Persona non grata
(1996)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 132]
| |||||
26 Voorlopig getuigenverhoorIntussen bleef ik levendig geïnteresseerd waarom ik, en door welke rode knop, zonder nadere verklaring of rechtvaardiging uit Zuid-Afrika was verwijderd. Ik had in dat land zelfs geen verkeersovertreding begaan. Als vermeld, de Nationale Ombudsman kon niets vinden en wat hij bij de inlichtingendiensten hoorde bleef geheim. Die man had zich de moeite kunnen besparen. Een sleutelinformant voor mij in de hele affaire was uiteraard de eerder genoemde Paul Bijvoet, de functionaris met connecties naar de politionele autoriteiten en de geheime diensten in Zuid-Afrika. Ik vloog hem uit Pretoria over om te komen getuigen wat hij wist, wat hij me had verteld en hoe de uitwijzing via de bvd in Den Haag in zijn werk was gegaan. Ook al zaten er maar 16 maanden tussen, om zijn geheugen op te frissen zond ik hem een fax van twee pagina's waarin zijn mededelingen aan mij uit 1992 waren opgesomd. Wanneer hij deze getekend terug zond en voor juist verklaarde zou ik een vliegbiljet opsturen. De fax kwam getekend terug dus Bijvoet kwam naar Nederland. Opmerkelijk was, dat hij later tegenover Jos Slats van De Volkskrant verklaarde, de fax slechts ondertekend te hebben om een gratis reisje naar Amsterdam te kunnen maken. Een tweede opmerkelijke bijkomstigheid was, dat de vader van Bijvoet me opbelde om te zeggen, dat hij niets met zijn zoon te maken wilde hebben en niet begreep, dat ik hem vertrouwde en over liet komen. Hij was een geboren leugenaar. Een derde opmerkelijke bijkomstigheid was, dat de eens zo trouwe makker van Bijvoet, Arie van de Kerkhof van de Koninklijke MarechausseeGa naar voetnoot116 mij eveneens waarschuwde, dat hij niets meer met Paul te maken wenste te hebben, hem niet wilde zien. Ik was juist door Bijvoet bij Arie van de Kerkhof en Harry de Jong van de Koninklijke Marechaussee binnengebracht. Vanuit deze voortreffelijk en vriendschappelijke contacten was de Bentinck-Klaas de Jonge-affaire gelanceerd. Ik werkte in de oorlog in een verzetsgroep onder leiding van Baron Van Pallandt der Huzaren in Huis ter HeideGa naar voetnoot117. Mijn belangrijkste verzetsdaad heeft bestaan uit fietstassen vol munitie door Duitse controle- | |||||
[pagina 133]
| |||||
posten heen te rijden. Verder gaat mijn kennis van ondergronds werk niet. Laat staan, dat ik ook maar iets zou begrijpen van hoe politie-ambtenaren of rode knop-medewerkers hun geheime arbeid uitvoeren. Daarom, wat Arie van de Kerkhof, Harry de Jong, Paul Bijvoet en anderen precies in hun schild voerden is me verder onbekend. Dat er echter vanuit Den Haag en Pretoria via inlichtingendiensten aan de nodige touwtjes werd getrokken staat als een paal boven water. Op 12 november 1993 hield rechtercommissaris Mr. S.R. Mellema in het paleis van Justitie in Den Haag een zitting om van Bijvoet te vernemen wat hij wist over mijn uitzetting uit Zuid-Afrika. Het zou een uiterst onvoorspelbare vertoning worden. Hij bevestigde bijvoorbeeld, dat generaal Basie Smit, hoofd van de cid in Pretoria (recherchedienst en veiligheidspolitie) geen enkele klacht of bezwaar had jegens mijn aanwezigheid in het land. Dat was belangrijk, want om welke reden wees Zuid-Afrika mij dan uit, tenzij dit vanuit Den Haag was gevraagd? Dat was immers Bijvoets oorspronkelijke pertinente mededeling aan mij geweest in 1992 - dat de bvd er achter zat. Nu repte hij met geen woord meer over de bvd-connectie. Hij deelde overigens wel ongevraagd mee, dat de Zuidafrikaanse Nasionale Intelligensie Dienst (nis) kort voor zijn vertrek naar Amsterdam bij hem thuis was geweest. Er is weinig verbeeldingskracht voor nodig om te kunnen vermoeden wat tijdens die visite ten aanzien van het verhoor in Den Haag werd afgesproken. Hoogst bevreemdend was dat Bijvoet al direct bij aankomst hier mij meedeelde een persoonlijke brief van de familie De Klerk voor prins Claus bij zich te hebben. Ik spitste mijn oren, want wat kon dit in godsnaam met zijn reis te maken hebben? Was zelfs De Klerk hiervan op de hoogte? Waarom? President F.W. en Marike de Klerk zijn eind oktober 1990 twee dagen in Den Haag geweest. Op 15 september 1990 gaf prins Claus een uitgebreid interview aan nrc Handelsblad als inspecteur-generaal voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik kreeg een idee. De tekst bereikte me in Hillbrow, Johannesburg en ik faxte deze rechtstreeks naar de privé-secretaris van minister van Buitenlandse Zaken Roelof Botha. Ik voegde er de suggestie bij, dat De Klerk en Botha eenmaal in Nederland zijnde prins Claus in diens functie naar Zuid-Afrika zouden kunnen uitnodigen voor bijvoorbeeld bezoeken aan zwarte townships om na te gaan hoe Nederland straks zou kunnen helpen in het ledigen van de meer dan schrijnende nood in de woningbouw voor het zwarte bevolkingsdeel van Zuid- | |||||
[pagina 134]
| |||||
Afrika. Botha lichtte president De Klerk hierover in. Alhoewel het programma voor het bezoek eigenlijk reeds was bepaald is op de valreep een aparte ontmoeting tussen De Klerk en prins Claus ingelast. Ik was weer even van nieuws-doorgever naar nieuws-maker overgestapt, maar dat was dus het gevolg van de Haagse campagne er voor te zorgen dat ik nergens ooit gezaghebbend aan het woord zou kunnen komen. Het was niet duidelijk of het gebeurde tijdens het gesprek De Klerk - Claus of later tijdens de lunch op Huis ten Bosch, waar de koningin bij was, maar Claus had volgens Paul Bijvoet gesproken over diens voorliefde voor ouderwetse stoom-locomotieven, waarvan er in Zuid-Afrika nog een aantal in bedrijf waren. De Familie De Klerk had nu van zo'n locomotief een schilderij voor de prins laten maken en mevrouw De Klerk had Bijvoet gevraagd een persoonlijke brief hierover van haar aan Z.K.H. mee te nemen en te overhandigen. Naar zijn zeggen heeft Bijvoet inderdaad later tijdens zijn verblijf hier, de brief van Marike de Klerk aan de secretaris van Claus op Paleis Noordeinde overhandigd. Bij navraag linea recta aan de directeur van de rvd Hans van der Voet was geen bevestiging te krijgen, of liever, wat hij uiteindelijk zei kan ik hier niet vermelden. Mijn analyse van dit uitzonderlijke incident is, dat
Zelf leek hij het als vanzelfsprekend te beschouwen dat prins Claus hem persoonlijk zou ontvangen, maar ik heb niet de indruk dat die wens in vervulling is gegaan. Er lag tenslotte een negatief signaal van de zijde van de Koninklijke Marechaussee, dat zijn voormalige vrienden hem niet wensten te ontmoeten, in tegenstelling tot Bijvoet's eerdere reizen naar ons land. Waarom vroeg de Nationale Ombudsman Van de Kerkhof bijvoorbeeld niet waarom hij zijn oude makker Bijvoet opeens niet meer wilde kennen? Tijdens dezelfde zitting van 12 november 1993 werd eveneens de oudambassadeur in Zuid-Afrika, Hugo Carsten gehoord. Carsten ontkende in alle toonaarden ooit iets met me te maken te hebben gehad. ‘Ik wist niet eens dat Oltmans in Zuid-Afrika was en ook | |||||
[pagina 135]
| |||||
niet dat hij er naar toe zou gaan’, aldus de ambassadeur. Dit zou absoluut de allereerste keer zijn, dat Den Haag haar ambassadeur in Zuid-Afrika verzuimd zou hebben te waarschuwen dat Staatsvijand nummer één zou arriveren. Als ambassadeur had hij behoren te weten dat ik als Nederlands journalist was gearriveerd, vooral op een moment dat vrijwel geen journalisten werden toegelaten. Aad van den Heuvel vroeg me dus ook op televisie of ik met mijn reis niet bang was op de zwarte lijst van de Verenigde Naties te komen te staan. BuZa wist uitstekend dat ik onderweg was, en vandaar ook dat Carsten zich publiekelijk negatief over mijn komst had uitgelaten, dat ik een gevaarlijke journalist en communist was, het vaste BuZa-nummer dus. De ambassadeur ontkende zelfs glashard de naam Rinus Wijnbeek, rector van het Technikon bij Pretoria te kennen, terwijl Rinus mij juist op de persoonlijke uitlating van Carsten tegenover hem bij wijze van verontwaardigde waarschuwing had geattendeerd. Rinus, die voor de sabc televisie wetenschappelijke onderwerpen verzorgde, en dus ook journalist was, kon dit immers niet verzonnen hebben? Carsten vertelde de rechter, dat hij wèl met een Zuidafrikaanse journalist over mij had gesproken, maar wijdde verder niet uit over wie dit was geweest of wat hij voor roddels had verspreid. Was die journalist Wijnbeek geweest? En passant maakte de heer Carsten van de gelegenheid bij de rechtercommissaris gebruik om een kleine cadens in de zitting te brengen, als zou ik mij anti-Nederlands in een televisie-interview in Johannesburg hebben uitgelaten. Hij herinnerde zich in ieder geval, ‘dat Oltmans meer kritiek had op Nederland dan op Zuid-Afrika’. Ik heb een aantal televisie gesprekken in Zuid-Afrika gegeven en steeds van mijn Nederlandse vrienden, waaronder Vic en Margriet Vernède, Joachim Calkoen en Hans en Christine van Ketwich Verschuur, enthousiaste reacties gekregen. Carsten leed duidelijk aan geheugenstoornissen zoals zijn confrère Huydecoper van Nigtevecht in Moskou, die zich herinnerde dat ik me dienstbaar zou hebben gemaakt aan het Kremlin notabene. Het in voorlopig getuigenverhoor oproepen van Paul Bijvoet en Hugo Carsten leverde dus niets op, laat staan ook maar een glimp van de waarheid. |
|