| |
| |
| |
James W. Prescott
Ontwikkelingsneuropsycholoog, Institute of Human Sciences, Los Gatos, Californië, Verenigde Staten
U benadert de ontwikkeling van intelligentie ongetwijfeld vanuit een transculturele gezichtshoek.
In de ontwikkelingsneuropsychologie houd ik me voornamelijk bezig met de inwerking van vroeg opgedane ervaringen op hersenontwikkeling en gedrag. Dit heeft in termen van gedrag twee dimensies aangenomen. Ten eerste heb je de emotionele affectieve gedragsvormen, zoals geweld, agressie, uitbuiting, en hun tegengestelden, zoals zorg, liefde en mededogen. Ten tweede heb je de verstandelijke en cognitieve gedragsvormen.
Ik heb me het meest toegelegd op de emotionele en affectieve gedragsvormen, in opvoeding en geweld. Maar ik heb ook nogal wat onderzoekswerk verricht om de onderlinge relatie tussen die twee te laten zien. De grote tekortkoming in de Amerikaanse psychologie is naar mijn mening de verwijdering van verstand en cognitie van ons emotionele en affectieve gevoelsleven.
Het gewicht van emotionele aspecten in denken of intelligentie wordt schijnbaar volkomen onderschat.
Precies. We zouden een hele avond kunnen spreken over de oorzaken hiervan, die naar mijn gevoel hun oorsprong vinden in de dualistische visie van de Grieken op de menselijke natuur, het lichaam en de geest. De hele westerse beschaving is doortrokken van deze benadering. Het heeft ons wetenschappelijk denken beïnvloed, zelfs onze visie op hoe we in het universum passen.
We hebben een academische onderzoeksstructuur gevolgd, waarin er enerzijds geleerden zijn die geïnteresseerd zijn in cognitief functioneren, terwijl een ander aantal geleerden en theoretici zich bezighouden met inwerkingen en emoties. En onderling hebben ze een niet zo goede communicatie. Dat is een van de polarisaties.
In mijn werk heb ik mij bij voortduring verbaasd over het gebrek aan intelligente communicatie tussen geleerden van enige reputa- | |
| |
tie. Ik vroeg eens aan Noam Chomsky waarom hij waardeloze artikelen schreef over B.F. Skinner terwijl hij die man, die bij hem om de hoek woont, zelfs nog nooit had ontmoet. Ik stelde voor ze samen te brengen voor een televisieprogramma, maar Chomsky antwoordde kortaf: ‘Met Skinner zou ik mijn tijd zitten verdoen.’
Dat is verschrikkelijk.
Op een keer verliet ik het huis van Herbert Marcuse in Californië nà een hele middag gepraat te hebben. Hij vroeg me waar ik daarna heen ging en ik zei naar Harvard voor een ontmoeting met Daniel Bell. ‘Dat is nou een man, die ik echt haat,’ zei Marcuse.
Sommige geleerden gedragen zich bijna als religieuze dwepers. Ze vinden dat ze de enigen zijn die in een positie zijn om de waarheid te kennen en dat niemand anders het juiste antwoord heeft.
Maar laat ik een andere polarisatie noemen: biologie en gedrag. Ik denk dat we onze polarisaties moeten begrijpen om de beperkingen van onze conceptuele methodes te begrijpen. Biologie en gedrag worden door een aantal mensen fundamenteel verkeerd begrepen, terwijl er ook een diepgaande verwarring bestaat tussen genetica, cultuur, milieu en hun interacties.
Bijvoorbeeld, individuen die opgeleid zijn in de biologische tradities hebben andere attitudes en waarden dan diegenen die opgeleid zijn in de behavioristische tradities. Dit is een groot probleem en heeft aanleiding gegeven tot een algemeen verkeerd begrip van de gedragsbiologie die gelijkgesteld wordt met de genetica. Het wordt veelvuldig niet onderkend noch begrepen hoe diepgaand ons milieu inwerkt op de neurobiologie van hersenontwikkeling en dus ook op het gedrag.
Het kan niet genoeg benadrukt worden dat het milieu een grote weerslag heeft op de neurobiologie van onze ontwikkeling, van die van ons brein in het bijzonder.
En hierin spelen voeding en emotie een rol.
Het hele complex van milieufactoren is van grote invloed op de hersenontwikkeling en het gedrag, wat onvoldoende onderkend wordt binnen de Amerikaanse psychologie.
Jammer genoeg wordt in de argumentatie over natuur versus opvoeding de biologie voortdurend gelijkgesteld aan de genetica. Dit is maar een zeer beperkte visie op gedragsbiologie. Het belangrijkste punt ligt volgens mij bij de weerslag die het milieu heeft op de neurobiologie van de hersenontwikkeling en het gedrag.
| |
| |
Het gezin meegerekend?
Inderdaad. Het gezinsmilieu is van cruciaal belang voor zowel emotionele als verstandelijke ontwikkeling. Ik ben min of meer een reductionist, maar op een speciale manier. Uiteindelijk moet je bepaalde transformaties verrichten om het algehele complex dat kenmerkend is voor ons milieu te kunnen vertalen - moeder, vader, bloedverwanten, gezin, buurt, gemeenschap, sociale factoren en cultuur, zeden, theologie, religieuze waardenstelsels van een cultuur - in processen die begrepen kunnen worden in termen van hersenmechanismes en -processen.
Uiteindelijk worden deze ervaringen omgevormd in zintuiglijke processen die van invloed zijn op de hersenontwikkeling.
Alleen via onze hersenprocessen kunnen we communiceren met de buitenwereld: zien, smaak, gehoor, tast, reuk: dit zijn de paden die we afleggen van het milieu naar het brein. Het milieu kan begrepen worden in termen van haar weerslag op onze zintuiglijke processen.
De Venezolanen geloven dat iedereen intelligentie overerft die behoorlijk begeleid en gestimuleerd dient te worden.
Ik zou de term ‘overerving van intelligentie’ niet gebruiken, omdat wat er in feite omschreven wordt ‘culturele intelligentie’ of ‘door het milieu ingegeven intelligentie’ is, afgezet tegen het begrip erfelijke intelligentie van het Jensenisme.
Waar u een tegenstander van bent.
In de grond van de zaak, ja. Dat wil niet zeggen dat erfelijke structuren niet met intelligentie te maken hebben. Dat hebben ze wel. Erfelijke invloeden spelen een rol bij al het gedrag op elk denkbaar niveau. Dat moet ook wel. Maar het belangrijkste punt is of het mogelijk is specifieke erfelijke structuren te bepalen die verband houden met complexe gedragsvormen van de mens die geen relatie hebben met het milieu. Ik geloof niet dat dat ooit kan.
Zeker niet ten aanzien van geweld en mededogen, waar ik heel veel belangstelling voor heb. Geweld en mededogen doorsnijden te veel cultuurgroepen, etnische groepen, geografische gebieden, enzovoort, om een eenvoudige verklaring toe te laten met behulp van genotypes.
We kunnen op geen enkele manier langs directe weg het fysische genotype meten dat in verband staat met een dergelijk complex menselijk gedrag. Inspanningen om de sociale gedragslijn te beïn- | |
| |
vloeden door manipulatie van het genotypenreservoir ten einde een ‘superieur’ ras te ontwikkelen, zijn wetenschappelijk onzuiver en moreel verwerpelijk. We hebben onze prijs betaald voor die benadering met Adolf Hitler, die een superras probeerde te kweken.
Ik weet zeker dat ze zich in Caracas bewust zijn van dit gevaar.
Dus ze zijn niet bekeerd tot de Jensiaanse benadering?
Dr. Machado is geen volgelinq van iemand in het bijzonder. Het lijkt erop dat hij nu voornamelijk geadviseerd wordt vanuit Harvard, maar ook vanuit Israël, Spanje en andere plaatsen. Ook de Sovjets en zelfs de Chinezen zijn duidelijk geïnteresseerd in wat hij aan het doen is.
Nogmaals, er bestaan geen wetenschappelijke gegevens die genetische manipulatie rechtvaardigen in de zin dat het een effectieve methode voor het beïnvloeden van sociaal handelen en sociale verandering oplevert. Dat wil niet zeggen dat er geen zinvolle verbindingen van gedrag naar de genetica bestaan. Die zijn er wel!
Maar het belangwekkendste argument is volgens mij dat je nooit een zuiver genotype krijgt zonder referentie aan het milieu. Er bestaan legio milieufactoren die de uitdrukkingsvormen van genen ordenen en beheersen. Genotypes manifesteren zich niet in een vacuüm. Ze manifesteren zich in een specifiek milieu.
Er kunnen verscheidene klassieke voorbeelden gegeven worden om de beperkingen van de Jensiaanse gedachtengang of argumentatie aan te geven. Galactosemie is een erfelijke stofwisselingsstoornis, waardoor de zuigeling het galactose niet kan metaboliseren. Dit heeft een hersenbeschadiging tot gevolg. Nu kun je volledig voorkomen dat deze erfelijke stoornis zich manifesteert door het kind geen melk te laten drinken die galactose bevat. Je haalt het eruit en de baby kan de melk gewoon drinken. Hetzelfde geldt voor fenylketonurie. We verwijderen het fenylanaline uit het voedsel en de fout in de genen openbaart zich niet. We lopen allemaal rond met een of andere genetische fout.
De onderlinge afhankelijkheid tussen voeding en erfelijkheid, wordt niet voldoende onderkend.
Niet alleen de voeding. De erfelijkheid van het gedrag, zonder het te betrekken op het milieu waarin dat genotype zich manifesteert, is op zich al een vergissing. Daarom zijn we altijd bezig met de interactie tussen het genotype en het milieu. Daar draait
| |
| |
het om, voortdurend. Een genotype staat nooit op zichzelf.
Het gaat om het model van de toegevoegde varianten, een wiskundig model, waarbij de milieu- en erfelijke component in onderlinge afhankelijkheid staan met een derde component die een combinatie inhoudt van genotype en milieu en die de interactievoorwaarde genoemd wordt.
Heel duidelijk is het dat, om zelfs de meest duidelijk bepaalde erfelijke stofwisselingsstoornissen te beheersen, het vaak mogelijk is om dergelijke erfelijke stoornissen via het milieu te beheersen. Op deze wijze kun je de manifestatievorm van het gen regelen.
Door middel van het milieu?
Ja. Ik kom even terug op het milieu. Hierdoor zou iedereen die me ergens op zou willen vastpinnen eventueel een milieulabeltje op mij kunnen plakken, hoewel ik ook zeer veel belangstelling heb voor de interactie tussen genen en milieu.
Waarom zou men u een label op willen plakken? Nog een epidemie waar we van af moeten. Welke is uw reactie op het Venezolaanse experiment om zo'n zestig Indiaanse kinderen door middel van de Sazuki-methode binnen drie maanden Beethoven te leren spelen?
Verbazingwekkend als het waar is, hoewel ik het bewijsmateriaal zelf niet ken.
Hoe ligt het hier met gevoelens en emoties? Maakt het van de kinderen geen robots? Hier verschijnen eigenlijk uw studies op het gebied van cultuurontleding en -vergelijking op het toneel.
We hoeven alleen maar naar vroegere beschavingen in Latijns-Amerika te kijken, zoals die van de Azteken en de Inka's, enzovoort. Dat waren intellectueel ontwikkelde beschavingen. Hun technologie in aanmerking genomen waren ze buitengewoon vergevorderd in wetenschap, architectuur en astronomie. Opnieuw in aanmerking genomen wat ze in die dagen daadwerkelijk tot stand gebracht hebben, waren ze inderdaad een hoogontwikkelde cultuur. Het waren uiteindelijk de Spanjaarden en de blanken die in deze beschavingen binnendrongen en ze verwoestten.
En nu drillen we hun kinderen om ze Beethoven te leren spelen!
Cultuurvermenging lijkt onvermijdelijk. Er zouden echter alle mogelijke pogingen gedaan moeten worden om de positieve cultu- | |
| |
rele tradities van de geassimileerde cultuur te behouden.
Maar ik komt weer terug op ons onderwerp van de biologie van de cultuur, of wat ik ecobiologie genoemd heb. Niet alleen de genen zijn belangrijk. Ons milieu heeft een aanzienlijke weerslag op de structurele en functionele ontwikkeling en ordening van ons brein. Meer nog dan de genen speelt het milieu een zeer sterke rol bij het vormgeven aan onze intellectuele en emotionele ontwikkeling. Het is een factor die door samenleving en cultuur ten goede of ten kwade kan worden gemanipuleerd en veranderd. We kunnen milieus scheppen die verrijkend of verarmend werken, die onze neurobiologische ontwikkeling kunnen vergemakkelijken of aantasten, in termen van excelleren of achterblijven in gedrag, of dat nu om verstandelijk-cognitieve functies of emotioneel-sociale relaties gaat.
Kan dat eigenlijk wel?
Natuurlijk kan het wel. En de gegevens hebben we nu.
Bent u het ermee eens dat intelligentie een vaardigheid is?
In termen van hoe we met mensen omgaan, ja. Speciaal bij onze onderkenning van bijzondere gaven die op welk moment dat ze waar dan ook te vinden zijn ontwikkeld zouden moeten worden.
Dus het is een heel pakket. Minister Machado is kennelijk bezig de doos van Pandora van de geest te openen.
Beslist. Het is inderdaad het totale pakket. En daar beginnen die twee factoren tezamen te komen. Een van de redenen waarom we grote problemen hebben met betrekking tot lees- en leerstoornissen bij kinderen in de Verenigde Staten en andere landen is terug te voeren tot sociaal-emotionele stoornissen.
In hun gepubliceerde studie The Children of Kauai (1971) concludeerden Werner, Bierman en French: ‘Problemen konden bij tienmaal zoveel kinderen toegeschreven worden aan de gevolgen van een slecht milieu dan aan de gevolgen van ernstige stress rond de geboorte.’
Het milieu werd gemeten naar de graad van thuis opgedane educatieve stimulatie en emotionele steun. Het bleek dat de uitersten in thuis opgedane educatieve stimulatie (hoog tegenover laag) op tienjarige leeftijd een verschil van 18 iq-punten te zien gaf, terwijl de uitersten van stress rond de geboorte (hoog tegenover laag) op tienjarige leeftijd slechts 2 iq-punten verschil te zien gaf. Soortge- | |
| |
lijke resultaten werden verkregen voor de uitersten in thuis verkregen emotionele steun.
Deze studie toont aan dat ernstige biologische defecten in samenhang met ernstige stress rond de geboorte grotendeels gecompenseerd kunnen worden door een verrijkt milieu op jonge leeftijd.
Een andere klassieke studie die verslag doet van ernstige emotionele stoornissen en achtergebleven intellectuele ontwikkeling die te wijten zijn aan een verarmd milieu, is die van dr. Wayne Dennis in zijn boek Children of the Creche (1973). Aanvullende bevestiging voor deze onderlinge verbanden werd gegeven door de studies van dr. John Money van de Johns Hopkins University School of Medicine, over psychologische dwerggroei ofwel het ‘failure to thrive’ syndroom, dat wil zeggen kinderen die lijden onder mishandeling en verwaarlozing. Dr. Money vermeldt een intellectueel herstel van 29 iq-punten bij dergelijke kinderen over een zevenjarige herstelperiode na de interventie (iq 51 - iq 80). Volledig herstel van het potentieel is wellicht niet meer mogelijk, en het rapport van Dennis vermeldde geestelijke achtergeblevenheid tot aan 55 iq-punten, hetgeen voor de meeste kinderen permanent was als er niet voor de tweejarige leeftijd met interventie begonnen was. Maar dat zijn de extreme gevallen.
We dienen ons net zoveel zorgen te maken over de ontwikkeling van middelmatigheid als culturele norm. Culturele middelmatigheid wordt door sociale gedragslijnen mogelijk gemaakt welke de geboorte van ongewenste kinderen toestaan die het slachtoffer worden van kindermishandeling en verwaarlozing, uiteenlopend van gematigd tot ernstig. De geboorte van kinderen die ongewenst zijn of gewenst zijn om tot utilitaristische economische en sociale bron van arbeid te dienen, is tegenwoordig over de hele wereld verspreid. De ontwikkeling van intellectuele uitnemendheid, emotionele stabiliteit en sociaal verantwoordelijkheidsgevoel is voor dergelijke kinderen uitzonderlijk moeilijk. Toch vormen ze misschien wel de meerderheid van de bevolking van een cultuur.
Hier in Amerika leven we in een verarmde cultuur, ondanks al onze materiële welvaart. Wij zijn in affectief opzicht een ernstig misdeeld volk. Onze huiselijke milieus zijn eveneens in intellectueel en emotioneel opzicht verarmd.
| |
| |
Na zo'n twaalf jaar door de Sovjet-Unie gereisd te hebben, moet ik zeggen dat men daar over het hele land genomen getroffen wordt door een zinvollere en affectievere omgangsvorm, vooral onder de volksmassa. Maar wat mij in uw artikel ‘Alienation and Affection’, geschreven voor Psychology Today (dec. 1979), het meeste trof was uw observatie dat een ernstig gebrek aan authentieke affectie zelfs het brein beschadigt.
Dat is juist. Denk maar aan de apen van Harlow. Onttrokken aan hun moeder waren ze nu eens apatisch, dan weer hyperactief, en geneigd tot geweldsuitbarstingen. Door hun opgroeien in isolatie waren ze niet tot sociaal functioneren in staat. Vaak omarmden ze zichzelf en wiegden als autistische kinderen.
Wat Harlow nog niet kon weten ten tijde van zijn dramatische experimenten, eind jaren vijftig, begin jaren zestig, was dat deze gedragsstoornissen samengingen met hersenbeschadiging.
Nog recentere studies geven aan dat tijdens de beginperiodes van hersengroei bepaalde soorten zintuiglijke deprivatie - zoals onvoldoende aangeraakt en gewiegd worden door de moeder - resulteren in onvolledige ontwikkeling of beschadiging van zenuwstelsels die affectie besturen. Onderzoekingen hebben een verlies aan zenuwcelvertakkingen, dendrieten geheten, aangetoond in de somato-sensorische cerebrale cortex en de cerebellaire cortex, die te wijten is aan somato-sensorische deprivatie.
Aangezien dezelfde zintuiglijke systemen de hersencentra beïnvloeden die met geweld in verband staan, op een wederkerig remmende manier, zal het affectief gedepriveerde kind er normaal gesproken moeite mee hebben als kind, puber en volwassene gewelddadige impulsen te beheersen.
Ik geloof dat dit aspecten zijn waar de Venezolanen rekening mee houden bij het leren van moeders hoe ze met zuigelingen moeten omgaan.
Wat door deze studies bevestigd werd, was dat ze diepgaande implicaties kunnen hebben voor de menselijke culturen die hun kinderen opvoeden op een laag aanrakings- en gevoelsbewegingsniveau. Kinderen uit deze samenlevingen zijn wellicht niet in staat tot het ervaren van bepaalde vormen van genot en hebben een aanleg voor geweld en apathie.
De stoornis heeft volgens mij zijn oorsprong in het somato-sensorische systeem van het cerebellum (kleine hersenen), hetwelke het kinetische en evenwichtsgevoel, het zogenaamde vestibulaire
| |
| |
systeem, regelt: het tastgevoel wat we het somesthetische systeem noemen.
Meer dan de andere zintuigen, zoals zien en horen, hebben tast en beweging kennelijk een directe band met emoties, zoals affectie en gewelddadigheid. Het onvolgroeide brein is in hoge mate ontvankelijk voor ‘vorming’ door het milieu, bijvoorbeeld veranderingen in de neuronenstructuur, de neurochemie en de neuroëlektrische activiteit gedurende de ontwikkeling van een kind. In talrijke studies hebben laboratoriumdieren, aan wie tast- en bewegingsstimulatie onthouden werden, abnormaal sociaal en emotioneel gedrag getoond. En we moeten ons bedenken dat het brein het orgaan voor het gedrag is.
Er is een schat aan gegevens nu beschikbaar. Kortom, het brein is uitzonderlijk onvolgroeid en in hoge mate afhankelijk van zintuiglijke stimulatie die werkt als een voedingsstof voor een normale ontwikkeling.
Het brein is bij de geboorte cultureel gezien leeg.
Nou ja, ik zou eerder willen zeggen dat het brein bij de geboorte onvolledig gevormd is. En hoe het zich gaat ontwikkelen zal afhangen van de hoedanigheid van het milieu.
Dit uitgangspunt is identiek aan dat van José M.R. Delgado.
Zeker. Ik ben het in vele opzichten eens met dr. Delgado. Wat we hier dus zien is emotionele deprivatie, die ik somato-sensorische affectieve deprivatie ofwel sad-theorie voor menselijke ontwikkeling noem, die mogelijk en daadwerkelijk leidt tot de indicatie van een functionele mentale retardatie en emotionele stoornissen, ofwel depressie en gewelddadigheid. Dit proces kan gekeerd worden door een lichamelijk affectieve relatie aan te reiken.
In de meeste landen in het westen ontbreekt het tegenwoordig geheel of gedeeltelijk aan dit soort brein-input, in vergelijking tot de landen van het Sovjetblok en de meeste ontwikkelingslanden in het algemeen.
Precies, daarom ontmoet mijn boodschap in ons deel van de wereld zulke moeilijkheden om te worden aanvaard.
U loopt misschien het risico voor ‘links’ of zelfs voor ‘rood’ uitgemaakt te worden.
Nee, erger zelfs: voor een revolutionair!
| |
| |
U gebruikt de term ecobiologie.
Ja, de invloed van het milieu wordt schijnbaar ingeprent of gecodeerd in de breinstructuur, die op zijn beurt vorm geeft aan sociaal gedrag, dat weer vorm geeft aan het milieu. Deze benadering noem ik dan ecobiologie om het te onderscheiden van sociobiologie. Onze transculturele studies hebben een belangwekkend verband vastgesteld tussen de lichamelijke affectie jegens de zuigeling en de gevallen van lichamelijke gewelddadigheid bij volwassenen.
In een studie van 49 primitieve culturen heb ik geconstateerd dat, wanneer het niveau van affectie voor de zuigeling laag is - zoals onder de Comanches en de Ashanti - het niveau van gewelddadigheid hoog is, terwijl onder de Maori uit Nieuw-Zeeland en de Balinezen het geweldniveau laag is. Ik heb ook gemerkt dat beperkingen voor seksuele affectie vóor het huwelijk verband hielden met een hoge graad van gewelddadigheid. Bovendien was straf voor abortus, met als gevolg de geboorte van ongewenste kinderen, ook merkbaar verbonden met een gewelddadige cultuur.
Welke conclusie trekt u nu?
De mogelijke lessen voor de ontwikkelde landen zijn duidelijk. We hebben klaarblijkelijk te lijden onder verbreking van affectieve banden, hetgeen in allerlei dingen weerspiegeld wordt, in aantallen weggelopen kinderen (ongewenste kinderen), aantallen echtscheidingen, seksuele misdrijven, alcoholisme en drugsmisbruik. De cultuur is de dienares van onze neurobiologie. Zonder een geëigend milieu voor lichamelijke affectie is een vredig, harmonieus samenleven misschien niet mogelijk.
We moeten eveneens de nadelige gevolgen onderkennen van bepaalde morele waarden die verkondigd worden door orthodox joodse, christelijke en islamitische religieuze tradities, namelijk de morele waarde van pijn, lijden en deprivatie, en de algehele immoraliteit van lichamelijk genot, vooral van seksueel genot. Dergelijke morele waarden brengen de ontwikkeling van affectieve banden, gezinsstabiliteit en sociale harmonie ernstig in gevaar. Het lijkt hoogst waarschijnlijk dat de morele waarden rond het ervaren van pijn en genot bij menselijke relaties, zoals die verdedigd worden door de orthodoxe, monotheïstische religies als het jodendom, het christendom en de islam, een vorm van langs culturele weg verwekte hersenbeschadiging ten gevolge heeft gehad, die kenmerkend is voor de westerse beschaving, en die ons eerder over paden van geweld en verwoesting voert dan over paden van vrede en harmonie.
| |
| |
Wederopbouw van de culturen van de westerse beschaving is een geweldige onderneming en vereist een ontworteling van bepaalde filosofische en theologische opvattingen omtrent de menselijke natuur, die vijandig staan tegenover de gelijkheid en het welzijn van vrouwen en kinderen in de samenleving.
|
|