Persona non grata
(1996)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
22 Van den Broek vertrektIk moest de klus van wat in Pretoria was gebeurd en de rol hierin door koningin Beatrix gespeeld, zij het door Lubbers en Van den Broek opgedrongen, met als sluitstuk de benoeming, notabene, van diezelfde Bentinck als super-vertrouwensman van hare majesteit, in mijn eentje zien te klaren en de informatie hierover bij het publiek zien te krijgen. Ik belandde bij de Media Krant, een door Paul van Weel opgezet maandelijkse uitgave met media informatie gefinancierd door een zekere Jan Hulleman uit AlmereGa naar voetnoot100. Paul slaagde erin, samen met zijn vriend Ronald, een blad van vele tientallen pagina's op de markt te brengen dat dikwijls uitstekende informatie leverde welke nergens anders was te vinden. Op 15 december 1992 verscheen over twee pagina's mijn overzicht van de hier in hoofdstukken 20 en 21 in het kort weergegeven misère. Op 8 december 1992 had ik de ontwerptekst van mijn Bentinck-Klaas-de-Jonge-reportage via de grootmeester van het Huis van Oranje, Floor Kist aan de koningin toe gezonden. Op 9 december was in het zenuwcentrum van het Koninkrijk bekend wat er allegro ma non troppo op 15 december bekend zou worden. Informatie dus, die men met man en macht sedert 1985 uit de publiciteit had weten te houden, te beginnen met Burlage bij De Telegraaf en eindigend met Tromp en Slats bij De Volkskrant. ‘Staatsvijand nummer één’, zo moeten de schurken hebben geredeneerd ‘ontmaskerd verdomme weer wat niet behoort te worden ontmaskerd’. Zou er een kop vallen? Welke? Hans van den Broek werd plotseling ziek en kon niet mee naar een top in Edinburgh, Schotland. Om 11:00 uur in de ochtend van 15 december bood minister Van den Broek zijn ontslag als minister van Buitenlandse Zaken aan de koningin aan. Om 14:00 uur die middag kondigde een zichtbaar nerveuze premier Lubbers het vertrek van zijn nummer één in de diplomatieke dienst aan. ‘Als een donderslag bij heldere hemel’ of ‘het best bewaarde geheim in politiek Den Haag sedert honderd jaar’ schreven de parlementaire redacteuren voor hun lezers van twee vooraanstaande dagbladen. Niets donderslag. Niets super geheim. Gewoon recht doen aan een onthulling van feiten, | |
[pagina 113]
| |
door dienstdoende functionarissen van de politie hier en in Zuid-Afrika aangedragen, en nà zeven jaar gedwongen onderdrukking aan de publiciteit vrijgegeven. Normaliter worden vooraanstaande politici, die om één of andere reden snel geloosd moeten worden, in de Raad van State bijgezet. Een eclatant voorbeeld dezer dagen is de aldaar tot het bittere einde geplante Max van der Stoel, oud-rommelaar bij de super geheime club Gladio. Is dit college echter onverhoopt vol, dan zijn er altijd wel gaatjes te vinden in Brussel, waar al vele rijkszonen werden afgevaardigd als Mansholt, Andriesen, Van Eekelen en Luns zelf. Nu zou dus Van den Broek met lange tanden ingepast worden ergens in de eeg-top. Maar, zo werd gewaarschuwd, wanneer Lubbers onverhoopt Jacques Delors zou opvolgen, dan moest Van den Broek weer verdwijnen of opnieuw elders een gat gaan opvullen, tenzij inmiddels bij de Raad van State een plaats zou zijn open gevallen. Om 16:00 uur op 15 december 1992 rolde de Media Krant van de persen. Paul en Ronald kwamen mij in de late middag de eerste exemplaren brengen met de mededeling dat Hans van den Broek eerder die middag als minister de plaat had gepoetst. Ja, hoe is dit exact in zijn werk gegaan? Er wordt dermate formidabel door overheidsfunctionarissen gelogen wanneer het landsbelang of de nationale veiligheid zulks vereist, dat je doorgaans twintig, dertig of veertig jaar moet wachten vóór er valt te reconstrueren wat er is gebeurd. Beatrix kennende, moet zij Van den Broek bij het lezen van de tekst in de Media Krant hebben vervloekt. De burger mag dan geneigd zijn er vanuit te gaan, dat men elkaar in Den Haag aan de top over en weer naar behoren informeert, vergeet dat maar gauw, zoals ik aanstonds zal aantonen. Ook premier Lubbers worden bepaalde vitale gegevens bij het nemen van beslissingen onthouden omdat deze niet in de kraam van zijn gewaardeerde collega's, of hun juridische adviseurs te pas kwamen. De koningin moet zich onmiddellijk gerealiseerd hebben dat de man die in het vertrek aan haar kabinet annex was, haar privé-secretaris dan misschien wel in het adel-boek, de rode verklikker stond, maar intussen wel in de diplomatieke dienst in Pretoria een aantal onbehoorlijke manoeuvres had uitgehaald en om die reden uit Zuid-Afrika was weggezonden. Bentinck's staat van dienst was dus niet onberispelijk. Deze onnodig pijnlijke situatie binnen hare majesteits werkruimte op paleis Noordeinde was door Van den Broek veroorzaakt met diens advies Bentinck te benoemen. Hem op staande voet ontslaan zou de | |
[pagina 114]
| |
Media Krant veel te rechtstreeks in het gelijk stellen, want we presenteerden de twee pagina's rond een levensgroot portret juist van Baron Bentinck. Hare majesteit moet direct Lubbers op het matje hebben geroepen. Ruud heeft nooit al te veel tijd nodig om lont te ruiken, wanneer er een politiek vuurtje smeult. Als geboren fikser loste hij dit probleem kordaat op. Van den Broek zou als hoogste verantwoordelijke man voor Bentinck in Pretoria en nu op Noordeinde de klappen zelf maar moeten opvangen en terwille van het landsbelang, de positie van de koningin, Lubbers zelf en Bentinck veilig te stellen. Er diende snel gehandeld te worden, want het parlement ging op Kerstreces. Niemand zou er iets van begrijpen en tegen de tijd dat de rook was opgetrokken was het 1993. Dan was iedereen op wintersportvakantie geweest, en zat Van den Broek hoog en droog in Brussel, en ach wie van de persmuskieten zou de zaak dan nog verder willen uitzoeken? De bom, die naar een Haagse Watergate had moeten leiden, was tijdig onschadelijk gemaakt en de vensters konden weer worden open gezet. De enkele journalist die toch is gaan navragen of hare majesteit wellicht een decreet had ondertekend, waarbij Klaas de Jonge net op tijd weer Nederlander werd gemaakt om een opzienbarend proces in Pretoria te ontlopen, kreeg van overheidswege te horen, ‘Ach dat kan best zijn gebeurd, maar de koningin tekent wel honderd officiële stukken per dag, dus weet zij veel wat ze ondertekent?’ Ook een parlementaire medewerker van d66, die omdat hij me kende wist, dat ik naar alle waarschijnlijkheid mijn werk behoorlijk had gedaan, kreeg bij navraag van de zijde van de overheid te horen dat hare majesteit, toen zij voor Klaas de Jonge mogelijk haar handtekening heeft gezet, zij zich dit niet bewust moet zijn geweest. Beatrix afgeschilderd als imbeciel. De parlementaire medewerker gaf me in alle ernst deze, hem op de mouw gespelde, informatie door, alsof hiermee de kous af was. Wat ik maar niet kan begrijpen, en in eenenveertig jaar journalistiek-bedrijven nooit heb begrepen, is dat parlementariërs en journalisten wanneer zij officiële instanties om informatie vragen er vanuit gaan, dat ze een eerlijk of juist antwoord zouden krijgen. Er wordt namelijk bij het leven door de instanties gelogen of gefantaseerd, en de ontvangers van informatie maar tegen beter weten in iets projecteren wat er niet is en nooit is geweest. Ik leerde toen ik voor het eerst er in mijn eentje op uit ging in Rome in 1956, dat wanneer je werkelijk onafhankelijke journalistiek bedrijft je binnen de kortste keren niet alleen met de macht in Den Haag | |
[pagina 115]
| |
in conflict komt, maar tegen boeventuig aan loopt, zoals ambassadeur H.N. Boon, die snel bij mijn hoofdredacteur ging klikken, dat ik met Soekarno aan de haal was gegaan en dus een ordinaire landverrader zou zijn. De pers draagt een belangrijk deel van de schuld en verantwoordelijkheid, dat de kiezers in deze democratie meer dan miserabel worden geïnformeerd over wat zich werkelijk achter de Haagse coulissen afspeelt. Wanneer de regering Kok geen puf heeft om Van den Broek voor te dragen als secretaris-generaal voor de navo, zal een ieder die deze rapportage heeft gelezen begrijpen, dat zolang Wim Kok op de bok zit - als trouwe kompaan van Lubbers - deze mijnheer binnen de grenzen van het onopvallende nooit of te nimmer regeringssteun kan verwachten. Ook op Huis ten Bosch, geen te verwaarlozen factor heden ten dage, ziet men Van den Broek liever gaan dan komen, niet alleen na de stunt van de wapensmokkelarij van Klaas de Jonge, maar misschien nog meer na het in de maag splitsen van de heer Bentinck van Schoonheten als geheimbewaarder voor de Oranje-vorstin, een man die op geen onbesproken gedrag in de diplomatieke dienst kon bogen. De achteloze krantelezer of televisiekijker krijgt bij de huidige deplorabele stand van zaken slechts opgedist dat de regering de heer Van den Broek niet naar voren schoof bij de navo omdat in het verleden de heren Dirk Stikker en Joseph Luns die post namens Nederland bekleedden. Het is nu tijd voor de Belg Willy Claes. En wie protesteert in Den Haag namens Van den Broek? Natuurlijk weer Frans Weisglas de zogenaamde vvd-parlementariër, die in werkelijkheid in de Tweede Kamer zit namens de Van den Broek-aanhangers op de apenrotsGa naar voetnoot101. Hoe ik dit weet? Onder meer van binnenuit de vvd en op gepast niveau. Wanneer Peter de Graaf dus op 12 september 1994 in De Volkskrant met dit verhaal komt krijgt de lezer geen werkelijk inzicht in het vertraagde demasqué van de oud-minister van Buitenlandse Zaken, die op een haar na hare majesteit zelf met haar handtekening voor franc tireur De Jonge in de ernstigste constitutionele crisis sinds Lockheed had gestort. De lijn van Van den Broek, van diens aanhangers zowel op BuZa als bij de inlichtingendiensten en andere subversieve collaborateurs en vijanden van de democratie, kan regelrecht worden doorgetrokken naar de befaamde rode knop van professor Van Hamel. Maar dergelijke zaken uitzoeken, daar komen ze alleen in Amerika aan toe. Daar is het Haagse politieke poppenhuis te petieterig voor. | |
[pagina 116]
| |
Intussen had ik al vanuit Zuid-Afrika in 1991 pogingen in het werk gesteld om opnieuw steun te verkrijgen van de nvj nu de eerste geheime stukken uit Den Haag in Zuid-Afrika waren aangekomen en het bewijs leverden, dat de overheid beschuldigd kon worden van machtsmisbruik. Wim Klinkenberg, vice-voorzitter van de journalistenvereniging schreef me in ieder geval, ‘Je nieuw beschikbare materiaal van Buitenlandse Zaken is absoluut verpletterend! Samen met jouw dagboeken zijn ze een onweerlegbare opmaat...Ga naar voetnoot102’ Hij knokte regelmatig binnen het nvj- bestuur onder leiding van Reinier Hopmans, Hans Verploeg en anderen, om mijn zaak warm te houden. Ik faxte Verploeg vanuit Zuid-Afrika op 31 januari, 16 februari en 22 februari 1991 om op 22 april 1991 pas een antwoord te krijgen. Op 26 april 1991 verzocht ik Verploeg te willen regelen dat ik in een ontmoeting met het nvj bestuur mijn zaak nader zou kunnen bepleitenGa naar voetnoot103. Daar kwam verder helemaal geen antwoord op. Begin december 1991 nodigde Jan Lenferink me uit in zijn show op televisie en vloog ik dus naar Amsterdam, waarbij ik op 18 december 1991 in Nieuwspoort een aantal journalisten informeerde tijdens een kleine persconferentie over de stukken, die ik in bezit had gekregen - en deelde een aantal fotokopieën uit. Ik vertelde dat ik van plan was deze keer tot het bittere einde door te knokken tot de onderste steen boven was. Zowel Reinier Hopmans als Wim Klinkenberg waren namens het nvj bestuur aanwezig. Toen ik me de opmerking permitteerde, dat ik vrijwel nooit antwoord ontving van de nvj wanneer ik vanuit Zuid-Afrika dringende zaken wenste te overleggen, viel Hopmans, als voorzitter in de rede, en zei, ‘Dat is onzin’. Ik was niet alleen woedend, omdat Hopmans gewoon loog, maar omdat ik me realiseerde, dat de nvj de beschermengel vertegenwoordigde in mijn strijd op leven en dood tegen de Staat en die onzichtbare hand van de derde macht, de rode knop, en hem dus nodig had. Bovendien was mij in het American hotel, waar ik als gast van Lenferink logeerde, een brandbrief van Hans Verploeg van de nvj gebracht, waarin mij door hem werd verboden in mijn komende persgesprek in Nieuwspoort zelfs maar aan mijn lidmaatschap van de nvj te refereren. Iets bespottelijkers had ik in de dertig jaar dat ik lid ben geweest van de journalistenvereniging niet eerder meegemaakt. Later | |
[pagina 117]
| |
zond Verploeg me een andere brief welke mij verbood mijn lidmaatschap van de nvj te vermelden, wanneer ik over de zaak Klaas de Jonge, Baron Bentinck en Hans van den Broek zou schrijvenGa naar voetnoot104. Op 13 januari 1992 had ik een gesprek van minder dan één kwartier met het bestuur van de nvj waaronder Hopmans, Verploeg, Klinkenberg, en de juriste Inge Brakman. Wat bleek was, dat het bestuur 25.000 gulden had gevoteerd om mijn zaak tegen de Staat met advocaat VermeerGa naar voetnoot105 te ondersteunen. Het bestuur stond namelijk op het standpunt, dat mijn zaak eigenlijk alle journalisten in het land aanging, want minister Luns had in zijn brieven de nvj net zo grof belazerd als het lid Willem Oltmans door er op los te liegen wat betreft zijn toezeggingen. Die middag vertrok ik nog naar Johannesburg, niet wetende dat de rode knop iets heel anders voor me in petto had, namelijk uitwijzing uit Zuid-Afrika omdat ik voor de cia zou werken... |
|