Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |
Jakarta (11)we kregen steeds meer haast het materiaal voor onze documentaires op tijd op film te krijgen. Naar mijn mening mocht ook generaal Nasution er niet bij ontbreken. Hij wist hoe ik over hem dacht. Sinds 1961 was ik op de hoogte van zijn contacten met de CIA via de heer Ujeng Suwargana in voorbereiding van een staatsgreep tegen Bung Karno. Via bemiddeling van kolonel Sutikno werd gevraagd schriftelijke vragen in te sturen, opdat de generaal zich voor de televisie-opname kon voorbereiden. Hij was kennelijk bang geconfronteerd te worden met een recht voor zijn raap-vraag als: ‘Wat hebt u met Ujeng met de president uitgespookt in Washington?’ De avond voor de opname werd ik door een adjudant van Nasution opgebeld, dat de generaal plotsklaps een aanval van angina had gekregen. Hij lag met koorts in bed. Ik merkte tegen kolonel Sutikno op: ‘Het zal wel een diplomatiek ziektetje zijn, want hij wil het risico niet nemen om moeilijk te beantwoorden vragen voorgelepeld te krijgen.’ Pak Tikno werd boos.’ Wim, jij bent veel te achterdochtig. Ik heb zelf met zijn adjudant je interview geregeld. Ik ben er zeker van dat Pak Nas ziek is, anders zou men dit niet zeggen!’ Het zoveelste bedrog van Nasution zou bewezen worden. Ik had namelijk die bewuste ochtend eerst een televisie-interview gepland met generaal Amir Machmud, de militaire commandant van Jakarta. Ik merkte terloops op, dat Nasution ziek was. ‘Wat!’ riep Amir Machmud uit. ‘Ik ben vanmorgen nog bij hem geweest. Hij is kiplekker!’ Toen ik later deze gang van zaken zo aardig mogelijk bij kolonel Sutikno naar voren bracht was hij zichtbaar onaangenaam getroffen. Nasution had ik al vele jaren dóór. Van Suharto wist ik in oktober nog veel te weinig om hem onder de aartsvijanden van Sukarno te kunnen rangschikken of om zijn | |
[pagina 245]
| |
geraffineerde machtsspel in één oogopslag te doorzien. Onder druk van Pak Tikno en het hoofdkwartier van generaal Suharto beantwoordde generaal Nasution uiteindelijk mijn vragen schriftelijk en uitvoerig. Ik zal die antwoorden hier niet herhalen, het merendeel ervan was sowieso gelogen.Ga naar voetnoot1. Nasution beschreef bijvoorbeeld de door het legermisbruikte KAMI studenten als ‘baanbrekers’. Dan weet je al genoeg. Bijna dagelijks ruimde ik tijd in om de ontbijt ontmoetingen op het Istana Merdeka niet te missen. Terugblikkend op de confrontatie tussen de president, de kolonel en mijzelf voegde Bung Karno me uitdrukkelijk toe:’ Ik vraag jouw hulp om het leger duidelijk te maken, dat de CIA hier actief is en achter alles zit wat in Indonesië vooral na 1965 is gebeurd.’Ga naar voetnoot2. Bapak wist, dat mijn kanaal naar Suharto via kolonel Sutikno liep. Waarom zei hij dit? Was hij niet volledig overtuigd, dat Suharto zelf deel uitmaakte van de CIA-samenzwering tegen hem? Of was Suharto er na de nacht van de lange messen van 30 september op 1 oktober 1965 met de haren bijgesleept? Generaal Suharto had die fatale avond bezoek gekregen van kolonel Latief, die tot de groep van verdedigers van Bung Karno en de wettige regering van de Republiek behoorde. Suharto was in een ziekenhuis, omdat een zoontje van hem brandwonden had opgelopen. Later is onomstotelijk komen vast te staan, dat Latief generaal Suharto geïnformeerd heeft over wat er die nacht stond te gebeuren om te voorkomen dat een Dewan Djendral de macht zou grijpen. Zoals ook professor Wim Wertheim in diens analyses van de toedracht van de staatsgreep van 1965 heeft geconcludeerd, wanneer generaal Suharto het niet met de actie eens zou zijn geweest zou hij normaliter òf generaal Yani òf generaal Nasution hebben moeten telefoneren. Hij deed niets. Bovendien was kolonel Untung, onder wiens leiding de arrestaties van de verdachte generaals plaatsvonden, een zéér persoonlijke amice van Suharto. Bezocht Latief de avond van de preventive strike van de verdedigers van de Republiek en de president deze generaal Suharto als voorzorgsmaatregel om andermaal te verifiëren | |
[pagina 246]
| |
aan welke zijde deze commandant van KOSTRAD (de strategische reservetroepen) stond? Om die reden zien sommige analisten van de coup van 1965 in de rol van Suharto een vergelijking met het spreekwoord ‘twee honden vechten om een been en de derde loopt er mee heen.’ Suharto zou pas naar de CIA-kant van de strijdkrachten zijn overgelopen als reactie op de moord op de generaals. Andere onderzoekers stelden daarentegen vast, dat generaal Suharto ook voor de coup al in contact stond met Washington en de CIA. Vrijgekomen documenten van de CIA hebben dit laatste bovendien aangetoond. Ik vroeg me in 1966 af waarom president Sukarno een persoonlijk beroep op me deed bij mijn vrienden in het leger, als Sutikno, Lamidjono - of anderen, die hier onbesproken bleven - op de CIA-bemoeienissen in Jakarta te wijzen.Ga naar voetnoot3. De president wist, dat ik hem sedert 1961 al vanuit New York op de hoogte had gebracht van de schermutselingen voorafvoor een nieuwe staatsgreep. Zijn inlichtingendienst, en bijvoorbeeld kolonel Magenda, die met dit doel speciaal naar Washington en New York werd gezonden, bevestigden mijn informaties. Wellicht bedoelde Bung Karno om vooral ook details van de aanloop tot 1965, waarvan ik in de Verenigde Staten getuige was geweest, extra te belichten. Kolonel Sutikno, die zelf in die jaren militair attaché in Washington was, wist sowieso exact wat de heer Ujeng aldaar voor Nasution uitspookte. Ik heb er toen in Washington dikwijls met hem over gesproken. Op een ochtend vroeg Bung Karno me ten tweeden male mee naar de tandarts in het bijgebouw van het paleis te lopen. Terwijl we de tuin doorkruisten neuriede hij in zichzelf. Ik vroeg Pak Suhardjo Hardjowardojo ofhij wist welke muziek in het hoofd van de president was opgekomen. ‘Hij zingt uit de Ramayana over koningin Sinta, die een boodschap van haar man kreeg,’ aldus deze generaal. ‘Zij werd door de koning van de reuzen gestolen. De aap Rama zit in een boom. Rama is een geweldenaar en bovendien brutaal. Sinta roept hem toe: “Ben je werkelijk de bode van mijn man?” De aap toont een ring. Wanneer de ring te groot is, dan is Sinta magerder geworden en de koning trouw gebleven.’ Die ochtend in 1966 wandelde het Indonesische staats- | |
[pagina 247]
| |
hoofd in de tuin van zijn paleis. Terwijl hij aan alle kanten was verraden en in de steek gelaten zong Bung Karno over de ware trouw van Sinta uit de Ramayana. Ik hield me stil enluisterde. Maar hij werd afgeleid door een kinderklasje dat les kreeg in de muziektent van de paleistuin. Hij stond stil en sprak met de kinderen en hun juffrouw. Ik nam deze in Nederland diep verachte en verguisde man nog eens goed in me op en realiseerde me voor de zoveelste maal sedert ik hem in 1956 leerde kennen, ‘alleen wanneerje het persoonlijk hebt beleefd en meegemaakt, is wat ik over Bung Karno heb te vertellen voor Nederlanders geloofwaardig. Ze zullen in onwetendheid tot in lengte van dagen doorgaan met hem ten onrechte te haten.’ Inmiddels had ik een bezoek gebracht aan de Amerikaanse ambassadeur Marshall Green, die eindelijk weer in de Indonesische hoofdstad was teruggekeerd. Hij voerde aan, dat hij in 1965 op dezelfde dag, dat hij de president zijn geloofsbrieven had overhandigd door Bung Karno als een agent van het kolonialisme en imperialisme werd afgeschilderd. ‘Meteen al demonstreerden duizenden communistische jongeren tegen mij. Hij heeft me nooit een eerlijke kans gegeven.’ ‘Hij had dan ook reeds het nodige ondervonden van imperialisten, Amerika en de CIA,’ antwoordde ik. 'Eens heb ik één uur met de president alleen gesproken en dat was een goed gesprek,’ aldus Green. ‘Hij begeleidde me zelfs naar mijn auto. Maar toen ik op mijn ambassade terugkeerde vlogen de stenen door de ruiten.’ Overigens gaf de ambassadeur tot mijn verbazing toe, dat Bung Karno ‘wel een beetje gelijk had’ om de Amerikanen en de CIA te wantrouwen na wat er de afgelopen jaren in Indonesië was gebeurd. Hij zei verder, dat de coupmilitairen door dë aanwezigheid van een belangrijke Amerikaanse strijdmacht in Vietnam werden aangemoedigd een einde te maken aan ‘de vrijage van Sukarno met de Chinese Volksrepubliek’. Ik herinnerde de ambassadeur eraan, dat Roosevelt en Churchill in de Tweede Wereldoorlog een alhantie met Joseph Stalin aangingen, niet omdat zij communisten waren, maar omdat zij een gemeenschappelijk doel nastreefden, namelijk Hitler te verslaan. ‘Het is waar, dat Bung Karno tègen de oorlog die u in Vietnam voert is. Hij voelt zich om die reden evenals prins Norodom Sihanouk in Cambodja een bondgenoot van Ho Chi-minh en Mao Tse-tung omdat alle Aziaten willen dat | |
[pagina 248]
| |
Amerika hier opdondert. Dit maakt noch Sukarno noch Sihanouk tot communisten.’ Geleidelijk aan wond ik me eigenlijk jegens deze schijnheilige meneer meer en meer op, die zich opstelde alsof hij van de prins geen kwaad wist. Ik zei hem recht toe recht aan, dat hij in brede kring werd gehaat en geminacht, ook in kringen van het leger.Ga naar voetnoot4. Green werd woedend. Hij wilde namen weten. Het leek me een uitstekend moment afscheid te nemen. De volgende ochtend ontmoette ik de Nederlandse persattaché in ‘Hotel Indonesia’. Deze heer Schaap vertelde uit betrouwbare bron te hebben vernomen, dat ambassadeur Green direct na mijn visite naar het huis van de minister van Buitenlandse Zaken ad interimGa naar voetnoot5. B.M. Diah was gereden om opheldering te vragen. Ik was op weg naar het paleis en vertelde de president van mijn confrontatie met Marshall Green, inbegrepen diens onverwachte bezoek aan de heer Diah. Onmiddellijk gaf Bung Karno adjudant kolonel Bambang Widjanarko opdracht de heer Diah op het paleis te ontbieden. Het antwoord kwam, dat hij niet kon komen want de minister ad interim had de Argentijnse ambassadeur op bezoek. ‘Dat kan me niets verdommen,’ aldus de president in onverbloemd Nederlands. ‘Hij moet hier komen.’ Widjanarko verwijderde zich opnieuw en binnen de kortste keren verscheen de automobiel van de heer Diah aan de achterzijde van het terras van het paleis. Dat leek me opnieuw een uitstekend moment te vertrekken. Ik had ambassadeur Green ondanks alles gevraagd waarom hij niet weer eens aan de ontbijtontmoetingen op het paleis zou gaan deelnemen, want het viel op dat hij schitterde door afwezigheid, in tegenstelling tot vele andere ambassadeurs, inclusief ambassadeur Schiff. Hij was bereid Bung Karno wederom te ontmoeten, ‘maar dan moet ik zeker zijn dat ik welkom ben’. Ik entameerde de kwestie bij de president. ‘Zou het zin hebben LBJ's ambassadeur toch maar weer eens te ontmoeten?’ vroeg ik. ‘De man is hier nu eenmaal ambassadeur van de Verenigde Staten.’ De president wilde er over nadenken. | |
[pagina 249]
| |
Twee dagen later was ik 's avonds op paleis Bogor. We reden in een Lincoln Continental van de presidentiële bungalow naar de filmzaal op het Istana. Bung Karno en mevrouw Hartini zaten achterin. Ik zat voorin. Geheel onverwacht kwam de president op het onderwerp Marshall Green terug. ‘Wim, wat bedoelde Green met er zit een zekere mate van redelijkheid in Sukarno's wantrouwen ten aanzien van de Verenigde Staten en de CIA?’ vroeg de president. ‘Hij gaf gewoon toe, dat u een geldige reden had om Amerika en de CIA te verdenken.’ ‘Wat heeft het dan voor zin als ik hem weer zou ontmoeten? Green is toch al subversief.’ Onderwerp gesloten. Die avond was ook een oude vriend van de president op paleis Bogor, Pak Mohammed Said Reksohadiprodjo, onderminister van basisonderwijs. Hij was een zéér eenvoudige maar interessante man. Volgens Hatta was de revolutie afgelopen. Volgens Bung Karno zou de revolutie doorgaan en was zij nog lang niet afgelopen. Pak Said, daarentegen, zei: ‘Ik ben van mening dat de eigenlijke mentale revolutie in Indonesië nog moet beginnen.’ Ik bezocht hem later in zijn bescheiden huisje nabij Kemajoran. ‘Bung Karno's oorspronkelijke steunpilaar, de Partai Nasionalis Indonesia (PNI) is als gevolg van de leugens en valse beschuldigingen, dus na de door het leger opzettelijk gevoerde hetze tegen hem, totaal verdeeld geraakt. Je zou zelfs kunnen stellen dat de PNI uit elkaar is geslagen. Zijn politieke basis is weg, dus je houdt het leger over met haar meelopers. Hij is nu de Pemimpin Besar RevolusiGa naar voetnoot6. met aan de ene kant het volk en aan de andere kant het leger. Die twee groepen zouden één moeten zijn, maar na alles wat er is gebeurd sinds 1965 is die eenheid verbroken. De politie, de luchtmacht, de marine en vooral de mariniers (KKO) zijn nog altijd pro-Bung Karno. De huidige rotzooi in het land wordt voornamelijk veroorzaakt door de landmacht. En naast het volk en het leger heb je ook nog bepaalde godsdienstige groeperingen, die between the devil and the deep sea opereren. ‘Het is erg jammer,’ aldus Pak Said,’dat de PKI er op 30 september 1965 ingelopen is.’ Deze uitspraak verbaasde me. ‘Als de PKI een coup had ge- | |
[pagina 250]
| |
pleegd, zou Bung Karno de partij hebben verboden zoals het leger van hem eist,’ zei ik. ‘Dat is wáár,’ verduidelijkte hij. ‘Bung Karno was inderdaad niet bereid de PKI te verbieden, omdat hij niet overtuigd was, dat de PKI alleen handelde op 30 september 1965.’ Via contacten, die ik tijdens een verblijf van drie maanden in Jakarta in 1995 legde, kwam ik te weten, dat communistische gevangenen in Suharto's concentratiekamp op het eiland Buru indertijd tegenover niet-communistische gevangenen zouden hebben toegegeven, dat ‘elementen van de PKI’ aan de actie van kolonel Untung zouden hebben meegedaan om Bung Karno en de Republiek te beschermen tegen een verwachte coup van de CIA en rechts. Alleen in die zin zou kunnen worden gesteld, dat onder de verdedigers van de president en de republiek communisten zijn geweest, wat een geheel ander plaatje is, dan dat de PKI als partij een coup tegen de regering Sukarno zou hebben gepleegd. De aanvoerder van de actie van 30 september 1965, kolonel Untung, heeft dan ook bij diens door Suharto bevolen executie als laatste woorden uitgeroepen Hidup Bung Karno!Ga naar voetnoot7. en niet Hidup PKI. Er is nooit een PKI-coup in Indonesië geweest.Ga naar voetnoot8. Omar Dhani, in mijn ogen één der helden van het verzet der opper-officieren tegen de CIA, Suharto en Nasution, zweeg bij diens vrijlating en het ter perse gaan van dit boek, evenals Raden Sugeng Sutarto. Maar Subandrio liet zich weer meteen kennen als de vos die veel haren had verloren maar niet zijn streken. Hij verklaarde op televisie met grote beslistheid dat de CIA-coup van 1965 een PKI-coup was geweest. Wanneer hij dàt in 1966, toen ik hem in de rechtzaal hoorde stotteren over het tegendeel, onder ede had verklaard, zou Suharto hem nooit hebben laten veroordelen in een schijnproces en had hij niet bijna dertig jaar van zijn leven behoeven te brommen. Nu noemt hij zich geen communist, maar socialist, behorend tot de partij van Sutan Sjahrir. Hij vergat in 1995, | |
[pagina 251]
| |
dat hij al in de jaren vijftig van de Partai Socilis Indonesia naar de PNI van Sukarno was overgestapt om een carrière als diplomaat en minister van Buitenlandse Zaken - en opvolger van Ruslan Abdulgani - te kunnen maken. Ook op 81-jarige leeftijd, hoe kon het anders, was Bandrio de glimlachende hypocriet van voorheen gebleven. Maartje van Weegen, die hem voor de NOS interviewde, liet het bij Subandrio's antwoord zitten, dus dat 1965 een PKI-coup was geweest, om de simpele reden, dat zij de meest elementaire historische en politieke kennis over Indonesië nu eenmaal niet ter beschikking heeft. Ze wordt voor een blauwe maandag naar dat land uitgezonden om de reis van Beatrix te verslaan en presenteert op de NOS-televisie ‘zo de wind waait waait mijn jasje’-journalistiek. Dit geldt trouwens voor de meeste journalisten die Beatrix begeleiden, met als gevolg, dat er maar wat op los gekletst wordt en het Nederlandse publiek van al dit onintelligente peperdure gedoe geen snars wijzer wordt. Een hoofdartikel in NRC Handelsblad gaf toe ‘dat in de dagelijkse werkelijkheid Indonesië voor de meeste Nederlanders een ver en vreemd land gebleven is.’Ga naar voetnoot9. Daar bestaat inderdaad geen twijfel over, maar daaraan draagt deze krant mede schuld, namelijk door nooit eens te zeggen waar het op staat. Vroeger sprak Henk Hofland al over de angst bij redacties voor ‘de meest onverdraagzame abonnee’, ofwel de man die uit protest zijn abonnement opzegt. In 1995 is de hele media-wereld ‘verendemoliseerd’.Ga naar voetnoot10. Informatie bieden is meestal verlaagd tot entertainment van het slechtste soort. Subandrio praat onzin en onwaarheid tegen Maartje, die hem onweersproken laat, bij gebrek aan een beschikbaar referentiekader over wat in Indonesië voor en na 1965 is gebeurd. In 1966 zond de NOS onder Carel Enkelaar mij naar Jakarta, ondanks de protesten van niet geïnformeerde vaste stafreporters. Maar in 1995 heeft de Amerikaanse ziekte van ‘bekende reporters’ reeds voldoende om zich heen geslagen, om liever Maartje voor de reis van Beatrix naar Jakarta te | |
[pagina 252]
| |
sturen, dan bijvoorbeeld mij, die Subandrio onmiddellijk scherp van repliek zou hebben kunnen dienen, omdat ik de feiten en de geschiedenis ken. Erger: terwijl ik aanvankelijk mee zou zijn gegaan om de reis van de koningin te verslaan, ben ik hier door Den Haag op exact dezelfde onwettige wijze tegengehouden, zoals ik in 1992 niet door Zuid-Afrika maar op verzoek van Den Haag en de inlichtingendiensten van de ene op de andere dag in Johannesburg - met achterlating van alles wat ik bezat - op het vliegtuig werd gezet.Ga naar voetnoot11. Niet Jakarta maakte bezwaar tegen mijn aanwezigheid bij het koninklijk bezoek maar Wim Kok, die op zijn pik was getrapt, dat ik hare majesteit de waarheid en de feiten had doen toekomen, die hij voor haar had verzwegen, omdat hij er eenvoudig niet van op de hoogte was. Wat Indonesië betreft zit de huidige premier in het schuitje van Maartje van Weegen, om over Hans van Mierlo maar liever niet te spreken. Zalig zijn de ongeïnformeerden van geest. |
|