Persona non grata
(1996)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
5 Journalistieke solidariteitWaar ik me in 1958 en volgende jaren in New York nog zéér over verbaasde was het totale gebrek aan fundamentele solidariteit tussen journalisten onderling. Een dijk van correspondenten in New York en Washington bleek bereid zonder blikken of blozen hand en spandiensten voor de diplomaten van Luns te verrichten in de vorm van uithoren, klikken, bespioneren, kwaadspreken of op andere manieren mij benadelen. De bejaarde Nol Vas Dias van de nrc met zijn lange grijze baard was de kwaadste niet. Hij wist dat ik cello en piano speelde. Hij voegde me eens toe, ‘Wat sneu eigenlijk dat we met jou geen strijk-kwartet kunnen maken omdat je een vriend van Soekarno bent’. Floris Canté vertegenwoordigde het dagblad Trouw in New York. Ik heb hem nooit gesproken, maar herinner me zijn woedende blikken, als wilde hij me vermoorden. Luns & Co. hadden er lucht van gekregen dat ik mogelijk artikelen zou gaan schrijven voor de Christian Science Monitor in Boston. Een diplomaat zond Floris een brief met het verzoek of hij niet aan hoofdredacteur Edwin Canham een boodschap kon sturen om te vertellen wat een schoft Willem Oltmans was, die door Den Haag niet als Nederlandse journalist werd erkend. Brave Canté, de bijbel steeds binnen handbereik, wist niet hoe snel hij aan het verzoek van de boodschapper van Luns moest voldoen. Nog dezelfde dag verwittigde hij de heer Canham van het feit, dat ik een Nederlander was, die het eigen nest bevuilde... De stakker moet werkelijk gedacht hebben koningin en vaderland een dienst te hebben bewezen. Canham bedankte Canté per kerende post meer dan hartelijk, opgetogen tijdig voor zo'n minderwaardig individu als Willem Oltmans te zijn gewaarschuwd. Canté kon er zeker van zijn, dat de Monitor nooit één letter van Oltmans zou opnemen. Canham zal nooit hebben geweten, dat de deus ex machina achter de interventie van Floris Canté minister Luns zelf is geweest, die er voor bleef zorgen, dat ik eens om zou komen van de honger. Floris zou natuurlijk door hare majesteit worden gedecoreerd voor den lande bewezen dienstenGa naar voetnoot23. | |
[pagina 29]
| |
In mijn memoires zijn de walgelijke gedragingen van de volgende vakidioten aan de orde gekomen: Max Tak (Elsevier), Paul Sanders (Het Parool), Peter Schröder (avro), Nol Vas Dias (nrc), Robert Kiek (De Telegraaf) en Maarten Bolle (Het Vrije Volk). Alleen Bernard Person (Algemeen Handelsblad) zou zich normaal en als een uitstekende collega gedragen, ook al kon hij maar niet begrijpen dat ik Soekarno een begaafde leider en buitengewoon aardig mens vondGa naar voetnoot24. De kwaadaardigste van het stel was natuurlijk weer Robert Kiek, de man van De Telegraaf, de befaamde rode-knop-krant. In 1957 kenschetste hij een pleidooi van mij in de New York Times van 22 februari om een vreedzame overdracht van Nieuw Guinea te bewerkstelligen, als ‘een aanval op Nederland’. Kiek was niet bekend met de uitspraak van Jean Christophe: En attaquant les Français corrumpus, c'est la France que je défends.Ga naar voetnoot25 Op 9 augustus 1962 bestond dezelfde Kiek het op de voorpagina van zijn krant een groot opgemaakt artikel te plaatsen, waarvoor Henk Hofland hem een foto leverde bij gebrek aan beter, waarin ik aan het publiek werd voorgesteld als betrokken in de zaak Cuba als verdediger van Fidel Castro en natuurlijk de suggestie, dat de mogelijkheid bestond, dat ik nu de vs zou worden uitgewezen. Waarom juist dergelijke vijandigheden steeds weer in De Telegraaf? Toeval? Vergeet het maar. De inlichtingendiensten bespeelden Kiek, zoals dit steeds sinds mijn kennismaking met Soekarno was gebeurd. Mijn Haagse vervolgers hoopten toen al mij uitgewezen te krijgen, wat in de vs uiteraard nooit zou lukken. Pas in 1992 slaagden ze erin een uitwijzing in Pretoria er door te drukken. Kiek is later in zijn eigen vijver verdronken. Ik verzette me met man en macht tegen het infame gedoe achter mijn rug om. Het was vechten tegen de bierkaai. Het waren niet alleen Van Roijen en diens staf in Washington. De permanent vertegenwoordiger bij de vn ambassadeur Carl Schürmann en medewerkers lieten zich evenmin onbetuigd. Ik was in 1958 nog steeds voor Vrij Nederland bij de vn geaccrediteerd. Dit was een doorn in het oog van Schürmann, ook omdat ik in het vn-gebouw bleef rondwandelen en me duidelijk uitsprak over de Nieuw Guinea controverse. Ambassadeur Schürmann seinde in paniek aan Luns of de minister er nu niet voor kon zorgen dat Vrij Nederland me ontsloeg ‘opdat de | |
[pagina 30]
| |
accreditatie van Oltmans hem hier kan worden ontnomen zodat hij het etiket van bonafide journalist verliest’. Is een pregnanter voorbeeld van naar de brode staan door de Staat der Nederlanden denkbaarGa naar voetnoot26? Ook knokte ik tegen verraders, kwaadwilligen en slijmjurken onder het perscorps, die een wit voetje bij Luns wilden halen. P.M. Smedts, hoofdredacteur van Vrij Nederland hield lang stand tegen de druk van het ministerie van Luns mij op te doeken. In het begin maakte hij er grapjes over en vertelde me, dat hij er copieuze lunches in Den Haag aan over had gehouden. Daar boden de loopjongens van de minister ook nog aan het ontslagtelegram naar New York voor Smedts te betalen. Uit de in 1991 vrijgekomen code-berichten zou uiteindelijk blijken, dat collega Smedts één der meest kwalijke verraders uit mijn journalistieke leven is geweest. Laat niemand denken, dat het in dit opzicht in 1994 er beter op zou zijn geworden. Het wemelt in de wereld van journalisten van dergelijke sujetten. Ik vertrouwde Smedts in 1958 en de daarop volgende jaren uiteraard volkomen, al was het maar vanwege het feit, dat hij achter me bleef staan. Ik informeerde hem over alles wat ik in New York deed. Ook gaf ik door wat ik van vriend - in dit geval meestal alleen de Indonesiërs - en vijand hoorde over de stand van zaken in de kwestie Nieuw Guinea. Eenmaal voor de druk bezweken ontsloeg Smedts me niet als medewerker van Vrij Nederland, maar misbruikte hij mijn vertrouwen om verraad te kunnen plegen. Hij gaf alles wat ik hem meedeelde klakkeloos aan Luns door. Hiervoor was een speciaal geheim kanaal geopend tussen de redactie aan de Raamgracht 4 en het departement van Luns via een braakmiddel dat Braaksma heette. Luns liet uiteraard de op die wijze gestolen informatie over mijn doen en laten naar de ambassadeurs Van Roijen en Schürmann in Amerika terugseinen. Eigenlijk heb ik sedert 1956 in Rome in een onontwarbaar web van intrige, verraad en oncontroleerbare geheime activiteiten van inlichtingendiensten en het ministerie van Buitenlandse Zaken gezeten, zoals hier nader zal worden aangetoond. Het zou te ver gaan om hier op een aantal randfiguren als Dirk Keijer, Theo Cranendonk en anderen in te gaan. Dat zal later in mijn Memoires aan de orde komen. Het is sedert 1956 een gecompliceerde opgave geweest om ondanks een kordon onopgehelderde en mysterieuze zaken om me heen als jour- | |
[pagina 31]
| |
nalist te overleven. Een belangrijke reden is geweest, dat ik tot 1990 nog steeds op privé fondsen kon terugvallen. Het lukte om tegen de verdrukking in journalist te blijven. Er staan vijfentwintig boeken op de plank met evenveel uitgaven in zeven andere talen. Feitelijk was er tussen 1956 in Rome en 1994 in Djakarta wat betreft de collegialiteit en solidariteit van collega-journalisten weinig veranderd. Een schare verslaggevers en fotografen is getuige geweest van het vrij opzienbarende incident met ambassadeur Van Roijen, waar ik minister Kooijmans rechtstreeks in heb betrokken. Ook Willebrord Nieuwenhuis en Dirk Vlasblom van het nrc Handelsblad waren er bij. Nieuwenhuis kende ik dertig jaar geleden al als kro-correspondent in New York. Hij kende mijn problemen met Luns. Tijdens het diner bij Van Roijen zat ik naast hem. We hebben de details van het incident besproken. Brood-op-de-plank journalisten vragen zich vóór zij een letter op papier zetten eerst af, wat willen Luns-Boon-Stokvis? Met andere woorden, wat wil de redactie in Rotterdam, wat wil Ben Knapen? Knapen zelf, als lid van het befaamde Madurodamse college van hoofdredacteuren, legt als hij nog twijfelt zijn oor te luisteren bij het regime, dat op dat moment de dienst uit maakt in het land. André Spoor is de laatste werkelijk onafhankelijke en niet door Den Haag te intimideren hoofdredacteur van Nederland geweest. Ik kende hem uitstekend en er viel prima met hem samen te werken. Dit had zéér veel te maken met waar hij vandaan kwam en welke zijn oorspronkelijke programmering was geweest. Zijn aanvankelijke mede-hoofdredacteur Hofland, daarentegen, is in het spel om de knikkers al in een vroeg stadium overstag gegaan. De vrije, onafhankelijke vaderlandse pers beschikt helaas al te dikwijls over hoofdredacteuren, die zonder blikken of blozen aan de wensen van het zittende regime tegemoet zullen komen.Ga naar voetnoot27 Directeur-generaal politiek zaken, J.M. Vos en Kooijmans' woordvoerder B.H. Hiensch vertelden de pers in Djakarta over het Van Roijen incident, dat er slechts een schoonheidsfoutje was gemaakt wat ik had | |
[pagina 32]
| |
aangegrepen om een rel te ontketenen. Zelfs de Nationale Ombudsman zou zich zand in de ogen laten strooien. Alle aanwezige journalisten en fotografen wisten dat de werkelijkheid anders was, toch verscheen geen letter in de media. Collega's denken er niet over hun vingers te branden aan hete soep, laat staan, dat ze uit solidariteit een journalist in de penarie, te hulp zouden schieten. Ik zal nooit de waarschuwing in dit verband van een uitermate goed geïnformeerd man, professor J.A. van Hamel in Baarn vergeten, die me in 1961 reeds zei, ‘Hij die de onzichtbare censuur in Den Haag zou weten te ontmaskeren zou het vaderland een grote dienst bewijzenGa naar voetnoot28. Die controle vond hier plaats vanuit Buitenlandse Zaken, in andere gevallen zijn het de inlichtingendiensten. Kortom: hoe ontmasker je de Haagse rode knop? We zijn inmiddels decennia verder. De controle-knop staat van tijd tot tijd zelfs roodgloeiend om te voorkomen dat schuinsmarcheerders zullen worden ontmaskerd of dat gedupeerde burgers hun rechten terug krijgen of worden schadeloosgesteld. Er is bij het strak verpakte democratische Haagse bestel dan ook weinig kans op, dat de wortels van het Haagse kwaad, waar professor Van Hamel de vingers op legde ooit zal worden bloot gelegd. |
|