Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |
Slot: Amsterdam (1995)dewi keerde van de begrafenis van Bung Karno in Parijs terug met buitengewoon onthutsende gegevens over de vernederingen die de oud-president van Suharto en diens ondergeschikten te verduren had gehad. Hij was in meer dan deplorabele levensomstandigheden gestorven in de totaal vervuilde villa ‘Wisma Jaso’, in volstrekte afzondering en eenzaamheid. Wat Sukarno door zijn voormalige hoogste officieren werd aangedaan is vergelijkbaar met de behandeling van Rudolf Hess in de Spandau gevangenis in Berlijn door de geallieerden na afloop van de Tweede Wereldoorlog.Ga naar voetnoot1. Zelf had Dewi het land in 1966 verlaten om in Tokyo het leven te schenken aan een dochter. Bij haar terugkeer in 1970 in Jakarta kon zij pas de dagen rond de begrafenis ten volle beseffen wat er met haar man was gebeurd. Zij had mij de avond van 19 juni vanuit Parijs opgebeld of ik samen met haar, haar driejarige dochtertje Karina en haar Japanse verzorgster, mevrouw Azuma, naar Indonesië wilde vliegen om Bung Karno aan diens ziekbed te gaan bezoeken. In opdracht van Suharto werd ik bij het overstappen in Bangkok op een toestel van Japan Airlines naar Jakarta door de plaatselijke militaire attaché niet toegelaten. Dewi vervolgde haar weg. Ik vloog door naar Tokyo om daar op haar te wachten. Suharto verhinderde, dat ik van mijn vriend afscheid zou gaan nemen. Dit was zijn wraak voor de Open Brief die Dewi en ik tot hem hadden gericht in een poging het lot van Bapak verzacht | |
[pagina 270]
| |
en verbeterd te krijgen. Suharto's leven heeft na het hoogverraad van 1965 constant in het teken van wraaknemingen gestaan op alles en iedereen, die de man dóór hadden. Revenge, zei de Engelse staatsman en geleerde Francis Bacon eens, is a kind of wild justice, which the more man's nature runs to, the more ought law to weed it out. Tot 1970 besefte ook ik niet wat een misdadig brein zich in Suharto's hoofd achter de vriendelijke Javaanse glimlach in werkelijkheid verborg. Pas toen Dewi in Parijs terugkeerde en een volledig betrouwbaar beeld schetste van wat er zich werkelijk na 1965 in Indonesië had afgespeeld, werd het duidelijk, dat Indonesië in verkeerde, zelfs in levensgevaarlijke handen terecht was gekomen. Voor Den Haag was dit natuurlijk de meest geschikte reden om een staatsbezoek voor koningin Juliana en prins Bernhard te gaan regelen om de schurken, die zich voornamen de rijkdommen van de archipel aan de rijke landen voor een schoen en een slof te gaan uitverkopen, extra legitimiteit te verlenen. Samen met een twintigtal landgenoten richtte ik een brief tot de koningin om die reis, onder de bezielende leiding van minister W.K.N. Schmelzer van Buitenlandse ZakenGa naar voetnoot2. niet te maken. ‘Massamoord op honderdduizenden burgers, verkrachting van de rechten van de mens, razzia's, schijnverkiezingen, concentratiekampen en vuurpelotons kenmerken de tirannie van het generaalsregime dat U zal ontvangen en welke tirannie geen Nederlander onverschillig kan laten,’ schreven wij.Ga naar voetnoot3. In dit opzicht is er absoluut niets veranderd met het staatsbezoek van Beatrix, Claus en Willem-Alexander in 1995. En nu zendt warempel een paars kabinet de koninklijke familie naar de moordenaarsbende in Jakarta. In 1994 keerde ik na afwezigheid van 28 jaar samen met premier Lubbers, diens echtgenote en het echtpaar Kooijmans naar Indonesië terug. Het behoeft geen betoog, dat het met dit Suharto-regime tussen 1965 en 1995 slechts van kwaad tot erger is gegaan. Verdedigers van de moordenaar-generaal wijzen dan op de meer dan 7 procent economische groei per jaar en de spectaculaire opkomst van Indonesië als ‘Aziatische Tijger’. Deze spectaculaire groei geldt echter voornamelijk voor | |
[pagina 271]
| |
Jakarta, waar de militaire elite en hun nouveau riche vriendjes hun protserige rijkdom illustreren in de duurste hotels en restaurants ter wereld. Zoals de couturier Iwan Tirta het voor me samenvatte, ‘De dames komen me nu niet meer vragen om een móóie kain,Ga naar voetnoot4. maar om een dúre kain.’ Voor de Indonesische massa, die in de desaGa naar voetnoot5. woont is het leven de laatste vijftig jaar maar weinig veranderd. De nationale schuld van Indonesië bedroeg gedurende het leiderschap van Bung Karno, tussen 1945 en 1965, nog geen drie miljard dollar, voornamelijk veroorzaakt door de aankoop van wapentuig voor de bevrijding van Nieuw-Guinea. Tussen 1965 en 1995 is de nationale schuld van Indonesië onder Suharto opgelopen tot 100 miljard dollar. Volgens waarnemers is dit bedrag zelfs al hoger, waardoor financiële problemen, zoals deze zich onlangs in Mexico voordeden, voor Indonesië niet uitgesloten worden geacht.Ga naar voetnoot6. Sukarno verzette zich met hand en tand tegen een stroom van ‘investeerders’ met dollars en yens, omdat dit in de praktijk immers de terugkeer van imperialisme in een ander jasje betekende. Suharto daarentegen, voldeed aan wat Washington, de CIA en Tokyo van hem verlangden. Hij zette de sluizen voor buitenlandse ‘belangstellenden’ wijd open. Via bijvoorbeeld een lokale onderwereldfiguur en presidentiële vriend, Bob Hasan, is het ciland Kalimantan (Borneo) voor een belangrijk deel verwoest. Tropische regenwouden, zo noodzakelijk voor de instandhouding van het milieu, niet alleen van Indonesië, maar ook voor de wereld, werd voor tien miljard dollar per jaar gekapt, om in de eerste plaats Japan van de mooiste kwahteit hout in Azië te kunnen voorzien. Indonesische zakenlieden hebben hun houtroofmethoden momenteel zelfs tot Suriname uitgebreid. Rijke westerse landen plus Japan vormden na het hoogverraad van Suharto de IGGI Club, onder voorzitterschap van notabene Nederland, om de imperialistische exploitatie van de Indonesische archipel met maximum medewerking en mi- | |
[pagina 272]
| |
nimum tegenwerking van de generaals te kunnen voortzetten. Er is de afgelopen vijfentwintig jaar voor miljarden en miljarden dollars, inclusief vele honderden miljoenen van Nederlandse belastingbetalers, in het fascistische generaalsregime gepompt. Vandaag de dag staan er meer torenhoge bankgebouwen in Jakarta dan in Singapore en Hong Kong samen. De gouden gids van de Indonesische hoofdstad vermeldt in haar editie van 1995 onder de letter B van banken in kleine letters gedrukte telefoonnummers van bankinstellingen van pagina 119 tot en met 181. Het Indonesische volk realiseert zich langzamerhand terdege wat zich in Jakarta afspeelt, hoe generaals, entrepreneurs en een kliek Chinese zakenheden, door Suharto beschermd, als nieuwe Aziatische imperialisten gewoon de oude Hollandse ondernemers en bleekneuzen van weleer hebben vervangen. De exploitatie van Indonesië wordt van buitenaf, met behulp van Suharto's quislings, als voor 1940 voortgezet. Vrijwel alle informatie over Indonesië wordt in combinatie met belanghebbenden over de wereld verspreid. Militaire terreur, politiemethoden en censuur zorgen voor strikte overheidscontrole op wat uiteindelijk naar buiten komt. Onlangs verscheen bijvoorbeeld A Nation in Waiting - van Adam Schwarz,Ga naar voetnoot7. een betrekkelijk actuele analyse van het huidige Indonesië, maar geschreven door een medewerker van Far Eastern Economic Review. Je zou je kunnen afvragen hoeveel leden van de Tweede Kamer een dergelijk boek kennen bij de vorming van een opinie of hare majesteit nu wel of niet naar Suharto moet. Ook in Indonesië zelf worden Indonesia Business Weekly, Economic & Business Review Indonesia en Jakarta Post gepubliceerd, media die, wil men in Den Haag enigszins op de hoogte blijven, consequent gelezen zouden moeten worden. Uiteraard lopen ook deze redacties op eieren om niet in aanvaring te komen met de Herr Goebbels van Suharto, meneer Harmoko, die verantwoordelijk is voor het op temperatuur houden van de censuur op Indonesische journalisten, via arrestaties, muilkorven en het sluiten van media die buiten hun boekje gaan.Ga naar voetnoot8. | |
[pagina 273]
| |
Onze media beschikken over één correspondent in Jakarta, Dirk Vlasblom, werkzaam voor NRC Handelsblad. De problemen zijn dezelfde als toen ik deze, toen nog afzonderlijke, krantenGa naar voetnoot9. in 1957 in Indonesië vertegenwoordigde. Toen verhinderde Den Haag mij te schrijven zoals het was. Nu wordt Vlasblom vanuit Jakarta gedwongen rekening te houden met de wensen en verwachtingen van Suharto en Harmoko. NRC Handelsblad biedt haar lezers een serie artikelen ter gelegenheid van het 50-jarige feest van de republiek, variërend van informatie over de feestverlichting in Jakarta tot en met de zoveelste kant noch wal rakende uitspraak van generaal Nasution (76). Volgens deze militair zou de eenheid van Indonesië dankzij de Nederlanders tot stand zijn gekomen. Dat is waar voor wat betreft de geografische collectie eilanden, inclusief Nieuw-Guinea, welke eens tot Nederlands-Indië behoorden. Maar de politieke eenheid van het land werd dus niet, zoals Nasution beweert - en wat Vlasblom onweersproken het - door de Nederlanders gevestigd, maar is uitsluitend en alleen het werk geweest van nation builer Bung Karno. Wanneer Vlasblom dan ook nog Nasution aanprijst als ‘onverdachte bron’, geeft hij blijk van schokkende onkunde. In voorgaande reportage heb ik het verraad van Nasution en de CIA - en de wonderlijke reizen van Ujeng Suwargana - voldoende onderbouwd om deze ‘onverdachte bron’ benaming door Vlasblom als onwaar van de hand te wijzen. Ik weet, dat deze NRC-journalist pas ná 1990 in Jakarta arriveerde maar hij geeft blijk van de geschiedenis van Indonesië en de voornaamste aspecten ervan, niet op de hoogte te zijn. Nasution zal de historie van zijn land ingaan als één der voornaamste achterbakse complotteurs van het verraad van 1965. Op mijn vraag aan de huidige ambassadeur in Jakarta, Paul Brouwer, of hij van mening was, dat de media thuis de situatie weergaven zoals deze is, antwoordde hij spontaan ‘absoluut niet’. Aan de hand van welke informatie ging het parlement dan akkoord met een koninklijke reis naar Indonesië gezien de huidige stand van zaken in dat land? Wat de voorlichting betreft zijn we immers nauwelijks vooruitgegaan sinds de dagen van de koffieveilingen van de Nederlandse Handelmaat- | |
[pagina 274]
| |
schappij? Het enige verschil is dat een bericht in het epoque van Multatuli per pakketboot er enkele maanden over deed om de residentie te bereiken, terwijl men met de huidige communicatietechniek hier vrijwel gelijktijdig kan meebeleven wat dáár gebeurt. Toch blijven huidige realiteiten uit Indonesië en een juist beeld over dat land en haar leiders ook nu grotendeels voor ons verborgen. Generaal Pamu Rahardjo van de oud-strijdersorganisatie PETA, gaf me in 1994 een brief mee waarvan de inhoud bestemd was voor de koningin en premier Lubbers.Ga naar voetnoot10. President Suharto is beschermheer van de PETA. Onder meer werd voorgesteld, dat koningin Beatrix een krans zou plaatsen bij het graf van Bung Karno in Blitar, Oost-Java. Maar als natuurlijk kwam de voortdurende Sukarno-haat en de Haagse botte bijl er andermaal aan te pas. Hare Majesteit zou slechts kransen mogen leggen op de Indonesische heldenbegraafplaats en bij Nederlandse gevallenen. Het kamerlid Jan Marijnissen van de Socialistische Partij (SP) besloot de regering schriftelijk te vragen of hare majesteit dan misschien een derde krans in Jakarta zou kunnen plaatsen bij het monument voor de onafhankelijkheid, waar Sukarno en Hatta beiden levensgroot staan uitgebeeld. Wat antwoordden de heren Wim Kok (premier) en Hans van Mierlo (Buitenlandse Zaken)? ‘Bij staatsbezoeken komt het programma tot stand in zorgvuldig overleg tussen beide regeringen. Dit geldt met name voor alle gebeurtenissen met een ceremonieel karakter. Over beweegredenen, die daarbij over en weer van invloed zijn, wordt de grootst mogelijke terughoudendheid in acht genomen.’ De regering maakte zich dus weer eens met een jantje-van-leiden van een zogenaamd netelig probleem af door een kamerlid, dat een serieuze poging ondernam om de eer van het vaderland te redden, met een kluitje in het riet te sturen. Intussen is Beatrix het kind van de rekening door deze puur Hohandse labbekakkerigheid van huidige paarse regeerders. Het aloude dictum, dat het volk de leiders heeft die het verdient, gaat altijd weer genadeloos op. | |
[pagina 275]
| |
Een ander heet hangijzer voor Haagse breinen was de vraag of hare majesteit op de onafhankelijkheidsdag zelf, 17 augustus, in Jakarta behoorde te zijn, zoals professor Emil Salim, ceremoniemeester van het feest, heeft bevestigd, de uitdrukkelijke wens van Indonesië is. Maar aangezien de overwinning van Sukarno ook vijftig jaar later nog altijd niet in brede kring is verwerkt was er zelfs geen discussie in het parlement over nodig om te besluiten de koningin vijf dagen te laat in Jakarta op te laten draven. Zij zal 21 augustus 1995 met prins Claus en de kroonprins op het militaire vliegveld Halim landen. Alleen wijlen oud-minister Sicco Mansholt had het lef er terzake op te wijzen, ‘dat hare majesteit hiermee in haar hemd werd gezet’. Na wat ik van januari tot april 1995 in Indonesië zag en hoorde was het meer dan duidelijk - zoals in 1971 met de reis van Juliana en Bernhard - dat een staatsbezoek in 1995 in de huidige fase van interne ontwikkelingen in Indonesië het Suharto-regime opnieuw een zéér ongewenste extra legitimiteit zou verlenen. Oud-generaals, ambassadeurs en verscheidene oud-ministers van Indonesië, zowel uit de regering-Sukarno als de regering-Suharto verstrekten me inzage in documenten en rapporten, die pas na het verdwijnen van Suharto's militaire dictatuur aan de publiciteit vrijgegeven zullen kunnen worden en ook pas dán in Indonesië zullen kunnen worden gepubliceerd.Ga naar voetnoot11. Zoals ook prominente journalisten mij avonden lang in het huis van Guruh Sukarnoputra in het DPR Complex nabij de heldenbegraafplaats Kalibata op het hart drukten, ‘Wim, ons land ziet er voor de buitenstaander normaal uit, maar in werkelijkheid leven we in een levensgevaarlijke fascistische politiestaat’. En daarmee werd niet alleen het vertrappen van mensenrechten of de voortdurende schietpartijen op Oost-Timor of Nieuw-Guinea (Irian Barat) bedoeld. Maar ook, zoals ik op 29 juli 1995 in de Volkskrant schreef, dat het Suharto-regime aan uit concentratiekampen en gevangenissen teruggekeerde Ex Tapols (ex-gevangenen) geen gele ster uitdeelde, maar in plaats daarvan | |
[pagina 276]
| |
een stempel ET in hun identiteitspapieren plaatste. In totaal werden 1.352.896 burgers in Indonesië aldus gebrandmerkt.Ga naar voetnoot12. Deze vormen van terreur zijn jarenlang in westerse media verzwegen, laat staan dat zij ter sprake kwamen in ons altijd waakzame parlement inzake mensenrechten in de wereld. Al vanuit Jakarta schreef ik de koningin en premier Kok, dat wanneer men de symboolfunctie van het Huis van Oranje serieus zou willen blijven nemen, men op dit moment in de geschiedenis van Indonesië af zou moeten zien van de geplande rijsttafel tussen Beatrix en Suharto. Bij mijn thuiskomst in de Jordaan vroeg uitgever Paul de Ridder van de Papieren Tijger te Breda om deze conclusie in een brochure te verantwoorden. Zo kwam Bon Voyage Majesteit tot stand op 24 mei 1995, dat met uitzondering van het blad Elsevier in geen der populaire media werd besproken. Enkele kamerleden reageerden binnenskamers. Zo schreef bijvoorbeeld Paul RosenmöllerGa naar voetnoot13. mij, dat ook Groen Links geen principieel bezwaar maakte tegen de reis van hare majesteit ‘omdat wij van mening zijn dat wij de betrekkingen met Indonesië niet dienen te verbreken, juist ook om over de mensenrechten in gesprek te kunnen blijven’. Ook Rosenmöller miste de pointe van mijn pleidooi dat ik nogmaals, op 29 juli 1995 in de Volkskrant als volgt onderstreepte: ‘Premier Lubbers, premier Kok, iedereen kan het staatshoofd van Indonesië bezoeken zolang hij er zit. Maar niet het symbool van Oranje.’ Daarbij kwam, dat de koningin op 5 mei 1995 een opmerkelijke rede uitsprak ter gelegenheid van de vijftigjarige herdenking van de overwinning op het fascisme in Europa. ‘Wanneer we ons bezinnen op de gruwelijkste volkerenmoord in de geschiedenis, ontkomen we niet aan een diep gevoel van schaamte,’ aldus zei de vorstin terecht. Maar zij scheen zich niet te realiseren dat zij deze woorden juist aan de vooravond van een koninklijk bezoek aan het generaalsregime in Indonesië uitsprak. Mogen we verschil maken tussen genocide in Europa door Hitler of Stalin, en genocide in Azië door Suhar- | |
[pagina 277]
| |
to of Pol Pot? Ik vergeleek in mijn brochure Suharto met Pol Pot. Saskia Wieringa, docente aan het Institute of Social Studies in Den Haag, bepleitte dat er juist een vergelijking van Suharto met Hitler en Mussolini diende te worden gemaakt, ‘omdat de huidige Indonesische president zich één der wreedste dictators van deze eeuw heeft betoond.’Ga naar voetnoot14. Beatrix vervolgde op 5 mei: ‘Er is voor deze schandvlekGa naar voetnoot15. op onze beschaafde wereld geen verontschuldiging; waar de waardigheid van de medemens met voeten wordt getreden, is ook de onze in geding.’ Maar waar eindigen onze schaamtegevoelens? Bij de grenzen van Europa? Zijn Indonesiërs slechts Untermenschen, waarbij het er niet toe doet of Suharto van 500.000, één miljoen of twee miljoen mensen de hoofden liet afhakken? Zelfs over ons eigen optreden in Indië, zoals bij het dorp Rawagedeh, waar meer dan 400 mensen in koelen bloede werden geëxecuteerd, is de onderste steen ook in 1995 nog niet boven gekomen. De Amerikanen schonden in Vietnam de mensenrechten op dezelfde wijze zoals dit nu in Bosnië of voormalig Joegoslavië gebeurt, met dit verschil dat Amerikanen dit op veel grotere schaal deden, en het leed en het aantal slachtoffers onder de Aziatische burgerbevolking in de vele miljoenen zou lopen. Maar het uitmoorden van het dorp My Lai, bijvoorbeeld, is vrijwel meteen van officiële Amerikaanse zijde onderzocht. Luitenant William Calley werd als de verantwoordelijke officier veroordeeld.Ga naar voetnoot16. President Nixon verleende hem gratie. Nederlandse procureurs-generaal, toen en nu, hebben zich de opmerkelijke gewoonte aangemeten om bepaalde zaken, die het daglicht niet kunnen verdragen, in naam der gerechtigheid geruisloos te seponeren. Aangezien de volksvertegen-woordiging bij voorkeur ‘veilige onderwerpen’ voor parlementaire enquêtes reserveert, schieten de meeste Hollandse Calley's veilig door de mazen van de vaderlandse rechtsorde. De procureurs-generaal zelf hierbij inbegrepen, die aantoonbaar boter op hun hoofd hebben. | |
[pagina 278]
| |
De Wet Openbaarheid van Bestuur, waarbij burgers het recht zouden hebben eigen dossiers in te zien, is niet alleen in haar huidige vorm een paskwil, de toepassing ervan grenst aan het belachelijke. Ik werd als vriend van Sukarno in 1962 in de ban gedaan en ben al jaren bezig inzage in eigen dossiers te krijgen om aan te tonen dat in Den Haag schurken de dienst uit maken. Op Buitenlandse Zaken beslist een jurist van het departement welke stukken een gedupeerde wel of niet te zien krijgt. Uit de periode 1956-1962 ontving ik aanvankelijk een aantal geheime telegrammen, ook omdat deze jurist er van uitging, dat betrokken documenten verjaard waren. Toen de Haagse rechter de uitspraak deed, dat in mijn zaak geen enkel document als verjaard zou worden beschouwd, kon men ná 1962 plotsklaps geen geheim telegram meer vinden. Daarop toog een bevriend kamerhd, Piet Stoffelen (PvdA), die belast was met parlementair toezicht op de inlichtingendiensten, naar de toenmalige directeur van de BVD, dr. Arthur Docters van Leeuwen, lid van D'66. De bedoeling was inzage te krijgen in mijn dossiers. Volgens Docters van Leeuwen waren er geen Oltmans-dossiers bij de BVD. De man loog. Al in 1957 waarschuwde Hofland me dat de inlichtingendiensten bij mijn hoofdredacties waren geweest om mijn ontslag als journalist in Jakarta te bevorderen, wat binnen 24 uur gelukte, terwijl ik bovendien in de loop van mijn carrière van 1971 tot en met 1987 naar Moskou heen en weer reisde met contactpersonen tot in de top van het toenmalige Kremlin. De eerste de beste bollenverkoper uit Hillegom, die in de Koude Oorlog naar de Sovjetunie reisde, had in die tijd een BVD-dossier. Bovendien had ik immers in 1962 het persona non grata-diploma van Luns ontvangen, waarbij ik als vriend van Sukarno voor het leven als taboe werd verklaard voor de regering? Collega Hofland ontdekte in 1961 in Den Haag, dat er een opdracht lag mij als journalist tegen iedere prijs ook weg te houden van leden van het koninklijk huis. Toen ik dus in 1995 voor het eerst als verslaggever voor Story met prinses Margriet en mr. Pieter van Vollenhoven meereisde naar Canada, leidde dit tot een opmerkelijke uitspraak van de prinses, welke thans rechtens zal moeten worden vastgesteld om andermaal aan te tonen dat de Nederlandse staat sedert 1956 | |
[pagina 279]
| |
mijn rechten als burger en journalist heeft vertrapt, en ordinaire broodroof heeft gepleegd.Ga naar voetnoot17. Inmiddels is Docters van Leeuwen volgens het befaamde Peter Principe weggepromoveerd en tot voorzitter van het college van procureurs generaal benoemd. Elsevier constateerde onlangs, dat hij tot de ‘machtigste ambtelijke adviseur in Den Haag moet worden gerekend’.Ga naar voetnoot18. Het is thans aan mij om aan te tonen, aan de hand van veertig jaar ervaringen met Haagse schuinsmarcheerders, dat ook deze meneer, wanneer het in zijn kraam te pas komt, er niet voor terugdeinst onwaarheid te spreken tegenover een gerespecteerd kamerlid. Tot overmaat van ramp fungeert Docters van Leeuwen bovendien als rechterhand van de huidige minister van Justitie, Winnie Sorgdrager, eveneens lid van D'66. De huidige justitiële kongsi kwam niet bij toeval op het nippertje tot stand. Dit gebeurde om te voorkomen dat Gertjan Wolffensperger (D'66) minister van Justitie zou worden, want dan zou voortgezet sjoemelen van Docters van Leeuwen en consorten onmogelijk zijn geweest. De burgermansheibel in Den Haag over mijn schotschrift Bon Voyage Majesteit was niet van de lucht. Al op 13 juni riep RVD-directeur Hans van der Voet mij op het matje, om te vertellen, dat zowel de dame op paleis Noordeinde als premier Kok geschokt waren. Van Luns tot en met Kok is vrijheid van meningsuiting een broos begrip in de residentie gebleven. Als Charles Krauthammer in het blad Time-magazine (31 juli 1995) een pleidooi houdt om te voorkomen dat Hillary Clinton in september een vrouwenconferentie in Peking bijwoont, vanwege het schenden van de mensenrechten in dat land, waarom zou ik dan, na mij veertig jaar met Indonesië bezig te hebben gehouden, geen brochure mogen schrijven, dat hare majesteit er beter aan zou doen geen visite af te leggen bij de Pol Pot van Indonesië? Toen een bevriende journalist de brochure op een persconferentie aan premier Kok wilde overhandigen, veegde de- | |
[pagina 280]
| |
ze, zoals hij dat zelf noemt ‘spinnijdig’, het boekje van tafel. Naderhand adviseerde Van der Voet deze bevriende journalist zelfs om alle banden met mij te verbreken. Zo gaat het in Den Haag anno 1995 met onafhankelijke geesten, die een mening uitdragen, die de overheid niet welgevallig is. Reeds op 13 juni kondigde Van der Voet aan, dat hij problemen voorzag, als ik als verslaggever voor de weekbladen Story en HP de Tijd de reis van Beatrix naar Indonesië zou meemaken. Dit verbaasde me, omdat ik nadat ik de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken, Ali Alatas, de brochure had toegezonden, hij mij via ambassadeur J.B.S. Kadarisman in Den Haag telefonisch hiervoor liet bedanken. Ik verkondig al dertig jaar in boeken en geschriften hoe ik over president Suharto denk. Vorig jaar verscheen Persona Non Grata, waarin ik op pagina 11 schreef, ‘Naar de maatstaven die in Neurenberg jegens de nazi's werden gehanteerd, behoort Suharto de kogel te krijgen.’ Nadat dit boek verschenen was, en ook in Jakarta circuleerde, woonde ik van januari tot april 1995 in Indonesië. Mijn visum diende na die tijd verlengd te worden. De afdeling protocol van Buitenlandse Zaken schreef de Immigratiedienst in Jakarta of men mijn verblijf wilde verlengen ‘want Willem Oltmans is een persoonlijke vriend van minister Alatas’. Natuurlijk wist Van der Voet van de RVD al op 13 juni, datgene wat Jakarta mij pas op 19 juli berichtte, namelijk dat mij een visum geweigerd zou worden om de reis van Beatrix mee te maken. Beatrix, Kok en Van Mierlo - naar diens eigen zeggen jegens partijgenoot Gerljan Wolffensperger - zaten met de brochure zogenaamd in hun maag. Inderdaad, want Jakarta kan het verder geen fluit schelen wat hier geschreven wordt, zoals 1994 bewijst, met mijn toen herhaalde oordeel over Suharto. Zéér geraffineerd liet Buitenlandse Zaken mijn naam als geaccrediteerde journalist voor het staatsbezoek van hare majesteit de koningin aan Indonesië in de officiële stukken opnemen. Mijn lange geschiedenis met de Nederlandse overheid herhaalde zich slechts. In 1964 deelde Luns enerzijds officieel de vakbond van journalisten, de NVJ, mee, dat mijn rechten als journalist bij de gratie gods waren teruggegeven, en anderzijds het Luns er twee weken later een geheim telegram op volgen, dat de sa- | |
[pagina 281]
| |
botage jegens mij gehandhaafd diende te blijven. Ik kreeg die telegrammen in bezit omdat een jurist op Buitenlandse Zaken er abusievelijk vanuit ging, dat ze verjaard waren. Wanneer de smerige stukken van wat Den Haag nu weer heeft uitgevreten om mij mijn werk onmogelijk te maken boven water zullen komen, ben ik er allang niet meer. Intussen zet de broodnijd van de staat zich voort en zijn deze misdadigers voor mij, als eenling, haast ongrijpbaar. Mijn dringende verzoeken aan de koningin en aan minister Van Mierlo het voorbeeld van Lubbers te volgen en de Indonesische ambassadeur op te laten bellen met de mededeling, dat ik mee zou gaan zonder visum, weigerde men te volgen. Nog even heb ik erover gedacht als toerist naar Indonesië mee te gaan, omdat voor een toeristisch bezoek geen visum is vereist. Maar bij het ter perse gaan van dit boek, belde ambassadeur Kadarisman 15 augustus 1995, dat hij me afried om zelfs als toerist naar Jakarta te reizenGa naar voetnoot19.. Was Ruud Lubbers maar nooit weggegaan, dan zou ik tijdens dit ‘historische staatsbezoek’ aan Indonesië mijn werk normaal hebben kunnen uitvoeren. Al dit gedonder is enkel en alléén een direct uitvloeisel van het feit dat ik tussen Rome (1956) en Jakarta (1966) Bung Karno als een vriend ben gaan beschouwen. Hierdoor werd ik persona non grata en evenals hij staatsvijand nummer één. Premier Lubbers zei me op 8 augustus 1994 in het befaamde torentje, dat hij niet dacht, dat ik die rode kaart, door Luns in 1962 aangereikt, ooit meer zou kwijtraken. Toch lijkt het feit, dat het mogelijk is dit boek in 1995 ongecensureerd te schrijven en te publiceren, misschien toch de eerste stap in de richting van herstel van mijn rechten als burger en journalist, ook al wensten Beatrix, Kok en Van Mierlo hier in augustus 1995 niet aan mee te werken.
Willem Oltmans, 15 augustus 1995 |
|