Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 216]
| |
Jakarta (7)nadat iedereen, ook van konijnenburg, de ochtend van 7 oktober 1966 was vertrokken kon ik eindelijk rustig alleen met de president spreken. Wat hem kennelijk veel pijn deed was het walgelijke gedrag van bepaalde door de militairen gerekruteerde, en gefinancierde, bendes jongeren, die niet in de smiezen hadden waar ze voor werden gebruikt en die van tijd tot tijd meehielpen ‘dolle dinsdag’-toestandenGa naar voetnoot1. in de Indonesische hoofdstad tot stand te brengen. Hij had 120 van deze jonge studenten naar het paleis uitgenodigd en geprobeerd met hen in dialoog te treden. Er bleek echter geen land met hen te bezeilen. Evenals dr. Mohammed Hatta, de andere proclamator van de Republiek, bleek Bung Karno vooral ook geschokt niet alleen door het publieke wangedrag van de jeugd, maar door het overboord gooien van traditionele Indonesische waarden. Dr. Hatta had me gezegd, diep verontrust te zijn, dat het typisch Javaanse maluGa naar voetnoot2. bij de nieuwe generatie volmaakt zoek leek. Hij beschouwde deze trend in moderne attitudes als buitengewoon negatief en schadelijk. Niels Mulder omschreef het Javaanse gevoel van een vorm van gêne jegens anderen schitterend. Volgens hem gaat malu dieper dan alleen maar schaamte. Malu moet worden aangeleerd en behoort te worden geoefend om tot een haarfijn zuiver gevoel te worden ontwikkeld, opdat men in de omgang anderen geen pijn doet of in verlegenheid brengt.Ga naar voetnoot3. Ook al was ik het produkt van een typisch Indische familie, en werden mijn vader en grootvader te Semarang ge- | |
[pagina 217]
| |
boren, ik herinner me dat in 1957, bij mijn eerste reis naar Sukarno, mijn toenmalige vriend Wim Latumeten me wel eens voor de voeten wierp: ‘Willem, trek je klompen uit.’ Hij had gelijk. In de westerse wereld bestaat het Indonesische malu niet. Integendeel: vooral na 1945 overspoelde een vanuit de heup schietende cowboymentaliteit uit de nieuwe wereld ook de westerse oude wereld. Westerse bravoure betekent recht voor zijn raap handelen. Bung Karno en Hatta's denkwerelden werden vooral na 1965 in dit opzicht geweld aangedaan, wat hen beiden buitengewoon triest stemde. ‘Die jongeren weten niet wat zij doen. Zij zijn misleid,’ aldus vatte Bung Karno die ochtend het gedrag van de KAMI samen. Er is sedertdien ook in de wetenschappelijke wereld veel over de demonstraties tegen Sukarno geschreven. Stephen Douglas, een Amerikaanse onderzoeker aan de University van Illinois bracht bijvoorbeeld in 1970 Political Socialization and Student Activism in Indonesia op de westerse markt. Douglas vroeg zich tijdens zijn studie af hoe het mogelijk was geweest, dat waar president Sukarno jarenlang veel aandacht had besteed aan het bijbrengen van zuiver Indonesische waarden bij de jeugd, diezelfde jongeren, toen hun idealen en loyaliteit in 1966 op de proef werden gesteld, zich tègen Bung Karno keerden. Douglas stelde het voor alsof de in de media en op televisie door het leger voorgesorteerde demonstrerende studenten ‘het hele verhaal’ vertelden van wat er na 1966 in Indonesië is gebeurd. Tegendemonstraties waren immers onmogelijk, omdat het leger dit niet toestond? Ed van Kan had zelfs een moord op een pro-Sukarno-student gefilmd voor NBC. De ‘wereld’ is uiterst beperkt geïnformeerd over wat er in Indonesië gebeurde. De president vroeg me met hem mee te lopen naar een tandarts in één der bijgebouwen van het paleis. We liepen samen door de tuin, op de voet gevolgd door adjudant Bambang Widjanarko en andere leden van de entourage. ‘Heb je het boek van Wilfred Burchett War Against Trees?’ gelezen, vroeg hij. Ik kende het boek niet maar vertelde hem over mijn eigen reis in 1964 naar Saigon en helikoptervluchten van het Amerikaanse leger boven de Mekong-delta. Hij onderstreepte, dat de Amerikanen in Vietnam en de Engelsen in Maleisië uit Zuidoost-Azië dienden op te donderen. Hij stond opeens stil en zei: | |
[pagina 218]
| |
‘Maak een vuist. Jouw vuist is Vietnam, waar nu dus de Amerikanen zitten. Hier is China (en wees op zijn linkerhand) en dit is Indonesië (zijn rechterhand).’ Terwijl hij met beide handen mijn vuist omsloot, zei hij, zoals hij dit kon doen met knarsende tanden:’ Samen zullen wij de Amerikanen verpletteren.’ Ik begreep heel goed, dat hij allerminst bedoelde Indonesische troepen naar Hanoi te willen zenden, en dat hij in symbolische termen sprak, maar ik begreep terzelfder tijd dat zijn vijanden dergelijke uitspraken onherroepelijk zouden verdraaien om daarmee een zogenaamd pro-communistische gezindheid van Bung Karno te demonstreren. Bovendien stond hij met dit standpunt allerminst alleen in Zuidoost-Azië. Prins Norodom Sihanouk in Cambodja dacht er hetzelfde over, al zou het nog tot 18 maart 1970 duren voor Washington en de CIA een staatsgreep tegen hèm in Pnom Penh zouden organiseren. Op 1 mei 1965 bombardeerden voor het eerst Amerikaanse toestellen vanuit Vietnam-dorpen in het koninkrijk Cambodja. Op 3 mei 1965 verbrak Sihanouk om die reden de diplomatieke betrekkingen met de Verenigde Staten. Zover was Bung Karno nooit gegaan. Richard Nixon en Henry Kissinger beschouwden Sihanouk als een sta-in-de-weg, zoals Lyndon Johnson de CIA in 1965 plein pouvoir had gegeven Sukarno voor eens en voor altijd uit te schakelen. Sihanouk was evenmin als Bung Karno een communist. De prins vertrok met zijn gezin naar Peking en genoot jarenlang de gastvrijheid van Mao Tse-tung. Ook premier Chou En-lai was een persoonlijke vriend. In zijn boek My War with the CIA herinnert prins Sihanouk zich hoe Chairman Mao hem eens toevoegde, dat hij een uitstekende communist zou hebben kunnen zijn. Sihanouk protesteerde, hij zou er ongeschikt voor zijn. Mao hield vol. ‘Ik ben veel te lui om door de werken van Marx, Lenin en anderen heen te ploegen,’ aldus het staatshoofd van Cambodja. Bung Karno had Marx en Lenin wèl gelezen, maar bleef in hart en nieren voor een meerpartijensysteem en Marhaenist.Ga naar voetnoot4. | |
[pagina 219]
| |
Prins Norodom. Sihanouk werd dus als Sukarno door een in Washington geselecteerde militair, ‘maarschalk’ Lon Nol, afgezet. Dewi Sukarno zei me die dagen in Parijs het onbegrijpelijk te vinden, dat Sihanouk na wat zijn vriend Sukarno was overkomen niet meer op zijn qui vive was geweest. Hij kende het scenario, dat in Jakarta door de CIA was gevolgd. In My War with the CIA schreef Sihanouk ook: ‘Met de assistentie van specialisten in psychologische oorlogvoering in Indonesië, die lastercampagnes tegen president Sukarno in elkaar hadden gezet, werd hier later in Cambodja hetzelfde gedaan. Er werden bijvoorbeeld “slogans” verspreid als “onze koningen zijn altijd verraders geweest”.’ (pagina 216) Volgens Dewi had prins Sihanouk toch moeten weten wat voor vlees hij in de kuip had. En nog werd hij tijdens een buitenlandse reis verrast door Lon Nol en Sirik Matak die achter zijn rug om naar de macht grepen. ‘Ik heb al een hati sakitGa naar voetnoot5. over Amerika,’ vervolgde Bung Karno in de tuin op weg naar de tandarts. ‘Soms verlang ik werkelijk, dat Amerika zelf zal worden plat gegooid. Dit om wraak te nemen voor wat zij zich hier in Azië bij ons permitteren. Ze willen nuGa naar voetnoot6. dat ik het initiatief neem tot een vredesactie in Vietnam. Dat is natuurlijk eigenlijk de wens van Washington. Maar wie zijn het, die Japan opstoken om ons geld te lenen, vele miljoenen dollars zelfs, teneinde Indonesië om te kopen en te plunderen? Het zijn diezelfde Amerikanen! Wie zitten er achter Ferdinand Marcos op de Philippijnen? Moet ik die Amerikanen dan helpen om hen uit het Vietnamese moeras te trekken?’ Even later nam hij plaats in de gereed staande tandartsstoel. De entourage had plaats genomen op stoelen die tegen de muur stonden. Terwijl de Chinese tandarts bezig was de behandeling voor te bereiden vroeg de president mij of ik zijn autobiografie opgetekend door Cindy Adams had gelezen. Ik antwoordde zonder omhaal, dat ik het geen goed boek vond, en zeker niet goed genoeg voor de stichter van de Republiek Indonesië. Al was het maar vanwege het feit, dat hij 263 van de 312 pagina's uitweidde over wat gebeurde tot en met de | |
[pagina 220]
| |
soevereiniteits overdracht in 1949 en dat verreweg het belangwekkendste deel van de moderne Indonesische geschiedenis niet in 50 pagina's besproken had mogen worden. De in de kamer aanwezige Indonesiërs toonden verwondering en schrik over mijn openlijke kritiek. De president was eveneens verbaasd en antwoordde: ‘Maar ik hoor, dat het in Amerika uitstekend wordt verkocht.’ ‘Dat is juist zo erg, en een gemiste kans! Wat mevrouw Adams optekende was maar een deel van uw verhaal. Er ontbreekt veel te veel aan.’ Ik herinnerde hem eraan, dat zowel oud-premier Sastroamidjojo als ambassadeur Zairin Zain hem op het hart hadden gedrukt een serieus boek te schrijven in samenwerking met bijvoorbeeld een Indonesische journalist en mij. De president veranderde van onderwerp, wees op de tandarts en zei op hem wijzende: ‘Dit is de enige kerel in het land, die mij tot zwijgen kan brengen!’ waarna er een klem op zijn kaak werd aangebracht. Terwijl er werd geboord vroeg ik hem bijvoorbeeld of passages over meisjes, waar hij op de middelbare school verliefd op was geweest, in het verhaal van zijn leven thuis hoorden, wanneer dit ten koste ging van zoveel andere belangrijke informatie. Ja, hij had bijvoorbeeld twee vriendinnen ook nog door elkaar gehaspeld, vertelde hij. ‘Kasihan Mientje Hessels, ik heb haar niet willen beledigen.’ Hij was haar jaren later tegengekomen en constateerde dat zij inmiddels een patapoufGa naar voetnoot7. was geworden. ‘Het was trouwens niet Mientje Hessels, maar Laura Fikerscher, die ik bedoelde,’ zei Bung Karno ook nog. Hij vroeg om de hulp van Emile van Konijnenburg in te roepen om dit alsnog in het Cindy Adams-boek gecorrigeerd te krijgen. Ik vroeg hem hoe in 1964 de visite van Joseph Luns aan jakarta was verlopen. De president had de minister wel grappig gevonden. Hij had de nodige moppen getapt. Tijdens de lunch op paleis Bogor had Luns verhaald wat zijn oom, de generaal Van Voorst tot Voorst, overkwam bij het inspecteren van soldaten. ‘Hoe is het eten soldaat?’ had hij één der manschappen gevraagd. ‘Slecht’ was het antwoord.’ Kan jij niet met twee woorden spreken, soldaat,’ aldus generaal Van Voorst. ‘Verdomd | |
[pagina 221]
| |
slecht,’ aldus het antwoord. Bung Karno had op de herten in het park van het paleis gewezen met de opmerking: ‘In de koloniale tijd waren het er 50. Na de afkondiging van de vrijheid hebben we er hier 750!’ ‘Dan hebben die beesten niet stil gezeten,’ aldus onze minister van Buitenlandse Zaken. Luns had behalve een vaas met hertenmotieven als geschenk een zilveren uil aangeboden, naar hij zei, ‘als symbool der wijsheid’. Die ochtend van 7 oktober 1966 werd het contact, zoals het al tien jaar was geweest, tussen ons weer als vanouds. Op 8 oktober maakte ik mijn opwachting bij ambassadeur E.L.C. Schiff. We spraken eerst onder vier ogen. Pas later filmde ik een interview met hem voor de NTS-documentaire. De heer Schiff zei vooral de indruk te hebben, dat president Sukarno hetzij bewust, hetzij onbewust vermeed om de gewijzigde politieke verhoudingen vierkant onder ogen te zien. ‘Hij lijkt niet te begrijpen,’ aldus de Nederlandse diplomaat, ’of niet te willen aanvaarden, dat Suharto en zijn militairen hem weg willen hebben. In dat opzicht lijkt hij eigenlijk een beetje gek. Niet alleen zijn presidentiële macht is weg, ook zijn microfoons zijn afgenomen.’ Dit laatste was niet helemaal waar. In de week dat ik terug was in Jakarta had ik twee redevoeringen van de president aangehoord van ieder 45 minuten. Maar naar de mening van de heer Schiff leefde Bung Karno in denial,Ga naar voetnoot8. en was hij bhnd voor nieuwe realiteiten om hem heen. Hier stak misschien een kern van waarheid in. Dit besefte ik echter die eerste dagen terug in Indonesië nog helemaal niet. Ik kende Sukarno tien jaar als onbetwiste leider. Aanvankelijk had ik absoluut niet in de gaten welke vernietigende werking de leugencampagnes van de ‘Orde Baru’ op de massa had gehad. Suharto's rechterhand, kolonel Sutikno, moet zich bewust zijn geweest, dat ik zéér beperkt op de hoogte was van wat zich sedert 1 oktober 1965 in het land had afgespeeld. Ik zag die dagen zijn functie dan ook niet als collaborateur van een couppleger, maar als naaste medewerker van generaal Suharto, die in dienst stond van Bung Karno. Op dàt moment zag de situatie er voor mij volgens mij bekende hiërarchische verhoudingen aan de buitenkant als vrij normaal functionerend uit. | |
[pagina 222]
| |
Pak Tikno en ik spraken vrijwel dagelijks met elkaar. Het duurde enige tijd voor ik dóór kreeg - er absoluut niet op bedacht zijnde - dat hij me linea recta aan het bewerken was om mogelijk Suharto en de coupmilitairen een dienst te bewijzen als oude vertrouwde vriend van de president. De kern van zijn betoog was het volgende. ‘Bung Karno moet nu in staat zijn een offer voor het land te kunnen brengen,’ aldus kolonel Sutikno Lukitodisastro. ‘Hij moet zijn grootmoedigheid tonen en bereid zijn een stap terug te doen, desnoods met een bloedend hart.’ Natuurlijk herinnerde ik me de voorspellingen van de heer Ujeng Suwargana en de plannen Bapak te isoleren, opdat de militairen hun gang zouden kunnen gaan. Dus ik werd geleidelijk aan achterdochtig toen de man, die ik altijd als Sukarno-getrouwe officier had gekend, uit een subversief Suharto-vaatje begon te tappen. ‘Vroeger heeft het Indonesische volk zich gedragen, alsof Bapak volmaakt was,’ ging hij verder. ‘Nu is de affectie voor de vader van de natie dezelfde gebleven, maar de ogen van het volk zijn opengegaan.’ Sutikno leek me al te gemakkelijk de gedragslijn van de coupmilitairen met de CIA te vereenzelvigen met ‘het Indonesische volk’. De natie en het volk waren immers de dupe geworden van een door Washington omgeturnde militaire minderheid, welke zich via hoogverraad de macht had toegeëigend? Sutikno vervolgde: ‘Er is bijvoorbeeld aan de president gerapporteerd, dat generaal Nasution een islamitische staat wilde stichten. Hij wist dat dit onzin was, maar toch heeft Bung Karno op 11 maart 1966 generaal Nasution aan de kant gezet. Dat was heel erg.’ In werkelijkheid heeft president Sukarno vrijwel vanaf dat de Republiek Indonesië tot stand kwam, keer op keer overhoop gelegen met deze Nasution. Altijd weer plaatste Bung Karno hem terug op hoge posten omdat hij zijn leven lang werd geïnspireerd door de gedachte, dat het bewaren van de nationale eenheid de hoogste prioriteit verdiende. In zijn autobiografie roerde Sukarno dit onderwerp van zijn bijna spreekwoordelijke vergevensgezindheid aan. ‘Ik wenste geen verdeeldheid te brengen tussen mijzelf en de landstrijdkrachten, dus ik benoemde Nasution opnieuw. Sukarno is geen kleinejongen, en Nasution is evenmin een klei- | |
[pagina 223]
| |
ne jongen. We zullen verenigd blijven, want wanneer onze vijanden er in zouden slagen ons te verdelen, dan zal de republiek vernietigd worden.Ga naar voetnoot9. Ik ben van mening, dat Bung Karno in de jaren zestig lang genoeg in de politiek meedraaide, dat hij van vrijwel niemand meer in zijn omgeving de harde waarheid verwachtte. Hij besefte, dat velen hem naar de mond praatten en dat deze situatie in zijn positie onvermijdelijk was. Hij wantrouwde in principe niemand, maar tegelijkertijd eigenlijk iedereen. Een waar cordon van ja-broers was de achilleshiel van zijn presidentschap geworden. Misschien zat hij ook wel te lang op de hoge post in het paleis. Dikwijls weten ook de sycofanten niet meer wat er werkelijk in het land gebeurt. De leider verhest stap voor stap het werkelijke contact met de massa. Niemand durft hem meer slechte tijdingen te brengen. De leider misleidt zichzelf en wordt misleid. Sukarno werd soms zéér boos, en ontsloeg dan bijvoorbeeld generaal Nasution, maar hij vergaf ook weer gemakkelijk, misschien al te gemakkelijk. Ik vraag me af of hij ooit kennis nam van Napoleons waarschuwing, dat men vergevensgezind jegens verdienste, maar niet jegens intrige diende te zijn. Nasution was vanaf het begin van de jaren vijftig nauw betrokken bij tal van verschillende intriges gericht tegen het presidentschap en de macht van Bung Karno. Het is hem altijd door de president weer vergeven, en misschien wel terecht, want uiteindelijk zou zelfs de CIA concluderen dat Nasution ‘niet bruikbaar’ was omdat zijn officierseed hem er meestal op het allerlaatste moment van weerhield om werkelijk verraad aan zijn opperbevelhebber te plegen. Toen hij eindelijk in 1965 ertoe bereid was hoogverraad te plegen ontsnapte hij ternauwernood aan kogels van patriotten, die Indonesië en de president tegen het verraad wilden beschermen. De verdedigers van Bung Karno legden het af tegen Suharto en de CIA, en alhoewel Nasution zich het leven redde zou ook hij geleidelijk aan van het politieke toneel verdwijnen om grotendeels vergeten te worden. |
|