Wolffensperger springt in
Al 20 jaar geleden schreef Gertjan Wolffensperger als juridisch medewerker van de Volkskrant, dat wat de overheid jegens mij flikte op geen enkele wijze door de beugel kon. In augustus 1996, op de hoogte van het laatste nvj-ultimatum en in constant overleg met Ellen Pasman, ondernam Wolffensperger een demarche bij Van Mierlo. Het doel: snel een minnelijke schikking bereiken. Terwijl deze stille diplomatie in volle gang was, bleek tot ieders schrik dat ook Verploeg zijn gekonkel uit 1994 in hoge Haagse kringen had voortgezet. Hij was weer aan het afstemmen geslagen met de juristen van de tegenpartij, buiten medeweten van de door de nvj ten mijne behoeve gefinancierde advocaten om. Verbijsterd stelde Wolffensperger vast dat er via twee sporen naar openingen bij Van Mierlo werd gezocht.
• overheidswraak...
De minister leek oren te hebben naar het treffen van een acceptabele regeling. Zijn woordvoerder had eerder via het programma nova iets dergelijks geschreven. Terwijl de bewindsman zich bewust moest zijn dat hij door zijn ambtenaren hermetisch werd afgesloten van andere ingrediënten van informatie in mijn zaak - Abram en Greven werden ook niet tot hem toegelaten - vroeg hij in augustus 1996 in zijn onuitputtelijke wijsheid aan juristen van het door hem ingehuurde advocatenkantoor met de opdracht mij tegen te houden, hoe de stand van de procedure was en of ik een kans had te winnen. Natuurlijk kreeg hij ten antwoord, zeker zolang mijn tegenpartij ongelimiteerd uit de opgebrachte belastingpot van burgers kan graaien, dat er geen enkele reden was aan deze rijks-comedy of errors een snel einde te maken. Het kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn incasseert tenslotte een paar ton per jaar aan het optreden van haar advocaten in zaal O van de Haagse arrondissementsrechtbank, teneinde erop toe te zien dat ik in de armenuitkering van Amsterdam blijf zitten. Dat is de overheidswraak uit 1956 waar Hans van Benthem van de rvd bij de aanvang van deze reportage aan refereerde.