Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 230]
| |
Jakarta (9)op 8 oktober 1966 reed ik opnieuw met Emile van Konijnenburg in een Mercedes van de KLM naar Bogor. Ditmaal waren eveneens ambassadeur Schiff en diens echtgenote van de partij. De Schiffs hadden in Bogor wat rondjes gereden om niet te vroeg op het paleis te arriveren. De ambassadeur had een geschenk voor Bung Karno meegebracht. Het waren twee kostbare leren dozen van Dunhill gevuld met chips om mee te één-en-twintigen, een spelletje waar de president soms de avonden mee vulde. Hij keek naar de dozen, trok zijn wenkbrauwen op en zei: ‘Ik speel toch liever met lucifers.’ Waarop Schiff antwoordde: ‘Dan neem ik ze maar weer mee, excellentie.’ Hierop heb ik gezegd: ‘Een typisch Hollandse reactie.’ Eigenlijk dacht ik: Schiff gedraagt zich ongepast en is helemaal niet grappig. Ook die tweede avond op paleis Bogor stond in het teken van de president een prettige tijd te bezorgen. Ik beleefde die uren als eigenlijk zéér triest, omdat het duidelijk was dat Bung Karno zich dermate door eigen mensen verraden voelde, dat hij soms zelfs soelaas zocht bij Nederlandse vrienden. Schiff was overigens geen vriend, want hij beschouwde Sukarno immers ‘een beetje gek’, maar ik merkte toch wel aan de ambassadeur, en ook aan diens vrouw, dat zij een duidelijke genegenheid voor de president gevoelden nu zij hem persoonlijk beter leerden kennen. Zij waren de enige landgenoten niet, die van mening veranderden na eenmaal met hem kennisgemaakt te hebben. Bung Karno beklaagde zich er over, dat zijn salaris als president maar 20.000 roepia's per jaar bedroeg, plus vrij wonen, water en licht. Hij had in een tijdschrift gelezen dat de wedde van koningin Juliana naar zes en een kwart miljoen gulden perjaar was opgetrokken. Af en toe borrelden beschouwingen | |
[pagina 231]
| |
over de politieke situatie in het land toch naar boven. Dan liet Bapak zich ontvallen: ‘Wat nu in het land aan de hand is, is dat we een verrechtsing van de revolutie zien plaatshebben. Een revolutionair proces is geen kaarsrechte boulevard, zoals ik die in Leningrad heb gezien. Jean Jaurès heeft dit reeds helder geformuleerd. Een revolutie is geen Champs Elysées, niet lurus.Ga naar voetnoot1. Toch zullen we de rechte koers niet uit het oog mogen verliezen, anders glijdt de revolutie af.’ Hij wist dat ik een dagboek bijhield. Het ligt al jarenlang overal waar ik kom voor me op tafel. Soms, tijdens de nostalgische gesprekken op het paleis in Jakarta of de bungalow in Bogor, vertelde Bapak me zijn herinneringen, die ik regelmatig op de plaats rust optekende, al vind ik in retrospect dat ik dit toch nog onvoldoende heb gedaan. Je houdt er eigenlijk òok geen rekening mee dat een ontmoeting misschien altijd weer de laatste kan zijn. Bung Karno het zich die avond ontvallen: ‘Na de dood van Sutan Sjahrir hebben zijn weduwe en zijn broer me op het paleis bezocht. Zij vertelden, dat één van Sjahrirs laatste uitspraken op zijn ziekbed was geweest “Bung Karno heeft gelijk.”’ De president vervolgde: ‘Sjahrir is als een zéér religieus mens gestorven. Hij verzocht zijn naasten mij te gaan groeten. Eens heeft Sjahrir in het huis van een gemeenschappelijke vriend, de kleermaker Saddak, tegen mij gezegd: “Bij God, Bung Karno, ik hoor meer bij jou dan bij Hatta.”’ Op andere momenten roerde hij onderwerpen van internationaal belang aan. Dit gebeurde meestal wanneer we alleen waren nadat iedereen na de paleisontbijten was vertrokken. Hij vroeg me dan nog te blijven. Hij wilde bijvoorbeeld van alles weten over de moord in Dallas op JFK. Wat was de werkelijke rol van Lee Harvey Oswald geweest? Hij luisterde gefascineerd hoe ik een tientaljaren via Oswalds Godfather, graaf George de Mohrenschildt, mij met die kwestie had beziggehouden tot ook deze man vrijwel onder mijn handen in Brussel werd gekidnapt om in Florida te worden vermoord. Het was voor Bung Karno een onbegrijpelijk raadsel, dat JFK het in betrekkelijk korte tijd tegen zijn vijanden en de CIA had afgelegd en gewoon werd geliquideerd.Ga naar voetnoot2. Steeds weer her- | |
[pagina 232]
| |
haalde hij een uitstekende relatie met de Kennedy-broers te hebben opgebouwd. Ook voor Jacqueline Kennedy koesterde president Sukarno bewondering. In Peking was indertijd een uitgave verzorgd in vijf delen van de verzameling schilderijen, die Bung Karno in de loop derjaren had aangelegd. Ambassadeur Zain was zo slim geweest deze serie van vijf gigantische boekwerken in kleur op het Witte Huis te bezorgen voor de Indonesische president er op 24 april 1961 voor een officieel bezoek zou arriveren. Mevrouw Kennedy kwam er tijdens het gebruik van de thee mee aanzetten en knielde naast hem op de grond, terwijl een van de grote dikke boeken in de schoot van de Indonesische president lag. Bung Karno vertelde verbaasd te zijn geweest over de professionele en artistieke vragen die ‘Jackie’ hem had gesteld. ‘Waarom handhaaft president Johnson een man als Dean Rusk als minister van Buitenlandse Zaken?’ vroeg de president mij. ‘Rusk volgt immers dezelfde agressieve politiek als John Foster Dulles?’ Hij kon onderwerpen van buitenlandse politiek - die voor zijn opvolger volmaakt terra incognita waren - in detail ter sprake brengen. Het was voor mij, die in 1966 al twintig jaar in de Verenigde Staten had doorgebracht, een plezier om hierover met hem van gedachten te wisselen. Sukarno keerde bijvoorbeeld ook herhaaldelijk terug op het gevaar voor de wereld, indien de Verenigde Staten als machtige leider van het Westen, verder naar rechts zouden zwaaien.Ga naar voetnoot3. Hij belandde bij conservatieve Amerikaanse persoonlijkheden als senator Barry Goldwater van Arizona, terwijl uiteindelijk ieder gesprek vroeg of laat uitmondde op de maffiapraktijken van de CIA, en noemde dan met name Cuba en Fidel Castro.’Ga naar voetnoot4. Het avondeten was ook 8 oktober 1966 onder toezicht van mevrouw Hartini tot in de puntjes verzorgd. Tijdens de maaltijd kreeg de president het warm en hij trok zijn batik hemd uit. Hij zat vervolgens in onderhemd aan de dis, met hare majesteits ambassadeur, en ons. ‘Eindelijk eens een onderhemd zonder gaten,’ merkte Emile van Konijnenburg prompt op, die | |
[pagina 233]
| |
bij alle gelegenheden, die ik meemaakte, er voor zorgde dat iedereen wist dat hij de lolligste thuis was. Mevrouw Hartini voegde eraan toe: ‘Begint Bapak een “striptease”?’ Waarop de president mevrouw Schiffvoorstelde zijn voorbeeld te volgen. Deze slimme dame antwoordde echter: ‘Ik ben hiertoe alleen bereid, als mevrouw Hartini meedoet.’ Veel gelach, en het zou er niet van komen. Zo kabbelde een avondje op paleis Bogor in het voor Bung Karno trieste jaar 1966 voorbij. Na het diner werd er tot middernacht met lucifershoutjes ge-één-entwintigd. We vertrokken in het donker naar Jakarta. Ambassadeur Schiff, met de driekleur op het spatbord, voorop. Ik volgde met Van Konijnenburg in de Mercedes van de KLM. In opdracht van de president werden we door twee jeeps met militaire politie begeleid, omdat de avondklok reeds lang was ingegaan. We passeerden verschillende wegversperringen met tot de tanden toe bewapende soldaten. Op 9 oktober 1966 liep ik in ‘Hotel Indonesia’ tegen de zakenman Louis Worms aan, die op oorlogspad bleek te zijn voor scheepsbouwer Cornelis Verolme. Zij werden bij de president binnengebracht door Pak Kelintji. In Tandjung Priok zou de ‘Karya Putra’-scheepswerf verrijzen. Er waren eerder vier bezoeken van Verolme zelf voor nodig geweest om ondanks persoonlijke steun van Bung Karno het project er via de bureaucratie door te kunnen drukken. De fall-out van deze ontmoeting met de voormalige Nederlandse schroothandelaar in Jakarta zou mij op het spoor brengen van een corrupte transactie ter waarde van 320 miljoen gulden, waarvoor de Nederlandse staat op het punt stond zich garant te verklaren. De sleutel tot dit malafide plan lag bij de in hoge mate corrupte heer Ibnu Sutowo, president-directeur van de Indonesische oliemaatschappij ‘Pertamina’. Door de hele affaire in het toentertijd christelijke weekblad De Spiegel te publiceren kon worden voorkomen, dat enkele niet zuiver op de graat zijnde zakenlieden de belastingbetaler voor enkele honderden miljoenen zouden hebben getild. In Den Vaderland GetrouweGa naar voetnoot5. heb ik details genoemd, waaronder de later ontdekte corrupte praktijken van de minister van Buitenlandse Zaken van Suharto in die dagen, Adam Malik. | |
[pagina 234]
| |
Op 10 oktober 1966 ontmoette ik president Sukarno alleen van 07:00 uur tot ongeveer 08:40 uur op het Merdeka-paleis. Ik had speciaal onder vier ogen belet aangevraagd,Ga naar voetnoot6. zonder andere ontbijtgasten, omdat ik nog één keer alles op alles wilde zetten om af te tasten of er werkelijk geen enkele mogelijkheid was tot een aanvaardbaar compromis tussen het paleis en het hoofdkwartier van Suharto. Ik was tot de conclusie gekomen, dat kolonel Sutikno Lukitodisastro van mij, als oude vriend van hem, verwachtte dat ik bij Bung Karno zou slagen. Het was a mission impossible van den beginne af aan omdat de president niet om te praten was, zoals velen die hem niet kenden, verwachtten. En wat meespeelde was, dat omdat ik het standpunt van de president vis à vis de PKI niet alleen dóór en dóór kende, maar ook begreep, moest ik pleiten voor een standpunt wat ik eigenlijk zelf, evenals Bung Karno, afwees. Met maximale omzichtigheid bracht ik de verzoeken van Suharto en Sutikno aan het staatshoofd over, waarin hem dus met de meeste klem werd gevraagd publiekelijk een stap terug te doen en zich op zijn minst te distantiëren van de PKI, in Bung Karno's mindscape dus zijn stiefkind. Hoe ik me ook wendde of keerde, alle bochten waar ik me in wrong waren vergeefs. Hij zou botweg antwoorden: ‘Wim, dat weet mijn grote teen, en dat weet mijn kleine teen,’ waarmee hij aangaf: ‘Bespaar je verder de moeite.’ Bapak kwam voortdurend, ook tijdens dit gesprek, op de rol van de CIA in Indonesië terug. ‘We hebben er al eerder over gesproken,’ zei hij. ‘Hoeveel jaren zijn ze hier al niet tegen mij bezig geweest?’ Hij gaf gewoon aan, dat we beter over wat anders konden spreken. Ik vertelde dus, dat ik het Verolme-complex in Tandjung Priok zou gaan filmen en dat generaal Herman Budojo van de mariniers (KKO) aan de hand van een maquette de plannen van Verolme nader zou toelichten. Ook vice-admiraal Mardanus zou ik filmen, waarop Bapak me in de rede viel en zei: ‘Omdat Mardanus vooruitstrevend is, wordt hem het etiket “links” opgeplakt, maar Mardanus is een waarachtige patriot.’ | |
[pagina 235]
| |
Bij vertrek vroeg ik de president, of hij bereid was kolonel Sutikno zelf te ontvangen.’ Laat hem liever zelf aan u vertellen wat hij op zijn lever heeft,’ vervolgde ik. ‘Alléén kan hij niet het initiatief nemen u te bezoeken. Of u roept hem voor een gesprek òf Suharto zendt hem om met u te spreken. Wilt u hem ontbieden?’ Bung Karno zei meteen: ‘Ok, en neem hem morgenochtend maar mee.’ In de avond bracht ik een bezoek aan de heer Sartono, een vriend van Sukarno uit de eerste dagen dat zij samen het verzet tegen het koloniale bewind organiseerden. Sartono was tevens voormalig voorzitter van het Indonesische parlement, en een in Leiden opgeleide jurist. Ook hem kende ik al tien jaar uitstekend. ‘Bung Karno's politieke visie is juist. Zijn intuïtie is niet te evenaren. Hij is zéér belezen en ontwikkeld. Alleen in zijn feitenmateriaal is hij dikwijls zwak. Hij moest dikwijls op zijn ministers steunen. Maar die heren imiteerden hem juist. Bung Karno was de man die de grote lijnen aangaf, maar het haperde altijd in alle opzichten aan de follow-up. Hij plaatste Subandrio, Leimena en Saleh in het presidium en zei:”Nu nemen jullie alle besluiten gezamenlijk.” Dit werkte niet in de praktijk. Alleen wat vlot marcheerde werd aan de president gerapporteerd. Hij geloofde gewoon steeds wat hem werd gezegd. Als gevolg van zijn ijdelheid is hij er zo in vele gevallen ingelopen.’ Oom Sartono, zoals hij werd genoemd,Ga naar voetnoot7. zei hetzelfde als Mohammed Hatta en noemde generaal Suharto ‘een redder des vaderlands. Suharto doet alles openlijk. Subandrio deed alles in het geheim. Suharto heeft een vlekkeloos verleden.’ Die laatste opmerking klopte dus niet, aangezien generaal Nasution Suharto in 1958 uit de Diponegoro-divisie verwijderde na betrapt te zijn op onregelmatigheden. Bovendien, dat Suharto op de voorgrond zou opereren en Subandrio op de achtergrond, klopte al evenmin. De wayang-vertoning van generaal Suharto als tweede president van Indonesië zal in de annalen van de republiek worden bijgeschreven als de meest geraffineerde politieke operatie ooit uit de geschiedenis van de archipel. De man figureerde misschien inderdaad als The Smiling General, maar in werkelijkheid was Suharto de verra- | |
[pagina 236]
| |
derlijke minister Durno, uit het oude Javaanse koninkrijk Hastinapura, die zijn koning en volk verkwanselde ten eigen bate. In het boek van O.G. Koeder vergeleek Suharto zichzelf met de kleinzoon van de held Ardjuna uit de wayang. De held, Bung Karno (Ardjuna) trok zich volgens de legende terug in het woud en Karikesit, de kleinzoon (Suharto) werd koning. (pagina 29)Ga naar voetnoot8. Intussen beklaagde ook oom Sartono zich over het gedrag van de KAMI-studenten, die werden aangemoedigd door de militairen om te demonstreren. ‘Dat de’ jeugd nu is losgeslagen,’ aldus mr. Sartono, ‘is het resultaat van de opvoeding van Bung Karno. De jeugd is namelijk politiek opgevoed. Ze is politiek bewust geworden. Eigenlijk zou de president zichzelf een pluimpje moeten geven. Vroeger durfden jongeren niets te zeggen, maar nu zijn ze inderdaad in een ander uiterste vervallen.’ KAMI-jongeren waren ook zijn huis ongevraagd binnengekomen en hadden alles in de keuken opgegeten. ‘U wilt toch niet zeggen, dat dergelijk gedrag het gevolg van Bung Karno's leiderschap is? Wat de KAMI nu doet geeft de nieuwe leiding van Suharto, Nasution en de CIA weer en is het gevolg van bedrog. De KAMI-jongeren worden bewust misleid.’ ‘Allright, maar de eerste opwinding over de KAMI is alweer voorbij,’ antwoordde hij. |
|