Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |
Jakarta (13)kolonel sutikno lukitodisastro had me met bloedend hart verteld, dat ik er niet meer op moest rekenen, dat generaal Suharto een interview voor onze NTS-documentaire zou geven. Hij verdomde het gewoon. Ik gaf de moed niet op. Op 24 oktober 1966 was ik andermaal op het paleis in Jakarta. Zowel adjudant Bambang Widjanarko als Bapaks assistente Rochmuljati schenen op de hoogte van wat werd genoemd ‘de affaire Marshall Green’. ‘De man is a fool,’ zei nu ook Rochmuljati. B.M. Diah was er ook weer. Hij hep een nieuwe schrobbering van de president op. ‘Wat is toch de erecode van jullie journalisten?’ vroeg hij de hoofdredacteur van Merdeka.‘Jullie schrijven al dat Bandrio schuldig is en de uitspraak van de rechter moet nog vallen. Hoe kunnen jullie schrijven, dat Subandrio ter dood moet worden gebracht? Dan zijn de Hollanders beter geweest! Toen ik in 1927 in de gevangenis zat, schreef de Preanger Bode “Sukarno moet aan de hoogste boom worden opgehangen!” Maar toen mengde professor De Schepper uit Nederland zich in de discussie en zei: “Houden jullie je koest. Jullie zullen de uitspraak eerst moeten afwachten.”’ B.M. Diah keek zogenaamd verlegen voor zich uit. Op een ander moment herinnerde Bung Karno zich het bezoek aan Jakarta van premier Nikita Khrushchev van de Sovjetunie. ‘Mij wordt verweten dat ik anti-Amerikaans en pro-sovjet ben. Toen Khrushchev hier was hebben we hem gezegd, dat we een lening van 100 miljoen dollar nodig hadden. Khrushchev keek naar zijn minister van Buitenlandse Zaken, Andrei Gromyko, die goedkeurend knikte. Ok, het was in orde. We kregen prompt het geld dat we nodig hadden. Moet ik die man dan nu haten omdat Washington dat zo graag wil?’‘U hebt niet genoeg gevraagd,’ merkte B.M. Diah op. | |
[pagina 261]
| |
Intussen had ik de vijf in Peking uitgegeven gigantische boeken met Bung Karno's schilderijenverzameling weten te bemachtigen.Ga naar voetnoot1. Ik vroeg de president zijn handtekening er in te schrijven. In plaats daarvan noteerde hij: Op 25 oktober 1966 zou admiraal Muljadi door Bung Karno tijdens een plechtigheid op het paleis een vierde ster uitgereikt krijgen. Iedereen van enige betekenis in Jakarta draafde dan naar het Istana Merdeka om, zoals in dit geval, de admiraal met diens bevordering geluk te wensen. Ook generaal Suharto was aanwezig. | |
[pagina 262]
| |
Eerder die ochtend had ik de president het probleem uiteen gezet: we zouden op 27 oktober naar Nederland terug keren. Zou hij bij Suharto een goed woordje willen doen ons alsnog een televisie-interview te geven? ‘Jou kan ik niets weigeren,’ zei de president. Later zag ik hoe hij de generaal bij zich riep na de ceremonie op het paleis. Suharto salueerde en stond stram in de houding voor zijn opperbevelhebber. Even later werd ik getipt, dat ik me tot de generaal zou kunnen wenden om een afspraak voor een filmopname te maken. 25 oktober 1966, de dag dat ik voor altijd afscheid nam van Bung KarnoGa naar voetnoot2. hielp hij me voor de zoveelste maal, opdat het NTS-team en ik niet met lege handen in Hilversum zouden terugkeren ten aanzien van de figuur, die bezig was zijn president te wippen om de komende dertig jaar op zijn plaats te kunnen gaan zitten. Ik stevende op Suharto af. Wilde hij een interview aan de NTS geven? Hij antwoordde niet ‘ok, dat zal ik doen’, hij sprak ook geen Nederlands als Bung Karno, maar keek op zijn horloge, hield dit met de andere hand vast en zei: ‘Besok, djam sembilan, di rumah Jalan Tjendana 8.Ga naar voetnoot3. Bondiger kon het haast niet. Ik was nogal uitgelaten van vreugde, omdat hij tenslotte nog nooit eerder een interview voor televisie had gegeven. ‘U bent een engel,’ zei ik tegen generaal Suharto, die in het Behasa Indonesia antwoordde, wat ik dus niet kon verstaan. De persoon naast hem vertaalde: ‘De generaal zegt, “ja, een mannelijke engel”.’ Aldus verliep mijn eerste woordenwisseling met de man, die tussen 1967 en 1970 president Sukarno zou laten dood treiteren. Op 26 oktober 1966 was ik al voor negen uur met het NTS-team bij de woning van generaal Suharto. We werden opgewacht door kolonel Sutikno Lukitodisastro, die perplex was geweest, dat het uiteindelijk, zij het met een zetje van Bung Karno, toch gelukt was zijn baas voor de televisie te strikken. Suharto woont in 1995 nog op die plek, al schijnt er aanzienlijk uitgebreid en verbouwd te zijn. Het huis, dat hem door een Chinese zakenvriend was ‘geschonken’, was toen al modern en ruim en had een binnenplaats, waarop een kooi | |
[pagina 263]
| |
stond met een ontzagwekkende orang utan er in. Het flitste meteen door mijn hoofd: ‘ondenkbaar zoiets bij Sukarno’. De zitkamer van het huis had langs één zijde een soort verzorgde plantentuin. Er stonden twee opgezette tijgers en er lag bovendien een tijgerhuid op de vloer. Ook volmaakt ondenkbaar op het paleis van Bung Karno. Er stond een kolossaal protserig aquarium, tweemaal zo groot als het aquarium op het paleis. Suharto's bassin voor vissen droeg echter een glinsterend embleem, van Mercedes Benz. Generaal Suharto was vriendelijk, maar merkbaar nerveus. Ik vond hem eigenlijk zéér Javaans en voelde me mede daardoor zéér op mijn gemak. Hij was 45 jaar en hij zag erjong en energiek uit. Hij was één generatie jonger dan zijn president. Toen Sukarno 45 jaar oud was had hij al twintigjaar leiding aan de anti-imperialistische revolutie gegeven om het land van kolonialisme te bevrijden. In 1946, bij de landingen van tienduizenden Nederlandse militairen, met kanonnen en tanks, was Suharto 25 jaar en moest hij zijn sporen in de republikeinse strijdkrachten tegen Nederland nog verdienen. In 1965 was binnenlandse politiek voor generaal Suharto grotendeels een terra incognita en van buitenlandse politieke of internationale betrekkingen in het algemeen had hij helemaal nul komma nul verstand. Daarom is de hoogst arrogante toon in zijn memoires, alsof hij beter gekwalificeerd was het roer van staat in handen te nemen dan Bung Karno, alleen maar een droevige illustratie van hoe onintelligent deze omhooggevallen, generaal eigenlijk was. Keer op keer demonstreert hij in zijn herinneringen zijn beperktheid van inzicht en regelrechte domheid door een aanmatigende toon, die werkelijk nergens op slaat. Niet zijn expertise en kennis van zaken heeft hem dertig jaar op de Indonesische troon gehouden, maar zijn sluwheid, wat ze in Indonesië pintar busukGa naar voetnoot4. noemen. Ook zijn bereidwilligheid tegenstanders òf van vijandige gezindheid verdachte tegenstanders rücksichtslos uit de weg te ruimen, hebben hem dertig jaar de alleenheerschappij bezorgd over wat Multatuh eens omschreefals ‘het zachtste volk ter aarde’. Die 26e oktober 1966 antwoordde hij, zonder me ooit één keer behoorlijk aan te kijken, op bijna fluisterende toon op de | |
[pagina 264]
| |
vragen die ik stelde. Loed Hentze, die de geluidsinstallatie van de NTS bediende, had de grootste moeite het gemompel op te vangen. Tot overmaat van ramp kraaide er om de haverklap ook nog een haan op de binnenplaats en éénmaal sloeg een klok tien harde slagen, waardoor een aantal passages weggeknipt moesten worden. Ook sprak Suharto Behasa Indonesia, wat voor mij een extra handicap was, want ik kon niet op zijn antwoorden inhaken aangezien kolonel Sutikno geen tijd kreeg om zelfs maar kernpunten voor me te vertalen. ‘We zijn te weinig waakzaam geweest in de politiek,’ vertelde Suharto, de ignorante generaal in politieke aangelegenheden voor de NTS-camera. ‘Wij geloofden vroeger werkelijk, dat de PKI streed voor de belangen van het volk, samen met andere sociale groeperingen. Dit bleek echter duidelijk niet het geval te zijn. Wij zijn tweemaal, in 1948 en in 1965 door de PKI voor een onverwachte gebeurtenis geplaatst. Wij zullen moeten verhinderen dat dit voor een derde keer gebeurt. Wij zullen dan ook alles in het werk stehen om te voorkomen dat de PKI in Indonesië zal herrijzen.’ Hier spelde de man zijn raison d'être voor de grootste massaslachting in de geschiedenis van Indonesië openlijk voor Nederlandse televisiekijkers uit. Keer op keer had Bung Karno in zijn redevoeringen na 1965 de vraag gesteld of de moord op zes generaals, één luitenant en het dochtertje van generaal Nasution een lynchpartij van één miljoen burgers rechtvaardigde. Suharto antwoordde dan glashard: ‘Hebt u er wel eens over nagedacht, wat de communisten met ons zouden hebben gedaan, wanneer niet het leger maar de PKI de coup van 1965 zou hebben gewonnen?’ In Suharto's brein leken de gebeurtenissen van 1965 simple comme bonjour. Hij probeerde mij in ieder geval wijs te maken, dat het een zaak van ‘zij of wij’ was geweest en verzweeg gemakshalve die andere simpele realiteit, dat Washington en de CIA de Indonesische communistische partij gehquideerd wilden hebben om een vijandig gezind Indonesië onder Sukarno in de rug van het strijdtoneel in Vietnam, veilig gesteld te krijgen. Met dat laatste gesprek in Jakarta in 1966 beschouwde ik de NTS-missie als voltooid. Op 27 oktober 1966 vlogen we, op Kemajoran uitgezwaaid door kolonel Sutikno, met de KLM terug naar Amsterdam. | |
[pagina 265]
| |
Tijdens een zitting van het Voorlopige Volkscongres, dat op 8 maart 1967 bijeenkwam, werd Suharto tot waarnemend president van Indonesië benoemd. Op 27 maart 1968 werd hij officieel tot tweede president van de Republiek Indonesië geïnstalleerd. Ik reisde die dagen met de Amerikaanse presidentskandidaat voor de verkiezingen van 1968, Richard Nixon, in diens vliegtuig mee door de staat New Hampshire. In 1969 zou Nixon de eerste president van de Verenigde Staten zijn die in Jakarta op staatsbezoek kwam. Washington wachtte ostentatief van 1945 tot 1969 met een presidentieel bezoek aan Indonesië. Eerst moest Sukarno van het politieke toneel verdwenen zijn en diende de CIA het terrein voor een overstap naar de westerse wereld veilig gesteld te hebben. Pas begin 1970 bereikten de buitenwereld berichten, dat de gezondheidstoestand van Bung Karno verslechterde. Ik reed naar Parijs en belde aan op Avenue Montaigne 12 om mevrouw Dewi Sukarno, en haar dochtertje KarinaGa naar voetnoot5. te ontmoeten. Ik had haar nooit eerder gesproken. Binnen de kortste keren bleek, dat we om te beginnen op dezelfde lijn zaten wat betreft de turbulente gebeurtenissen in 1965, die zij van zéér nabij meemaakte. En ook onze visie op de rol van Washington en de CIA bij de omwenteling in Indonesië liep parallel. Kortom, we bleken bondgenoten, vooral voor wat betreft het aandacht vragen in de internationale media over de misdadige behandeling van haar man, die onder verantwoordelijkheid van zijn opvolger vrijwel totaal van de buitenwereld werd geïsoleerd, zelfs van zijn naaste familie, exact zoals Nasution en Ujeng Suwargana reeds in de beginjaren zestig in het vooruitzicht hadden gesteld: ‘Sukarno laten sterven als een bloem die geen water meer krijgt.’ Dewi kende verbluffend veel details over hoe Bung Karno door zijn cipiers het bloed onder de nagels vandaan werd gehaald. Lange perioden werd hij zogenaamd door militairen ondervraagd naar zijn rol in 1965 voor, tijdens en na de staatsgreep van Suharto. Ik was er later bij, toen de uitgever Masagung uit Jakarta naar Parijs kwam met een aantal bandopnamen van deze verhoren. De bedoeling was dat in ruil voor de- | |
[pagina 266]
| |
ze soms hartverscheurende recordingsGa naar voetnoot6. Dewi de vitaal belangrijke brieven die de president haar tijdens de coupdagen eerst vanaf de vliegbasis Halim en later vanuit paleis Bogor schreef aan het Suharto-regime zou uitleveren. Dewi kreeg niet alleen van Bung Karno's kinderen, maar ook van diens trouwe vrienden in Parijs doorlopend bezoek. Zo wist zij bijvoorbeeld, dat generaal Alamsjah, de man die voor Suharto fondsen uit de Verenigde Staten naar het Indonesische leger doorsluisde,Ga naar voetnoot7. de drie overgebleven automobielen van Sukarno had gestolen. Vervolgens, om Bapaks leven nog ondraaglijker en eenzamer te maken, verscheen generaal Alamsjah op een dag in villa ‘Wisma Jaso’ om ook nog Bung Karno's televisietoestel weg te halen. Daarmee was ook dit laatste contact met de buitenwereld voorgoed afgesneden. We besloten te handelen. We schreven samen een open brief aan generaal Suharto welke 16 april 1970 op de voorpagina van het weekblad Vrij Nederland verscheen. Dat gebeurde nu vijfentwintig jaar geleden. De tekst ervan heeft in 1995 bij de viering van vijftig jaar Republiek Indonesia haar historische betekenis behouden en is aan het slot van dit boek in haar geheel opgenomen. Enkele maanden later na ons beroep op Suharto de oudpresident een waardiger behandeling te bezorgen, werd Bung Karno in allerijl naar een ziekenhuis vervoerd alwaar hij op 21 juni 1970 zou overlijden. Ik bevond me die dag in Tokyo en begaf me naar ambassadeur-generaal Ashari om het condoléanceregister te tekenen. Suharto trok zich natuurlijk geen bliksem aan van het hartstochtelijke beroep, dat Dewi vanuit Parijs op hem deed om de oud-president menswaardiger laatste levensjaren te gunnen. Bung Karno had een leven lang, zelfs toen hij door ons geïnterneerd werd, mensen om zich heen verzameld om | |
[pagina 267]
| |
te discussiëren. Hij bloeide op van interactie met anderen. Gezelligheid was een eerste levensbehoefte voor hem. Hij was in zijn eigen land een balling van Nederland geweest. Toch zou hij meer dan eens tegen zijn naasten zeggen een menswaardiger behandeling van de Hollanders te hebben gekregen dan van Suharto, de man die ervoor verantwoordelijk was dat Sukarno totaal werd geïsoleerd, volgens het reeds jaren eerder door Nasution bekend gemaakte recept hem te laten sterven als een bloem die geen water meer krijgt. Bovendien liet het militaire regime geruchten verspreiden, dat Sukarno eigenlijk niet meer goed bij zijn hoofd was. Om deze laatste gemene streek van Suharto jegens haar vader te pareren schreef dochter Racmawati die dagen een artikel. Het werd gelukkig ook in Vrij Nederland, vertaald door professor Utrecht, gepubliceerd. Maar wie interesseerde zich hier voor het lot van Bung Karno? Of voor wat hij had te zeggen op 6 juni 1970, zijn 69e verjaardag? Hij vergeleek toen vanaf zijn ziekbed de staatsgreep van 18 maart 1970 in Cambodja en het optreden van generaal Lon Nol, tegen prins Norodom Sihanouk, als een verraderlijke streek van Suharto tegen hem op 1 oktober 1965. Dit zou de laatst bekend geworden politieke uitspraak van hem worden, een afscheidsschot in de richting van Suharto gedaan door de eerste president van Indonesië. De berichten over Sukarno's snel afnemende krachten namen toe. Dewi belde me op, dat generaal Amir Machmud zou hebben gezegd, dat Bung Karno om haar en zijn dochtertje Karina zou hebben gevraagd. De avond van 19 juni 1970 telefoneerde Dewi opnieuw met mij of ik die avond naar Parijs wilde komen om samen met haar, Karina en de Japanse verzorgster, mevrouw Azuma, naar Jakarta te vliegen voor een bezoek aan de zieke Sukarno. Bij het overstappen in Bangkok op een toestel van Japan Airlines naar Jakarta werd mij de toegang, op bevel van Suharto's militaire attaché, ontzegd. Ik reisde door naar Japan om aldaar op Dewi te wachten. Het was de laatste wens van de overledene om onder een boom in de tuin van zijn huis in Batutulis te worden begraven. De familie verzocht de nieuwe president met klem aan hun verzoek te willen voldoen dit toe te staan. Ook dat legde de van wraak jegens zijn voorganger bezeten Suharto naast | |
[pagina 268]
| |
zich neer. Hij bepaalde, en dekte zijn besluit zogenaamd met het akkoord van Mohammed Hatta,Ga naar voetnoot8. dat Sukarno in Blitar, Oost-Java ter aarde zou worden besteld. De vader van de natie moest van Suharto natuurlijk zo ver mogelijk van het centrum des lands worden gehouden om te voorkomen dat diens graf op den duur een gemakkelijk bereikbare bedevaartplaats zou worden. Toen ik, na ingrijpen van premier Lubbers, in 1994 eindelijk weer naar Jakarta kon reizen, gold mijn eerste bezoek het graf van mijn vriend in Blitar. Er komt een tijd in Indonesië, dat zijn kinderen de laatste wens van hun vader in vervulling zullen doen gaan, dat het huis van hun vader in Batutulis, dat momenteel nog steeds niet door Suharto aan de familie is teruggegeven, zal worden geretourneerd aan de rechtmatige eigenaren en de Bapak van de natie, de eigenlijke stichter van Indonesië onder een boom in zijn tuin zijn laatste en waardige rustplaats zal krijgen, die hij wenste en zo ten volle verdient. Zijn grafschrift zal dan luiden, zoals ook zijn in 1965 verschenen autobiografie eindigde: ‘Hier ligt Bung Karno, de spreekbuis van het Indonesische volk.’ |
|