eerste keer, dat hij zijn mentale reserves aansprak om vanuit eigen kracht en overtuiging deze precaire situatie het hoofd te bieden.
Op 28 juni 1965 maakte koningin Juliana bekend, dat Beatrix en Claus zouden trouwen. Het prinselijk paar zou die ochtend op paleis Soestdijk een ontmoeting met de pers hebben. Ik heb die eerste confrontatie van Claus met de pers voor het voetlicht van de camera's bijgewoond. De koninklijke verloofden straalden, maar zeer weinigen waren zich bewust van wat zich in de afgelopen weken in vooral het brein van Claus had afgespeeld. Het publiek was volkomen onkundig van het feit, dat de Duitse diplomaat, die uitermate consciëntieus van aard was, een intense innerlijke strijd had gevoerd om tot een eerlijk en verantwoord besluit te komen; vooral en op de eerste plaats tegenover Beatrix. De prinses liet tijdens de persconferentie van die ochtend onverbloemd blijken, dat de foto uit de tuin haar verloving zonder meer
| |
| |
had bespoedigd. Op de vraag of het foto-incident haar had geërgerd, antwoordde zij in het Engels: ‘Ja, to put it mildly’. Ze sprak verder over een oneerlijke wijze van fotograferen en voegde er met wrange humor aan toe: ‘We zullen de tuin beter laten beplanten’.
Claus, die overigens reeds Nederlands bleek te hebben geleerd, observeerde de show gereserveerd. Hij vond het maar een curieuze vertoning. Hij was wel enigszins gewend aan persconferenties, maar dan ging het meestal over handelsakkoorden of diplomatieke betrekkingen. Een persconferentie over zijn verloving kwam op hem lichtelijk overdreven en absurd over.
De zaal rondkijkend, realiseerde hij zich, dat de meesten van de aanwezige journalisten niet behoorden tot de roddelpers, die Beatrix en hem de notoire poets had gebakken. Terwijl hij de persconferentie rustig op zich liet inwerken, vroeg hij zich af of hij ooit in staat zou zijn het kaf van het koren te scheiden.
Hij bewonderde de wijze waarop zijn verloofde zich door de ontmoeting met de pers heensloeg, omdat hij haar persoonlijke gevoelens ten aanzien van verscheidene aanwezigen kende. Zijn eigen gevoelens over deze persconferentie waren verdeeld. Enerzijds voelde hij zich enigszins geamuseerd over deze ongewone vertoning, waarbij zaken die tot dusverre voor hem steeds zuivere privé-aangelegenheden waren geweest, nu in het openbaar werden besproken door volslagen buitenstaanders. Anderzijds bemerkte hij opnieuw opkomende gevoelens van beklemming bij de gedachte, dat hij nu voor de rest van zijn leven in dit soort massale belangstelling zou staan en dikwijls ongegeneerde ondervragingen zou moeten ondergaan over zaken, waar in feite niemand iets mee te maken had. Maar nu hij een Nederlandse prins was geworden, zou hij zich dus hier bij moeten neerleggen en moeten trachten zich aan te passen. Het leek Claus op die achtentwintigste juni 1965 nog steeds een nauwelijks te volbrengen opgave.
Het deed hem denken aan een gedachte van Bertrand Russell en hij vroeg zich af of ook hij nu was veroordeeld tot kosmische eenzaamheid. Waarom raakten mensen schijnbaar gebiologeerd door een koninklijk liefdessprookje van de prins en de prinses, die nog lang en gelukkig zouden leven? Waar kwam die drang van het brede publiek naar romantische droomwerelden toch vandaan? Zouden Beatrix en hij voor velen dan toch, hetzij bewust hetzij onbewust, een soort jeugddroom verwerkelijken? Zouden de kinderen uit hun huwelijk moeten worden opgeofferd om via een al lang achterhaald volksvermaak te voldoen aan de kinderlijke behoeften van een deel van het volk?
| |
| |
Beatrix legde haar hand op de zijne. Zij had aangevoeld, dat Claus in gedachten was verzonken. Zij wilde hem terugleiden naar het gesprek met de journalisten. Zij kende reeds zijn neiging om zich soms in zorgelijke overpeinzingen te verliezen. Zij vreesde dat zijn innerlijke stem hem zou blijven influisteren, dat hij op 28 juni 1965 een fataal, niet meer terug te draaien besluit had genomen. Een besluit, dat voor zijn gevoel betekende, dat hij een soort doodvonnis had uitgesproken over de Claus von Amsberg, zoals die tot 1965 als betrekkelijk vrije Duitse burger had geleefd. Nu was hij gelanceerd als prins der Nederlanden. Er was geen weg terug meer.
Vanaf 1965 stond Claus permanent op de rol bij de koninklijke taakverdeling van de Oranjes. Hij was inderdaad een niet meer los te koppelen stuk van het nationale bezit geworden; hij was nu een onafscheidelijk deel van de collectieve ideologie van de Nederlandse gemeenschap, met haar schijnbaar onberedeneerde liefde voor het Huis van Oranje. De psycho-historie spreekt in dit verband van de prinselijke deelwording van Claus aan de historische groeps-fantasie, zoals belichaamd in de monarchie.
Claus had leren begrijpen, dat een koning, een generalissimo, een Führer, een paus of een ‘sterke man’ als Fidel Castro, voor de massa een symbool zijn van een veilige vader, evenals de vrouw op de troon, de moeder des vaderlands, almachtigheid en bescherming belichaamt. In het instituut van leiderschap of monarchie worden privé-emoties uitgeleefd, al wordt dit bijna nooit bewust beseft, laat staan geaccepteerd. Voor de massa is de koning de nummer één in de groep, de uitverkorene; en voor velen een soort halfgod. Het portret van de vorst hangt dan ook in alle rechtszalen, in openbare gebouwen als ministeries, gemeentehuizen of postkantoren en in banken.
De psycho-historie wijst erop hoe ver dit proces kan worden doorgevoerd en in welke mate men hierbij de realiteit uit het oog verliest. Zelfs wanneer keizers of presidenten - we kunnen hierbij denken aan Haile Selassie, Franco of Leonid Brezhnev - reeds verkeren in een vergevorderd stadium van lichamelijke aftakeling of seniliteit, zal men van alles proberen om het geliefde vaderbeeld in de ogen van de massa tot de laatste snik tegen beschadiging te beschermen.
Prins Claus vroeg zich af of het juist was, zoals de psycho-historie ook stelt, dat volkeren niet ongestoord kunnen functioneren zonder een almachtige vader- of moederfiguur. Nederlanders weten, dat de moeder des vaderlands woont achter de hekken van
| |
| |
het paleis, vroeger paleis Soestdijk en tegenwoordig paleis Huis ten Bosch.
Een illustratie van deze toegekende almacht is een gebeurtenis, die ik reeds in de inleiding aanstipte. Bij de viering van de zeventigste verjaardag van koningin Juliana zongen kinderen haar toe met een tekst, die aldus eindigde: ‘Kinderen, slaap zacht, de koningin waakt over jullie dag en nacht.’ Op dat hoogtepunt in de tekst zoomden de camera's van de NOS in op het ontstelde gezicht van Hare Majesteit en niemand, ook Mies Bouwman niet, heeft ooit de euvele moed gehad koningin Juliana te vragen naar haar mening over deze bespottelijke tekst. De woorden suggereren in ieder geval een bijna goddelijke macht van de koningin over de gemoedsrust van alle kinderen in het land. Door deze identificatie van het kind met de almachtige ‘moeder’, in dit geval dus van de onderdaan met de vorstin, zou het beter zijn opgewassen tegen de naakte realiteit van het leven.
Sommige psycho-historici zijn van mening, dat groeps-fantasieën, als het ten koste van alles vasthouden aan het sprookje van het koningshuis, het leven leefbaarder maken. Men projecteert in de koningin een surrogaat-moeder. Hoeveel landgenoten putten immers tijdens de Tweede Wereldoorlog geen hoop en kracht uit de van emoties vibrerende stem van koningin Wilhelmina via een krakende Radio Oranje? Zij spoorde haar landgenoten overzee vurig aan de strijd tegen de nazi's voort te zetten. En het volk volgde haar aanwijzingen met liefde en overtuiging, want Wilhelmina had gesproken. En nu zou haar kleindochter, de troonopvolgster, één van die Duitse militairen waar de Orangisten tegen hadden gestreden, naast zich op de troon zetten. Ook dat aspect van de zaak was voor Claus een groot probleem.
Reeds in 1965 verschenen dan ook de hakenkruizen en de leuzen met ‘Claus d'r aus’ op muren en schuttingen. De vandalen, die zich op deze primitieve manier misdroegen, hadden dus blijkbaar kennis genomen van het feit, dat de toekomstige prins-gemaal verscheidene Duitse uniformen had gedragen. Maar wat had hij dan moeten doen toen hij als iedere Duitse jongen, die recht van lijf en leden was, werd opgeroepen voor de militaire dienst? Hij had immers niet de gelegenheid om, zoals de Nederlandse koninklijke familie, per torpedobootjager naar Engeland te ontsnappen en, als in het geval van Beatrix, in Canada de afloop van de oorlog af te wachten.
In 1965 had de Rijks Voorlichtings Dienst nog minder benul van het bedrijven van public relations dan tegenwoordig en dus kwam
| |
| |
niemand op het idee om Claus desnoods zelf het verhaal over zijn oorlogsverleden op efficiënte wijze onder de aandacht van het publiek te laten brengen. Hij had inderdaad als soldaat dienst gedaan bij het zesde pantserregiment in Neuruppin, onder legernummer 13090 PZ ERS ‘Abteilung 5’, naam: Claus von Amsberg. Hij had inderdaad in april 1945 deelgenomen aan een tankslag in de Po-vlakte tussen de 90ste Panzer Grenadier Division van de Wehrmacht en de First Armored Division van de geallieerden. Claus was achttien toen hij krijgsgevangen werd gemaakt. Hij heeft de oorlog als een gruwel beleefd, zoals we ook later nog zullen lezen. Waarom, zo kan men zich afvragen, heeft niemand bij het verschijnen van de eerste leuzen ‘Claus d'r aus’ besloten hem open en bloot zijn eigen verhaal te laten vertellen, zodat tenminste die tegenstand tegen Claus en Oranje de kop kon worden ingedrukt?
Er werd echter ook door de RVD weinig directe actie ondernomen tegen het geklets en gefantaseer over de rol van Claus in de oorlog. Het gevolg was, dat de roddel over een zogenaamd naziverleden gestadig toenam en het brede publiek nooit toekwam aan een realistische analyse van Claus' daden in dienst van het Hitler-regiem. Ook in de 290 pagina's tellende officiële biografie, samengesteld door drs. Schenk met medewerking van de RVD en de koninklijke familie, wordt de militaire oorlogsepisode van Claus in minder dan één pagina weggemoffeld. Dommer kon het niet. Wanneer men onomwonden met de feiten voor de dag was gekomen, zou de kans op het vergallen van de huwelijksdag, 10 maart 1966, aanzienlijk zijn verkleind.
Want toen de Gouden Koets die dag door Amsterdam reed werden, voornamelijk ook om die reden, rookbommen naar het prinselijk paar gegooid. Claus ervoer deze uitingen van afkeuring en haat als diep beledigend. Hij kon immers op geen enkele wijze geïdentificeerd worden met oorlogsmisdaden of met de gaskamers van Auschwitz. Hij voelde zich óók verschrikkelijk verantwoordelijk voor wat Beatrix - om hèm - op haar huwelijksdag werd aangedaan. Hun relatie werd door dit soort incidenten, althans naar zijn gevoel, steeds meer beschadigd, terwijl hij niet bij machte was om tegen zoveel onredelijkheid iets te ondernemen.
Claus bedwong zijn tranen. Maar hij was woedend. Hij realiseerde zich bovendien, dat de televisiebeelden van het rookbomincident in miljoenen huiskamers zouden worden gezien, ook in Duitsland, waar tenslotte zijn familie en de meeste van zijn vrienden woonden.
| |
| |
De psychische afwijking ontstaat wanneer men zich een vervalste opvatting van de werkelijkheid vormt en men die vervalsing niet meer als zodanig herkent. Prins Claus raakte tijdens zijn eerste jaar in Nederland reeds geleidelijk vervuld van schuldgevoelens ten opzichte van zijn vrouw. Wanneer niet hij, maar bijvoorbeeld een Zweedse prins in haar leven was gekomen, zouden haar dan niet al deze moeilijkheden bespaard zijn gebleven? Hij dacht opnieuw: ik kan dit niet; eigenlijk ben ik geen prins; hoe moet ik verder met dit volk, dat mij haat vanwege mijn Duitse afkomst? Was dit dan de prijs, die hij voor zijn liefde voor Beatrix moest betalen?
Hij observeerde zijn vrouw, die met stoïcijnse gelatenheid het pijnlijke rookbomincident had genegeerd. Beatrix wilde voor Claus niet weten hoeveel pijn het ook haar deed om in de straten van Amsterdam een dergelijke belediging te moeten ondergaan.
Beatrix had zich in haar adolescentiejaren aangewend permanent een psychisch harnas te dragen. Aanvankelijk was zij (en soms is zij dat nog) wel gevoelig geweest voor reacties van de zijde van het Nederlandse publiek, die haar absoluut niet aanstonden en die zij, vooral in haar jeugd, ook niet begreep.
Zo was zij eens in Amsterdam om boodschappen te doen in de ‘Bonneterie’. Al gauw was bekend geworden, dat de prinses in de winkel was en bij de uitgang ontstond dus prompt een oploopje. Toen Beatrix naar buiten kwam en de mensen zag staan, liep ze op hen af en zei: ‘Zó zie ik er van voren uit, en zó zie ik er van achteren uit.’ Daarop stapte ze woedend in de hofauto. De haar begeleidende dame heeft haar toen tijdens de rit naar Soestdijk duidelijk moeten maken welke de positie van de koninklijke familie ten opzichte van het Nederlandse volk was; welke haar plaats als kroonprinses in dit samenspel van krachten (Nederland en Oranje) precies was; en welke houding zij als gevolg daarvan in het directe contact met het publiek moest aannemen. Ook dit was weer een deel van de jarenlange, uitzonderlijk intensieve voorbereiding op haar toekomstige, uiterst moeilijke en gecompliceerde taak.
Claus is pas véél en véél later in zijn leven in aanraking gekomen met het fantasierijke sprookje van een koningshuis. Zijn kindermeisje in Hitzacker, juffrouw Eva, en zijn schooljuffrouw in Bad Doberan, juffrouw Boldt, hadden zich bij het voorbereiden van het jongetje Claus von Amsberg op het leven met veel onderwerpen beziggehouden, maar hem niet duidelijk gemaakt, dat het de
| |
| |
gewoonste zaak van de wereld was om plaats te nemen in een Gouden Koets en dan buigend en wuivend naar de menigte een rijtoer te beginnen.
Toch werd hij beïnvloed door de trotse houding van Beatrix op hun huwelijksdag in de tumultueuze straten van Amsterdam. Moest hij haar voorbeeld volgen? Misschien had zij gelijk, want er waren tenslotte ook die duizenden andere mensen, die zich wél in hun huwelijksdag verheugden. Claus probeerde uit alle macht zijn sombere gedachten te verdringen en te overwinnen. Hij besloot althans te proberen het van hem verlangde theater die dag zo perfect mogelijk op te voeren.
Op 10 maart 1966 werden aldus de persoonlijke, de politieke en de staatkundige positie van prins Claus en zijn functie binnen het Huis van Oranje formeel bezegeld. Naar de geldende maatstaven van de maatschappelijke orde en de burgerlijke stand werd de romance van Drakensteyn officieel bekrachtigd. Vooral ook had Beatrix haar wil doorgedreven en haar zin gekregen.
De plechtigheid in de Nieuwe Kerk bekroonde voor Claus von Amsberg een gedenkwaardige en zijn lot bepalende dag in zijn leven. Het fait accompli van de foto in de paleistuin had hij als gentleman verwerkt, althans zo leek het in die dagen.
|
|