Persona non grata
(1996)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
21 CorruptieDe inlichtingen gegeven door Paul Bijvoet in Zuid-Afrika en nader gepreciseerd door Arie van de Kerkhof bleken niet alleen waar te zijn, zoals ook Harry de Jong mij bevestigde - en waarover hij loog bij de Nationale OmbudsmanGa naar voetnoot98 - schetsten een affaire Klaas de Jonge die feitelijk nog een graadje ernstiger was, dan een handtekening van de koningin versieren om een terrorist uit de rechtszaal in Pretoria te houden. De traditie wil, dat H.M. de Koningin om advies aan de minister van Buitenlandse Zaken vraagt, bij het aanwijzen van een particulier secretaris voor het staatshoofd. Deze gewoonte is begonnen in de dagen, dat Beatrix nog prinses was en minister Luns de heer C.J. van Schelle naar voren schoof. Ruim vijf jaar nà het debâcle met Bentinck en Klaas de Jonge in Pretoria vroeg de koningin aan Hans van den Broek, of hij suggesties voor de misschien wel meest vertrouwelijke post in het Koninkrijk wilde doen, want de heer Quarles van Ufford ging vertrekken. En ziet, wie zou het worden? Dezelfde Hendrik Baron Bentinck van Schoonheten, de man, die vanwege een rapport van de Koninklijke Marechaussee met zijn staart tussen de benen uit Zuid-Afrika had moeten vertrekken, niet alleen omdat hij zich had geëncanailleerd met een wapensmokkelaar, maar vooral omdat hij de verplichtingen van de ambassade jegens het gastland Zuid-Afrika met voeten had getreden. De Koninklijke Marechaussee is het gewapende onderdeel der krijgsmacht, dat waakt over het koningshuis. Fel was de verontwaardiging in de top van dit legeronderdeel wegens het in de waagschaal te leggen van de onkreukbaarheid van het staatshoofd door een handtekening voor Klaas de Jonge te regelen, en vervolgens één der hoofdschuldigen in deze penibele affaire één der meest eervolle posities in het Koninkrijk toe te kennen. Men nam het vooral premier Lubbers en minister Van den Broek hoogst kwalijk dat zij solden met het prestige van hare majesteit door haar signatuur te vragen voor het afdekken van de louche Klaas-de-Jonge- affaire, welke geïnitieerd was door Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingshulp.Ga naar voetnoot99 | |
[pagina 109]
| |
Koningin Beatrix is geen politica, die zich gemakkelijk zou laten ringeloren door haar ministers, ook al leende zij zich misschien tot een handtekening voor Klaas de Jonge. Misschien sympathiseerde zij aanvankelijk zelfs wel met diens activiteiten tegen Zuid-Afrika, zoals veel Nederlanders die dagen deden. Anderzijds leidt de koningin niet voor niets ‘een schaduwregering vanuit paleis Noordeinde’, zoals Harry van Wijnen terecht heeft geschreven. Beatrix was als kind al een stampvoetend meisje, wanneer zij haar zin niet kreeg en moest in haar adolescentie door haar begeleidster, Miss B.B. geleid worden en tot een meer rationele opstelling overgehaald worden. Er bestaat geen enkele twijfel over, dat toen de heren Lubbers en Van den Broek haar verzochten binnen de kortste keren het decreet te tekenen waarbij een internationaal schandaal in Pretoria rond Klaas de Jonge voorkomen kon worden, hare majesteit bijzonder goed wist wat ze deed. Het is met haar nog niet zover gekomen als met wijlen koning Boudewijn, die één dagje aftrad als majesteit, omdat hij het verdomde zijn handtekening onder een abortuswet te plaatsen. Lijkt me ook geen lolletje voor de man van Fabiola, die een levenlang verdriet kende omdat zijn huwelijk kinderloos zou blijven, en waardoor hij het Koninkrijk geen opvolger kon leveren. Ik zocht dus bondgenoten om dit ijzeren gordijn rond de affaire te doorbreken. Ik informeerde Jan Tromp en Jos Slats bij De Volkskrant. Geen van beiden zagen kans, ondanks vrij hardnekkige pogingen hiertoe het door de rode knop hermetisch afgesloten cordon rond de affaire te doorbreken. Slats was het actiefste om toch te slagen. Hij benaderde Harry de Jong van de Koninklijke Marechaussee, die zei hem niet te woord te kunnen staan zonder toestemming van Buitenlandse Zaken, waar zijn rapport naar toe was verzonden. Aan de hand van de fameuze Wet Openbaarheid van Bestuur vroeg Slats vervolgens inzage in dit stuk van de Koninklijke Marechaussee over de toestanden rond Klaas de Jonge op de ambassade in Pretoria. Hij ontving het natuurlijk niet. Ik kreeg zelf tot tweemaal toe journalisten op bezoek, zogenaamd om mij te interviewen, maar in werkelijkheid om er achter te komen of ik wellicht in het bezit was van een kopie van dit befaamde rapport over, onder anderen, de privé-secretaris van hare majesteit, Baron Bentinck. Uiteindelijk stelde Jos Slats als journalist van De Volkskrant 22 vragen aan minister Hans van den Broek over de hele affaire en kreeg eveneens nul op het rekwest. ‘We worden belazerd’, verzuchtte Slats na maanden lang zich hiervoor te hebben ingezet. | |
[pagina 110]
| |
Natuurlijk werd er met man en macht aan gewerkt dat de feiten en de waarheid onzichtbaar zouden blijven. Dat was dus wederom de georganiseerde Haagse Censuur waar professor van Hamel al in 1961 op doelde. Voor de zoveelste maal zouden de werkelijke boosdoeners vrijuit gaan en moesten Tromp, Slats en ik verstek laten gaan bij het achterhalen van dit complot. De journalist die zich er vervolgens bij neerlegt, niet langer strijdbaar is en over gaat tot de orde van de dag, wordt mijns inziens medeplichtig aan de algemene corruptie. Okay: Tromp en Slats maken deel uit van de vaste staf van De Volkskrant en zijn onderhevig aan richtlijnen en besluiten van bovenaf, terwijl Harry Lockefeer als hoofdredacteur op zijn beurt is opgenomen in het college van hoofdredacteuren, een semi-overkoepelend controlelichaam inzake wat wèl of niet publiceerbaar is en op welk moment ernstig rekening gehouden dient te worden met de mogelijke toorn van Den Haag. In de jaren dat ik met André Spoor samenwerkte is mij hier het nodige over ter ore gekomen. Om die reden bewonderde ik hem dus ook, omdat hij zich door Den Haag of de rode knop niet liet intimideren. Na zijn vertrek is het dan ook snel bergafwaarts gegaan met het nrc-Handelsblad dat vandaag aan de dag vis noch vlees is. De pep is uit die krant en dat heeft te maken met de voorgeschiedenis van de journalisten die tegenwoordig die krant maken. Uiteindelijk zijn Volkskrant-journalisten ook met handen en voeten gebonden, zeker vergeleken bij mij, die een leven lang een vrije vogel is geweest. Deels gedwongen vanwege het persona-non-grataschap opgelegd door Luns, en deels als vrije keuze, omdat ik ook zonder sabotage vanuit Den Haag een levenlang free lance journalist zou hebben willen zijn om censuur in welke vorm ook te kunnen bestrijden. G.K. Chesterton (1874-1936), de Britse essayist schreef, We do not need censorship of the press. We have a consorship of the press. Ik was niet bereid me ooit aan censuur te conformeren. Wat belette het Jos Slats om niet in een fax aan mij, maar in zijn krant te berichten, ‘Ik probeer de feiten in Den Haag te achterhalen, maar wordt door Van den Broek en Buitenlandse Zaken belazerd? Met andere woorden, geachte lezers, de door u gekozen en in het zadel gehouden personages der overheid belazeren u!’ Ik bewonder Slats hoe hij zich jaar in jaar uit inspant om aan te tonen hoe de goegemeente bijvoorbeeld door de bvd, dus de minister van Binnenlandse Zaken en de notoire Arthur Doctors van Leeuwen, wordt besodemieterd. Onlangs nog toonde hij aan hoe een burger door de | |
[pagina 111]
| |
Raad van State in het gelijk werd gesteld en inzage in zijn bvd-dossier mocht hebben. Hij werd met twee waardeloze, nietszeggende vodjes papier afgescheept. Slats meldt dit in De Volkskrant en daarmee basta. Op die manier reduceert ook hij de actieve onderzoeksjournalist tot een man die, zoals de Japanners zeggen, bloemen op water tekent. Slats zou op de voorpagina van De Volkskrant in vette letters, samen met Jan Tromp desnoods hebben moeten uitroepen: we worden belazerd. Dat was de tactiek, die ik in 1970 volgde via Joris van den Berg bij Vrij Nederland om minister Luns te dwingen zijn intimidatie van de nos- televisie te beëindigen en niet langer belemmeringen op te werpen, om te verhinderen dat de nos een door mij gemaakte film met medewerkers van JFK zou uitzenden, waardoor de minister zonder meer in zijn hemd zou komen te staan. Dit soort doortastendheid bij journalisten is in 1994 met een kaarsje te zoeken. Men laat zich al te gemakkelijk intimideren. Dit verlaagt de invloed van de pers tot een misdeelde-positie in de constante strijd tussen besodemieteraars aan de top, die altijd maar weer vrijuit gaan, en de weerloze, dikwijls gedupeerde massa aan de basis. Journalisten zouden de vechters moeten zijn, die voor de rechten van het volk de Haagse arena betreden. Maar wat doen ze? Bij de eerste opgeworpen beletselen bij de pakken neer gaan zitten, want het kan immers in het eigen belang zijn met de schurken te collaboreren? |
|