Persona non grata
(1996)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |
23 Schade door lasterIntussen werd besloten, vooral op aandringen van het pvda-kamerlid professor Erik JurgensGa naar voetnoot106 die zich buitengewoon energiek voor mijn zaak heeft ingezet, dat het nvj-bestuur een ontmoeting zou hebben met de vaste kamercommissie van Buitenlandse Zaken in aanwezigheid van minister P.H. Kooijmans, die tekst en uitleg moest komen geven over wat er rondom mij aan de hand was. Dit zou kunnen leiden tot een regelrechte opdracht van de commissie aan de minister de procesgang stop te zetten en via rechtstreekse onderhandelingen een schaderegeling te bewerkstelligen. En tevens om het smijten met belastinggeld door de overheid om de schavuitenstreken van Luns & Co af te dekken zo snel mogelijk te beëindigen. Ik had mijn hoop op deze bijeenkomst gezet. Er lag immers ook het precedent van de cineast Joris Ivens op tafel? In 1985 reisde de toenmalige minister van wvc in het kabinet Lubbers, Brinkman, naar Parijs om deze filmmaker een Gouden Kalf te gaan bezorgen. Ook hij was zijn leven lang gekoeieneerd en gesaboteerd door Den Haag als lid van de Communistische Partij, maar ook als symphatisant met de Indonesische vrijheidsstrijd van Soekarno. In 1985 schonk het Filmmuseum hem 100.000 gulden om zijn archief op orde te brengen. Het Fonds voor de Nederlandse Film en de Raad van Beheer van de nos schonken ieder nog eens 300.000 gulden om een China-film voor vertoning gereed te maken. Folkert Jensma berichtte in de nrc ‘Gerehabiliteerde zesentachtig jarige filmer ontvangt op één avond 700.000 gulden.’Ga naar voetnoot107 Ivens zou echter spoedig overlijden. In mijn geval wenste ik het woord rehabilitatie niet te horen. Hoe zouden veile schurken, die wederrechtelijk en met pure laster mij een levenlang voor rotte vis hebben uitgemaakt, mijn aanzien bij de gemeenschap kunnen herstellen? Ivens werd in Rotterdam een gala-voorstelling aangeboden, waarbij hij naast Beatrix mocht zitten en een ridderorde ontving. Ik heb hare majesteit geschreven, dat ik een koninklijke onderscheiding hoogstens op mijn piama zou spelden gezien de wijze waarop men in het Koninkrijk lintjes liet regenen. Ook heb ik geen behoefte op een gala naast haar te mogen zitten. Ik wil gewoon afrekenen. Een Wiedergutmachung moet mogelijk zijn, ook zonder Beatrix. | |
[pagina 119]
| |
Op 24 maart 1993 vertrokken na veel vijven en zessen Hans Verploeg, Wim Klinkenberg en Inge Brakman van het nvj-bestuur naar het binnenhof voor de ontmoeting met Kooijmans en de vaste kamercommissie van Buitenlandse Zaken. Ik had een kleine lobby uitgevoerd en was bijvoorbeeld op introductie van Hans Gualthérie van Weezel op bezoek geweest bij diens partijgenoot Jaap de Hoop Scheffer, oud-secretaris van Hans van den Broek. Hij hoorde me keurig aan en zou geen vin verroeren om me te helpen want de Befehl ist Befehl-mentaliteit van Buitenlandse Zaken wint het bij deze types über alles. De pvda zette zich voor mijn zaak in en ook D66 hielp krachtig mee. Als oud-medewerker van De Volkskrant was de jurist Gerrit-Jan Wollfensperger al in de zeventiger jaren mij te hulp gekomen in de krant. De buitenlandspecialist van D66, Doeke Eisma verklaarde ook in het vara programma Spijkers met koppen, dat er geen twijfel over diende te bestaan, dat de Staat mij schadeloos moest stellen. Alleen Frans Weisglas (vvd) ging echt dwars liggen en wees iedere verzoeningspoging in mijn richting resoluut af. Op die manier zou het nvj-beroep op de commissie nooit kunnen slagen want een aarzelende cda-fractie en de vvd samen hadden een meerderheid. Hier ziet men hoe oud-ambtenaren van Buitenlandse Zaken, De Hoop Scheffer en Weisglas, keurig het werk voor het diplomaten-bastion deden, nu als zogenaamde parlementariërs. Jurgens vertelde me hoe het nvj-pleidooi op 24 maart 1993 de mist in was gegaan, omdat Verploeg, die het woord voerde, zich slecht had voorbereid en hierdoor mijn zaak opnieuw in de soep was gelopen. ‘De kamerleden moesten de ware bedoelingen van de nvj uit Verploeg trekken’, aldus Jurgens die avond per telefoon. ‘Hij heeft het niet erg slim gespeeld. Hij was ook niet zakelijk. Hij is teruggestuurd om zijn huiswerk beter te doen en er komt over vier weken een nieuwe ontmoeting. Hij is ook geen jurist. Misschien kan Inge Brakman beter het woord voeren.’ Verploeg kwam bij de tweede zitting, mede na Jurgens te hebben geraadpleegd, beter beslagen ten ijs, maar het uiteindelijke resultaat was, dat er niets gebeurde. Buitenlandse Zaken wist via de stromannetjes De Hoop Scheffer en Weisglas iedere actie in mijn voordeel vanuit het parlement te blokkeren. Er kwam echter onverwachts duidelijke steun van de Haagse rechter. Op 10 november 1993 wees de derde kamer van de Arrondissementsrechtbank een eerste vonnis. Het belangrijkste winstpunt was, dat de | |
[pagina 120]
| |
rechter alle in mijn bezit gekomen stukken niet als verjaard beschouwde, zoals de landsadvocaat met de wet in de hand vurig had bepleit. Wanneer de Staat een burger in het geniep terroriseert, omdat hij een andere mening heeft of uitdraagt, en dan ook nog alle betreffende bewijsstukken als geheim bestempelt, dan is het onbehoorlijk wanneer de overheid het verjaringsprincipe hanteert. Ook bepaalde de rechter, dat de Staat mogelijk veroordeeld kon worden tot het uitkeren van materiële en immateriële schade mits ik als klager kon aantonen, dat het gelazer ook na de beruchte oekaze van Luns uit 1962 - 1964 was doorgegaan. Wie het hier gepresenteerde beknopte overzicht onder de loep neemt zal slechts kunnen concluderen, dat van staatsterreur sprake was. Mijn dagboeken zijn bezaaid met honderden incidenten waaruit steeds weer bleek in welke mate de Staat tegen me op het oorlogspad wasGa naar voetnoot108. De anti-Oltmans-campagne was in het Haagse systeem verweven in een mate, die terugblikkend haast onwaarschijnlijk lijkt. Op 19 augustus 1992 ontmoette ik in diens werkkamer op het ministerie in Den Haag de secretaris-generaal B.R. Bot. Na afloop werd ik door diens juridische adviseur P.G.L. van Velzen naar de lift uitgeleide gedaan. Ik beklaagde me, dat ik dertig jaar nà de overdracht van Nieuw Guinea altijd weer obstakels op mijn weg vond waar de herkomst niet van viel te traceren. ‘Ach, u hebt in 1957 een uiterst impopulair standpunt inzake Nieuw Guinea ingenomen’, aldus juridisch adviseur Van Velzen, ‘U weet hoe Nederlanders zijn, uw landgenoten zouden u dit niet gemakkelijk vergeven. Dat is de volksaard. Nu moet u de consequenties maar aanvaarden.’ Hemeltje lief, dit zei de man in 1992! Bovendien hadden niet mijn landgenoten mij Persona Non Grata verklaard, maar de verliezende partij, Luns & Co, die hun huiswerk niet behoorlijk hadden gedaan en alles aan elkaar hadden gelogen om gelijk te kunnen krijgen, maar uiteindelijk zou ik gelijk krijgen. Het ging om een ongecontroleerde wraakoefening in naam der Nederlandse regering door een aantal corrupte hoogwaardigheidsbekleders en leugenaars in elkaar gezet. Ik diende monddood te worden gemaakt, omdat ik op de hoogte was van zaken en gedrag die het licht niet konden verdragen. Ook mijn privé-leven leed onder de constante barrage van Haagse sabotage en roddels. Mijn dagboeken zijn bezaaid met honderden saillante voorbeelden. Ik noem er een paar. | |
[pagina 121]
| |
Een jarenlange vriend, Tage Domela Nieuwenhuis hoorde een diplomaat op de Nederlandse ambassade in Brussel tegen iemand zeggen, ‘We hebben die man voor het leven buiten gevecht gesteld, net als Willem Oltmans...’ Men wist niet dat Tage mij uitstekend kende en mij het incident zou vertellen. Maar wat was er tegen te doen? Een vriendin van mij, Barones Jacqueline de Gunzburg in New York ontving Joseph Luns op de thee. Zij vertelde bij me te hebben gelogeerd in Amsterdam. Luns wond zich weer eens onbedaarlijk op onder het uitstorten van de meest onbeheerste emoties. Precies zoals de minister in 1970 deed toen Carel Enkelaar en Ton Neelissen met hem mijn JFK film kwamen bespreken. Jacqueline vond Luns lichtelijk ridicuul, want ze kende me te goed om hem serieus te nemen. Caroline Delgado, de Amerikaanse echtgenote van de Spaanse neurofysioloog professor José M.R. Delgado zat tijdens een diner bij de Nederlandse ambassadeur in Madrid naast de diplomaat Leopold Quarles. Zoals ik in deel I van mijn memoires aangaf leerde ik hem al in 1949 kennen. Ik was toen president van de Yale International Club aan de Yale Universiteit in New Haven, Connetticut. Ik nodigde een delegatie uit om de studenten toe te spreken over het conflict met Indonesië. Deze stond onder leiding van F.C.A. Baron van Pallandt, die Leopold Quarles en Robert Fack mee bracht. Jarenlang zou ik met Leopold bevriend blijven tot de vermaarde oekaze van Luns de wereld rond ging. Vervolgens maakte Quarles me zwart bij het leven, waar hij maar kon. Dat gebeurde dus ook tijdens het diner in gezelschap van Caroline Delgado. Cecile van Lennep-van Roosmale Nepveu was de moeder van Nijen-rode-vriend Frank, die jong is overleden. Ik bleef zijn moeder in Het Enserink bij Vorden altijd opzoeken. Wanneer zij echter een tante van een naburig kasteel vertelde, dat ik zou komen lunchen, was de reactie, ‘Hoe kun je die communist ontvangen?’ De tante las De Telegraaf en ‘wist’ dus via het Heitink-Hofland-Zonneveld-circuit van het incident met de Sovjet-diplomaten, dat ik met het Kremlin Luns had willen torpederen... Dit was de fall out die de rode knop, de derde macht in Den Haag, mij bewust wilde bezorgen, opdat ik nooit meer in het vaderland aan het woord zou komen. Een laatste treurig voorbeeld is de breuk met Hans en Christine van Ketwich Verschuur. Familie van mij. Zij woonden in Kaapstad. Mevrouw Van Lennep logeerde bij hen, evenals trouwens Joseph Luns zelf. We raakten nà 1986 bevriend en dachten over vele aspecten van Zuid-Afrika hetzelfde. In 1992 vestigden zij zich weer in de residentie en | |
[pagina 122]
| |
warempel, niet lang hierna ontving ik een brief van Oom Hans, dat ze van alle contact met mij liever afzagen. Zo is het mijn hele leven gegaan. Echte vrienden bleven. Andere ‘vrienden’ gingen in lucht op, om onverklaarbaar gebleven redenen. De afvalligen vertegenwoordigden een schoonmaakoperatie in mijn vriendenkring. Maar wat voor verschrikkelijks bijvoorbeeld de Ketwich's te horen hebben gekregen, dat zij aan een buitengewoon hartelijke vriendschap, op zo'n manier een abrupt einde maakten, gaat mijn verstand te boven. |
|