Persona non grata
(1996)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
10 Het verraad van HoflandOp 31 december 1971 dook Luns weer op mijn radarscherm op. In zijn troonrede in De Telegraaf herhaalde hij, alsof er nooit een documentaire met JFK-medewerkers die het tegendeel beweerden, was vertoond, dat JFK en vooral nu ook RFK hem en Nederland in de kwestie Nieuw Guinea hadden verraden. Luns bleef verwoed bezig zijn besmeurde blazoen op te poetsen tegen beter weten in en ten koste van de Kennedybroers. Het allerliefste zou ik naar Soestdijk zijn gestapt om ditmaal prins Bernhard op film vast te leggen. Maar koningen en prinsen zijn nu eenmaal verdoemd om nooit hun mond naar waarheid te mogen open doen. Dus eindigde ik in plaats van bij Bernhard bij de algemeen secretaris van de nvj, de uitstekende jurist Gerard SchuijtGa naar voetnoot50. Ik wilde ditmaal, dat er een justitieel onderzoek zou worden ingesteld naar de rol van Luns ten aanzien van diens grondwettelijke verplichtingen om land en koningin niet te mogen voorliegen. Gerard sloeg er de jurisprudentie op na. Het was inderdaad mogelijk. Luns had een misdrijf begaan. Hij had tenslotte de eed afgelegd op H.M. de Koningin. Op 17 januari 1972 verzocht ik formeel via een rekwest, samen met Schuijt opgesteld, aan de procureur-generaal in Den Haag, Mr. G.E. Langemeijer een onderzoek naar de leugenachtige gedragingen van Joseph Luns in te stellen ‘omdat hij al vele jaren de premier, het kabinet, de vaste kamercommissie van Buitenlandse Zaken en het parlement opzettelijk heeft misleid om diens rampzalige beleid in de Indonesische kwestie te kunnen doorvoerenGa naar voetnoot51. De teerling was eindelijk geworpen. Hoofdredacteur André Spoor sloot op 18 januari 1972 in uitstekend onderling overleg bij mijn klacht aan. In een groot opgemaakt artikel op de opinie-pagina stelde hij niet alleen openlijk, dat ik gelijk had, maar dat een onderzoek naar beschuldigingen aan het adres van minister Luns langzamerhand dringend gewenst was. Niet mijn oudste vriend in de journalistiek, Henk Hofland, kwam op een voor mij kritiek moment te hulp, maar André Spoor. Dat heeft de volgende redenen: Spoor was op alle relevante niveaus onvergelijkelijk beter geïnformeerd inzake de Indonesische kwestie en het Nieuwe Guinea-conflict in het bijzonder, dan Hofland. Spoor had, als ik, in de wereld gewerkt als journalist. Hof- | |
[pagina 53]
| |
land zou het overgrote deel van zijn journalistieke loopbaan op zijn gat aan de Nieuwezijds blijven zitten, ook al heeft hij sedert het midden der jaren tachtig als een bezetene geprobeerd van dit imago van honkvastzijn af te komen. Hij begon de ussr bijvoorbeeld naar eigen zeggen in 1984 te verkennen. Niet alleen kende André Spoor een veel breder front beleidsvormers en gezagsdragers op persoonlijke titel dan Hofland, Spoor was toegewijd aan deze onderwerpen. Hij liep er warm voor. Spoor was ook geen halve bohémien, die de helft van de tijd zijn baard liet staan. Spoor was een man van de wereld, met savoir vivre, ook al wierp Joseph Luns hem eens op weg naar een Bilderberg-conferentie in een vliegtuig toe, ‘Ach U bent mijnheer Spoor, local boy makes good’. Ik heb me er altijd over verwonderd, dat Hofland Tegels Lichten heeft geschreven en niet Spoor, die werkelijk uitstekend geïnformeerd was. Henk Hofland kende ik van de collegebanken als liever lui dan moe. Hij had zich tot 1961Ga naar voetnoot52 slechts te hooi en te gras met de Nieuw Guinea-zaak bezig gehouden ondanks mijn jarenlange aanmoedigingen werkelijk te gaan meedraaien. Toen hij dit inderdaad ging doen was de slag om het kwade genius van Luns bloot te leggen al grotendeels gestreden. Het jaar 1972 zou voor hem echter een annus horribilis worden. Op 19 januari 1972 had ik drie diplomaten van de ambassade van de Sovjet-Unie naar mijn drive-in woning in Amsterdam-Noord uitgenodigd om kennis te maken met enkele collega's. Ik volgde hiermee in de voetsporen van Aurelio Peccei's filosofie, welke ook aansloot op Bungkarno's schepping van de groep van niet gebonden landen vanuit Bandung in 1955, dat bruggen naar communistische landen gebouwd dienden te worden met het doel de overlevingskansen van alle mensen in de wereld te helpen bevorderen. De Sovjet-diplomatie verkeerde in de jaren van de Koude Oorlog in Den Haag in een ongezonde situatie van vrijwel totale isolatie. Veel journalisten beschouwden het als riskant om contacten met Sovjet-diplomaten te hebben. De altijd waakzame bvd was van mijn ontvangst op de hoogte, niet alleen vanwege het non-stop afluisteren van mijn telefoon als frequente Moskou-reiziger, maar ook omdat in de dagen van de koude oorlog Sovjet-diplomaten niet zonder speciale vergunning naar een woning Boven het IJ mochten rijden. Terwijl de eerste gasten arriveerden telefoneerde Hofland om te zeg- | |
[pagina 54]
| |
gen, dat hij uit Den Haag kwam en een lifter wilde mee brengen. Ik wimpelde dit onbezonnen voorstel meteen af. Hij belde terug. Zijn gast was eigenlijk geen lifter, maar een goede vriend, jong blond en vergelijkbaar met mijn vriend Peter. Ik trapte er in. Later bleek dat hij beide keren vanuit het Amsterdamse Hilton had gebeld. Omdat ik dus twee dagen eerder een klacht tegen Luns bij de procureur-generaal had gedeponeerd, waren de Luns-getrouwen en de bvd onmiddellijk in het geweer gekomen. Een fraaiere gelegenheid om mijn klacht in een obscuur licht te plaatsen was nauwelijks denkbaar: Sovjet-diplomaten bij Oltmans. Nu zou het Nederlandse publiek de ware achtergrond van de beschuldigingen tegen de minister leren kennen. De Sovjets zaten er achter! Als steeds stond natuurlijk De Telegraaf in de startblokken om de man die de Nederlandse leeuw liet brullen en op 31 december zijn ‘troonrede’ via deze krant wereldkundig maakte, met een nieuw Oltmans-schandaal luister bij te zetten. Maar, bij een boeiend spionageverhaal, horen ook spannende plaatjes. Hoe bij Oltmans binnen te komen? Hofland moest uitkomst brengen. Hij was door zijn niets vermoedende oudste vriend uitgenodigd. De fotoredactie onder Anton VeldkampGa naar voetnoot53 kreeg opdracht de list uit te voeren. Hofland arriveerde dus met zijn lifter, alias goede vriend, alias Telegraaf-spion uitgezonden om mijn privacy te schenden. Ik kende Peter Zonneveld niet. Ik wist dus van niets. Henk vroeg me op mijn vleugel Debussy te spelen zo als hij zich dit van Nijenrode herinnerde. Intussen kon zijn medeplichtige rustig zijn clandestiene plaatjes van de evenmin onraad vermoedende Sovjet-diplomaten schieten. Niet lang hierna werd Zonneveld onwel, en Hofland en hij excuseerden zich en vertrokken. Op 20 januari 1972 opende De Telegraaf met een levensgroot verhaal, geïllustreerd met foto's, dat Willem Oltmans met de Sovjets bezig was om Luns bij de navo te wippen. Op 21 januari 1972 volgde een tweede groot opgemaakt verhaal geïllustreerd met foto's waarbij ik andermaal werd opgevoerd als Nederlandse journalist betrokken bij een wijdvertakt communistisch complot tegen Luns. Zonneveld scheen een camera van de grootte van een postzegel te hebben gebruikt, wat Igor Cornelissen in Vrij Nederland deed opmerken dat hij de foto's van de Sovjets bij Oltmans wel door zijn gulp zou hebben gemaakt.Ga naar voetnoot54 | |
[pagina 55]
| |
Wat al deze onzin intussen betekende was dat Henk Hofland zich voor een kongsi tussen de bvd en De Telegraaf had geleend om mij voor het hele land te schande te maken met voor mij jarenlange penibele gevolgen van dien. Hofland draaide al twintig jaar aan de top van de Amsterdamse journalistiek mee. Het was in die dagen een publiek geheim, dat adjunct-directeur J.G. Heitink de vaste contactman van de inlichtingendiensten was bij De Telegraaf. Hofland probeerde me later te verzekeren, dat niet hij, maar Heitink mij de kool had gestoofd. Maar wie wist beter vóór hij met Zonneveld van De Telegraaf in zee ging, de zogenaamde lifter, hoe de vork bij de bvd en De Telegraaf in de steel zat? Henk Hofland werd vrijwel meteen als hoofdredacteur van nrc Handelsblad - een functie, die hij samen met Spoor vervulde - aan de kant gezet, naar in die dagen verluidde, omdat ook Jerome Heldring niet langer in één redactie wenste te zitten met een man dit tot dergelijke verradersstreken in samenspel met de bvd en De Telegraaf in staat was. Het is aan de inspanningen van Spoor te danken geweest, dat Hofland bij de krant mocht blijven en de daarop volgende jaren televisie-rubriekjes mocht verzorgen. In twintig jaar is Hofland weer geleidelijk naar een respectabele positie teruggekrabbeld, wat hem is vergund. Overigens, Richard Nixon is de meest formidabele schurk geweest die ooit het Witte Huis bewoonde. Hij werd er dan ook als eerste in de geschiedenis uitgesmeten. Toch zag hij kans twintig jaar later als elderly statesman ten grave te worden gedragen. In dit opzicht zitten Nixon en Hofland op dezelfde lijn. Alleen ik zal nooit meer een tweedehands auto van Hofland overnemen, want je wordt zeker getild. Betrekkelijk recent, op 28 januari 1994, zette hij in een terugblik op veertig jaar journalistiek zijn gedachten over het métier in het vakblad De Journalist uiteen. ‘De volle waarheid’, schreef hij, ‘is altijd te ingewikkeld, in het bijzonder voor de journalist, die daarom gedwongen door tijd en ruimte een keuze moet doen uit de aspecten, de kentekenen waarin de waarheid zich aandient. Bij de volle waarheid zijn dikwijls tegengestelde belangen betrokken, en het kan doelmatig zijn het eigen belang te sparen door te liegen’Ga naar voetnoot55. Toen ik die passage in 1994 tegen kwam dacht ik, die man is niet meer te redden. Nu legt hij ook nog openlijk in het vakblad de verklaring af dat hij een fundamenteel oneerlijk mens is. Toen De Telegraaf hem in 1972 benaderde om een fotograaf als | |
[pagina 56]
| |
spion mijn huis binnen te helpen om mij onsterfelijk te compromitteren, had hij als behoorlijke collega en vriend mij moeten bellen om te waarschuwen extra op mijn hoede te zijn. Hofland zag toen al meer brood in de dubbelhartige rol die hij zou spelen. Mijn mening is, na veertig jaar dit beroep te hebben uitgeoefend, dat fundamentele eerlijkheid en het behoud van zelfrespect onmisbare gelijkvormige veelhoeken zijn. Integriteit en zelfrespect behoren als Maagdenburger halve bollen een onkreukbare eenheid te zijn bestand tegen iedere druk of verleiding. De kiem voor een dergelijke handel en wandel wordt in de prille jeugd gelegd. ‘Zoals de vrije pers zich ontwikkelt’, waarschuwde Walter Lippmann in 1965 in een rede voor het International Press Institute in Londen, ‘is de alles overheersende vraag of de journalist, als de geleerde of de wetenschapper, de waarheid een eerste of tweede plaats toekent’. Journalisten, die zogenaamd carrière maken of overwegingen van eigenbelang laten prevaleren boven eerlijk zijn, lopen vroeg of laat tegen de lamp. Dat gebeurde met Hofland in 1972 in mijn huis. Een ander recent voorbeeld is Adriaan van Dis en diens klakkeloos overschrijven uit andermans boek. Types die menen eigen belang soms te moeten laten voorgaan, en dus maar een beetje te liegen, zijn journalisten die onherroepelijk vroeg of laat worden ontmaskerd. Om het nog wat erger te maken vervolgde H.J.A. Hofland in 1994 in De Journalist, ‘De waarheid kan te moeilijk zijn, en dan kan het een voorlopige oplossing zijn er met de pet naar te gooien. De waarheid wordt soms aanvaardbaar door er een kleine draai aan te geven waardoor er een weergave ontstaat, die niet in strijd is met de waarheid en ook niet overeenkomstig die waarheid. Daar betreden we het loopgravengebied van politiek correct’. Volgens deze Hofland-doctrine zou ik in 1957 vanuit Djakarta hebben moeten melden: ‘landgenoten, Luns is een held, leve Luns: de Papoea's zijn en blijven van ons, zendt de vloot: Soekarno is een infame schurk, schieten maar!’ Dan zou ik politiek correct en in de pas met de wensen van de toenmalige regering hebben bericht. Waarschijnlijk zou ik het eigen belang beter hebben gediend en zou ik op mijn negenenzestigste jaar nu een gepensioneerde hoofdredacteur zijn geweest met één ton per jaar en een buitenhuisje in Zuid-Frankrijk. ‘Kwaad’, meende Pascal, ‘wordt nimmer zo grondig bedreven als wanneer het met een rein geweten gebeurt’. |
|