Persona non grata
(1996)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
12 KGB-agent?Nieuwe sensatie. Al vroeg in de ochtend van 8 maart 1976 belde een vriend met het advies even De Telegraaf te gaan kopen. Op de voorpagina stond een notabene uit het weekblad Time overgenomen bericht, dat ik bezig zou zijn de openbare mening in Nederland te beïnvloeden om prinses Beatrix op de troon te krijgen. De campagnes van de inlichtingendiensten begonnen op een stripverhaal te lijken. Opnieuw werden de Sovjets en ditmaal ook uitdrukkelijk de kgb er bijgesleept omdat de actie Juliana weg en Beatrix op de troon vanuit Moskou zou worden gecoördineerd. Ik wist niet of ik lachen of huilen moest. De vindingrijkheid van de spionage-padvinderij in Den Haag begon Hollywood-trekjes te vertonen. Hoe kregen ze de onzin bij elkaarGa naar voetnoot61? Het artikel in Time, met miljoenen exemplaren verspreid over de hele wereld heette Pink House of Orange. Claus en Beatrix waren links vandaar de belangstelling van het Kremlin juist hen tot koningspaar gebombardeerd te krijgen en dan nog wel via mij? De tekst wemelde van gemene insinuaties, dat bijvoorbeeld prins Bernhard zijn schoonzoon zou omschrijven als de rode Feldwebel. Wibo van de Linde (Time, Amsterdam) en Robert Kroon (De Telegraaf, Genève) zouden de tekst hebben geschreven. Maar door wie waren deze frisse heren gesouffleerd? Dat was de 64.000-dollar vraag. Was hier sprake van Lockheed-intriges eerste bedrijf? Opnieuw nam ik contact op met Mr. P.G.H. van Doevereren van de bvd en vroeg andermaal waarom ik niet met rust werd gelaten en er nu weer deze fantastische verhalen circuleerden. Hij antwoordde per brief op 12 maart 1975 dat zijn organisatie niets met de nieuwe verdachtmakingen had te maken. De bvd liegt in elk geval over haar subversieve activiteiten, een nee betekent absoluut niets. De burger is hier machteloos tegen. Wat ik ook ondernam om aan de vijandigheid van de inlichtingendiensten een einde te maken, het zou geen moer helpen. Luns had een niet meer terug te draaien banvloek verspreid. Justice being taken away, then what are kingdoms but great robberies, constateerde Augustinus in de Civita Dei. Sedert 1956 had ik dure advocaten in dienst moeten nemen om me tegen de laffe aanvallen van onzichtbare vijanden te verdedigen. Er zat | |
[pagina 64]
| |
niets anders op dan ditmaal het machtige Time & Life-concern aan te vallen. Jan Cremer introduceerde me bij de vooraanstaande jurist Lee Eastman in New York. Ook mijn vriend Harry Torczyner zou daarbij helpen. Maar het eigenlijke proces zou in Dallas, Texas door mijn vriend Patrick Russell worden gevoerd. Pat was al sedert jaren de juridische adviseur van Graaf George de Mohrenschildt, de bloedbroeder van Lee Harvey Oswald in de jaren voorafgaande aan de moord op JFK. Ik ben zelf tien jaren met De Mohrenschildt bevriend geweestGa naar voetnoot62. Tussen 1976 en 1980 ben ik vele malen naar Dallas gevlogen voor zittingen in het US District Court of the Northern District of Texas. Soms moest ik vanuit Amsterdam of elders waar ik op reportage was over komen. Time maakte gebruik van het lokale kantoor van Dawson, Carrington, Coleman, Sloman, Johnson & Blumenthal. Daarnaast vlogen ook topjuristen tussen Dallas en New York heen en weer. Ik eiste slechts 500.000 dollar schadevergoeding voor de lasterlijke bewering, dat ik met de kgb of de Sovjets in welke vorm dan ook een actie tegen het Huis van Oranje zou hebben ondernomen. Amerikanen eisen meteen tientallen miljoenen dollars schadevergoeding in smaadzaken. Russell verklaarde me voor onwijs, maar ik had geen zin me in slechte Amerikaanse gewoonten te laten meezuigen. Ook in het geval van het mij opgedrongen proces tegen Time & Life was ik genoodzaakt om op fondsen, mij door mijn ouders nagelaten, in te teren. Ik bezit klappers met duizenden pagina's stukken van dit proces, wat ik in 1981 moest stopzetten omdat Time kennelijk aangaf te zullen blijven procederen tot ik failliet was. Terwijl ik met het Time-proces bezig was werd ik opnieuw verrast ditmaal door een boek van de Britse advocaat Michael Eddowes, The Oswald FileGa naar voetnoot63 waarin ik warempel opnieuw werd opgevoerd als een handlanger van de Sovjet kgb. Ik zou mijn vriend George de Mohrenschildt aan Moskou hebben willen uitleveren. Op 22 februari 1977 was ik in Dallas om een lezing te geven. De Mohrenschildt klampte me in doodsnood aan. Hij zei overtuigd te zijn dat hij zou worden vermoord. Hij zei zich ook inderdaad verantwoordelijk te voelen voor het gedrag van Lee Harvey Oswald. Hij smeekte me hem mee naar Amsterdam te nemen. Dit heb ik in overleg met de nos-televisie gedaan. | |
[pagina 65]
| |
Op 5 maart 1977 maakten we een uitstapje naar Brussel. Ik had een afspraak met Vladimir Kouznetsov, indertijd één der drie diplomaten in mijn huis tijdens de rel met Hofland en Zonneveld. Hij was toen werkzaam op de ambassade in Brussel. We zouden samen met de Mohrenschildt in het Metropole Hotel lunchen. George zei, dat hij een blokje om zou lopen. Ik heb hem nooit meer teruggezien. Enkele weken later zou hij met een kogel door zijn hoofd in Florida worden teruggevonden. Michael Eddowes gebruikte deze onthutsende gebeurtenissen om in allerijl een laatste hoofdstuk aan zijn boek toe te voegen waarin hij het voorstelde alsof het mijn opzet zou zijn geweest mijn vriend in Brussel aan Kouznetsov uit te leveren. Dit alles ook nog onder het toedienen van drugs aan De Mohrenschildt. Namen als Carel Enkelaar en Vladimir Kouznetsov doken in het boek van Eddowes op als Carl Angelier en Vladimir Denisov. Er werd zelfs een veronderstelling gelanceerd dat de voormalige Russische aristocraat De Mohrenschildt zelf een kgb-medewerker zou zijn geweest. Ik besloot de onzin van mijnheer Eddowes maar niet aan te vechten. Misschien had ik dit wèl moeten doen, want toen ik in 1991 Oliver Stone - die ik toen al twintig jaar kende - terug zag om over zijn JFK-film te praten zinspeelde hij voortdurend, naar aanleiding van het boek The Oswald File, op mijn zogenaamde kgb-connecties. Het waren zogenaamde grapjes, maar met een ondertoon van en wie weet. Een tweede reden, dat ik misschien toch iets tegen Eddowes had moeten ondernemen was, dat er nadien vaker op mijn kgb-connecties werd gewezen. Henk Kolb van de gpd in Washington kwam al gauw met een kop in zijn provinciale bladen, ‘Oltmans pion van de kgb’. Hij citeerde ruimschoots uit het Eddowes boek. In 1994 kan ik hier alleen maar op antwoorden dat de laatjes van de kgb-archieven open staan. Het staat iedereen vrij te bewijzen, dat ik ooit iets met de kgb van doen gehad heb. President Jeltsin heeft bovendien een oude bekende van mij professor Yevgeni Primakov tot hoofd van de Russische Inlichtingendiensten benoemd. Ik heb hem in de jaren zeventig geïnterviewd als directeur van het Institute of Oriental Studies van de ussr Academy of Sciences. Vergeet niet hem de groeten over te brengen bij het opvragen van mijn kgb dossiers. Op 15 augustus 1978 ben ik opnieuw op eigen verzoek naar Mr. P.G.H. van Doeveren van de bvd gegaan. Wederom heb ik mezelf schor gesprokenGa naar voetnoot64 om te bepleiten dat de inlichtingendiensten me met rust | |
[pagina 66]
| |
zouden laten. Hij verzekerde me, dat de bvd geen enkele belangstelling voor me had. ‘Ik maak ieder jaar een aantal reizen naar Moskou’, antwoordde ik. ‘Zelfs heren die bloembollen in de Sovjet Unie verkopen krijgen de bvd thuis’. De bvd had er zelfs nooit over gedacht mijn telefoon af te luisteren of mijn gangen na te gaan. Men beschouwde mij niet als risico-factor. Ik was as white as a lily. Hij trok er een smoel bij, waarvan je op een kilometer afstand kon zien dat hij loog. In mijn poging in het proces in Dallas tegen Time aan te tonen, dat niet alleen Wibo van de Linde, Robert Kroon, De Telegraaf en de rode knop in Den Haag schuldig waren, maar dat er een samenzwering liep om mijn naam met de communisten en de kgb te verbinden, werd bijvoorbeeld collega Robert Kroon op 3 januari 1980 onder ede gehoord (Civic Action no. 3-77-0647-G). Hij voerde aan dat zijn voornaamste bronnen om mij in miljoenen exemplaren van Time als communist en kgb-er aan de man te brengen zijn hoofd-redacteur H. Goeman Borgesius en diens adjunct, de befaamde rode knop-journalist J.G. Heitink waren geweest. Ook had hij met ‘een aantal functionarissen van de Staat der Nederlanden gesproken’, die hij uiteraard niet met name wilde noemen. Dat behoorde tot zijn journalistieke geheim. Hij wilde desnoods kwijt, dat een hoge dienaar van de Nederlandse Staat hem had toevertrouwd, ‘Als de kgb niet achter de campagne van Oltmans zit moet dit Moskou op zijn minst een genoegen zijn.’ Time, en de volgende dag nageaapt op de voorpagina van De Telegraaf, zette gewoon de campagne op hetzelfde thema van 1972 voort, met de inval in mijn huis van Hofland en een Telegraaf-journalist om mij voor het grote publiek als communistische samenzweerder tegen Luns neer te zetten. Op 24 april heb ik Wibo van de Linde en Robert Kroon voor de rechter-commissaris J.P. Fokker in Amsterdam opnieuw doen horen. Wibo had me de ochtend van dit nieuwe schandaal in De Telegraaf opgebeld om me op het hart te drukken dat hij als correspondent van Time in Nederland tegen plaatsing van al deze onzin had geadviseerd, maar New York had het door Kroon uit de duim gezogen geklets toch geplaatst. Ik liet Wibo door Mr. H.M. Voetelink van het kantoor Worst & Van Haersolte aan de tand voelen, want als hij op dit cruciale moment de waarheid zou zeggen, zou ik mijn zaak tegen Time en De Telegraaf onherroepelijk winnen. Maar Wibo koos eieren voor zijn geld en loog onder ede. Time zou zelfs een advocaat naar Amsterdam zenden om op last van de rechter in Dallas in mijn dagboeken te snuffelen om na te gaan wie de waarheid sprak. De ochtend dat Wibo me opbelde om me voor de nieu- | |
[pagina 67]
| |
we stunt te waarschuwen stond keurig genoteerd. Wat dat betreft hebben mijn tegenstanders gigantische pech. Sedert 1940 heb ik mijn handel en wandel dagelijks nauwkeurig bijgehouden. Zeshonderd groene klappers tot 1978 bevinden zich reeds in een kluis van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en er zullen straks nog 800 volgen. Het zal mij worst wezen wie er in Den Haag of New York schuldig zijn geweest met mij als rood en gevaarlijk af te schilderen. Ik ben niet schuldig aan waar de Staat der Nederlanden en haar functionarissen me al die jaren voor hebben uitgemaakt om reden dat ik niet te manipuleren ben geweest, me door niemand ooit de wet heb laten voorschrijven en als onafhankelijke geest door de wereld ben gegaan. Dat is geen strafbaar feit. Dat zou in een waarachtige democratie, waar vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel is geschreven, juist moeten worden toegejuicht. |
|