Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |
Jakarta (3)dewi sukarno concentreerde zich de eerste weken van oktober 1965 op het verzamelen van zoveel mogelijk informatie vanuit zo breed mogelijk geselecteerde bronnen. Zij typte alle gegevens uit op lange vellen papier, die zij naar Bapak op paleis Bogor zond. Zij wilde de president noch beïnvloeden, noch adviseren, zei ze mij. Zij wilde hem echter zo uitgebreid mogelijk informeren over wat zich tijdens zijn afwezigheid in de hoofdstad afspeelde. Op 6 oktober 1965 had zij hem wèl een brief geschreven, dat zij geschokt was geweest door televisiebeelden van de eerste kabinetszitting in Bogor, waarbij Bung Karno was te zien, alsof er absoluut niets in het land was gebeurd. De president verkocht kwinkslagen, was rustig en trok een brede glimlach. De gruwelijkheden van Lubang Buaja waren pas net bekend en Bapak gedroeg zich bijna nonchalant. Ik ben overtuigd, dat dit televisieoptreden van de president een fatale misser is geweest. Zijn motivering was ongetwijfeld, juist door een attitude van ‘terug naar de orde van de dag en zo snel mogelijk,’ om de gemoederen daarmee te kalmeren. Maar in werkelijkheid moet hij niet hebben beseft hoezéér vele diep geschokte landgenoten, onder wie op de eerste plaats de Indonesische militaire wereld, hij met die houding van schijnbare onverschilligheid op dat gevoelige en kritieke moment op hun harten trapte. Eén factor in dit gedrag moet hebben meegespeeld, namelijk Sukarno's overtuiging, dat een Dewan Djendral inderdaad bestond, welke het land linea recta in de armen van de ‘rijke wereld’ wilde uitleveren. Hij wist, dat sommige van zijn voornaamste generaals al jaren in contact met de CIA stonden. Dus hij zat twee dagen na de vondst van de dode generaals zelf met een onvoorstelbaar innerlijk psychisch conflict. Om de gruwe- | |
[pagina 185]
| |
lijkheid van de taferelen bij Lubang Buaja, zoals vertoond op televisie, kon niemand heen. Generaal Suharto begeleidde de stoffelijke resten naar het Centrale Landmacht Hospitaal en schreef: ‘Ik heb de hele nacht gewaakt aan de zijde van mijn vermoorde strijdmakkers’ (pagina 113). Generaal Nasution verklaarde, dat ‘immorele heden de vermoorde officieren voor verraders hadden uitgemaakt’ en voegde eraan toe: ‘Laster is misdadiger dan moord.’ Maar ik ben zelf dus getuige geweest van het feit, dat generaal Nasution als verrader moet worden omschreven, die met medewerking van Ujeng Suwargana al begin jaren zestig in Washington met de CIA tegen Sukarno en een neutrale politiek voor Indonesië conspireerde. Toen Bung Karno dus op 6 oktober door Dewi op televisie werd gezien, nam zij een president waar, die zolang hij niet met zekerheid wist wat er de nacht van 30 september op 1 oktober was gebeurd, en waarom dit was gebeurd, zijn persoonlijke houding over het gebeurde nog niet had bepaald. Hij zei eens tegen Abdulgani: ‘Ik ben een open boek. Ik ben geen hypocriet.’ Waarop zijn naaste medewerker antwoordde, dat de president zelfs voor hem een boek was waarvan een groot aantal passages onduidelijk waren gebleven. Sukarno was op 6 oktober 1965 niet in staat krokodilletranen te produceren, die niet echt of gemeend waren. Wat openheid betreft was Dewi een verademing in zijn leven. Zij zei hem tenminste recht voor z'n raap wat zij dacht en meende, ongeacht of zij het bij het juiste eind had. In een paleis dat door de jaren tot de nok was gevuld met ‘ja-broers’ leefde hij op van bezoekers, die onomwonden open en eerlijk tegen hem waren. Dewi was een welkome verademing. Op 8 oktober 1965 schreef Bung Karno haar onder meer: ‘Begrijp mij niet verkeerd. Ik glimlachte bij de kabinetsvergadering om de wereld te laten zien, dat ik veilig ben en dat ik de situatie in de hand heb. Je weet dat de NECOLIM persGa naar voetnoot1. zegt, dat ik verloren ben of althans bijna. Ook lachte ik omdat ik mijn volk opnieuw vertrouwen en kracht wil geven.’ Dan vervolgde hij:’ Weet je dat ik de vermoorde generaals onmiddellijk tot pahlawansGa naar voetnoot2. van de revolutie heb verklaard en dat ik hen allen met één rang heb bevorderd?’ | |
[pagina 186]
| |
Ik blijf het met Dewi eens, dat Bung Karno op 6 oktober 1965 niet in de eerste plaats aan de indruk, die hij op de wereldpers wilde maken zou hebben moeten denken, maar voor alles had moeten reageren op de vraagtekens die op dàt moment leefden in de harten van een diep getraumatiseerd volk, dat van hem wilde horen wat er gebeurd was. Hij had met enkele woorden van medeleven, desnoods met een gedeeltelijke verklaring over wat er was gebeurd, veel pijn bij een naar informatie hunkerende rakjatGa naar voetnoot3. kunnen wegnemen of verzachten. Maar hij verkoos volgens het Ortega y Gasset-recept er eerst het zwijgen toe te doen. Sukarno gebruikte die eerste weken na de staatsgreep om via zijn oude vertrouwde recept een politieke oplossing te zoeken, waardoor hij dus doorging met zijn beleid de PKI normaal bij de vergaderingen te betrekken. Suharto en de zijnen openden juist volgens in het geheim gemaakte afspraken met de CIA de jacht op communisten en alles en iedereen die verondersteld werd links te zijn. De president als Bapak van alle mensen, bleef de PKI beschermen. Suharto verzon dat de PKI op 30 september een coup had gepleegd en daarom vernietigd diende te worden. Beide mannen waren inderdaad uitersten. ‘Ik wist zeker, dat Sukarno geen PKI-man was,’ schreef zelfs Suharto in zijn autobiografie in 1989 (pagina 143).’ Zijn beleid had de PKI in de gelegenheid gesteld de vleugels uit te slaan, dat was waar. Maar het was ook weer niet zijn bedoeling geweest de PKI zoveel ruimte te verschaffen dat zij haar doel kon bereiken.’ Afgezien van de vraag of de PKI überhaupt in 1965 zich ten doel had gesteld zelfs in de toekomst naar de totale macht te grijpen, in de dagen van de staatsgreep was dit beslist niet het geval. Bovendien weet ik pertinent zeker, na tien jaren van doorlopend contact met Bung Karno zelf, dat hij ‘tot de garnalen zouden hebben leren fluiten’ zich met hand en tand zou hebben verzet tegen het verlenen van de totale macht aan links, de PKI, zoals hij zich na 1965 met alles wat in zijn vermogen lag verzette tegen het doorslaan van het politieke pendulum naar rechts, het leger en Suharto. Op 10 oktober 1965 schreef hij Dewi vanuit paleis Bogor opnieuw: | |
[pagina 187]
| |
Dear darling Dewi, my darling,
Om te beginnen kan ik niet naar Jakarta komen vandaag, omdat ik iets zéér belangrijks heb te bespreken met de staf van de Siliwangi-divisie vanmiddag in Bogor. Deze bespreking kan niet in Jakarta worden gehouden. De ontmoeting moet hier in het geheim plaatsvinden. Wanneer dit in Jakarta zou gebeuren zouden de mensen, vooral sommige militairen, er onmiddellijk de lucht van krijgen. De Siliwangi-staf is zéér bevreesd dat sommige militaire kringen in Jakarta er achter zouden komen.
Tegen jou, als mijn geliefde vrouw, die ik kan vertrouwen, kan ik in het geheim, zéér in het geheim zeggen, dat de Siliwangi-staf er zéér tegen is om generaal Adjie, ‘panglima’Ga naar voetnoot4. Siliwangi als hoofd van KOSTRAD in Jakarta te plaatsen en hem door generaal Umar, de huidige ‘panglima’ in Jakarta, te vervangen.Ga naar voetnoot5. De Siliwangi-staf wil, dat Adjie hun commandant blijft, omdat deze divisie mijn sterkste bolwerk is. Ik moet dit vraagstuk vandaag tot een oplossing brengen. Om die reden, darling, kan ik vandaag nog niet naar Jakarta komen. Werkelijk Siliwangi is mijn sterkste bolwerk. Ik moet ze zo dicht mogelijk bij mijn hart houden.
In werkelijkheid zou Suharto generaal Adjie laten vervangen door generaal Dharsono, waardoor de Siliwangi-divisie zou veranderen in één der meest rampzalige militaire anti-Sukarno en anti-PKI-eenheden. Generaal Adjie werd als ambassadeur naar Londen gezonden, alwaar ik hem ben gaan opzoeken en uitgebreid heb gesproken. Nog niet zo lang geleden verleende Suharto deze generaal de eretitel van ‘held der revolutie’ tijdens een ceremonie op het paleis, waarbij de bejaarde Adjie in een rolstoel verscheen. In Indonesische context worden vrienden vijanden en vijanden vrienden | |
[pagina 188]
| |
met een gemak, dat ‘Oost Oost’ maakt en ‘West West’. Tijdens een lunch met mevrouw Hartini Sukarno in 1994 vertrouwde deze dame mij toe, dat ‘Pak Harto eigenlijk een lieve man was, die zich liet leiden door traditiónele Javaanse mystiek’. Jarenlang correspondeerde ik met haar. In 1972 bracht ik enkele dagen met haar in Singapores ‘Mandarin Hotel’ door om haar toen nog betrekkelijk recente herinneringen op de band op te nemen.Ga naar voetnoot6. En warempel, een kwart eeuw later, nadat diezelfde Suharto haar man dood liet treiteren, was haar opvatting over deze man 180o gedraaid, een gedachtenkronkel welke ik dus niet in staat was te volgen, noch kon accepteren. Dewi, daarentegen, met een meer westers georiënteerd brein, handhaaft oök in de jaren negentig haar negatieve beoordeling van Suharto. In oktober 1965 onderhield zij dus intensieve contacten met de toenmalige top in Jakarta, om daarmee Bung Karno van dienst te kunnen zijn. Tussen haar en de heer en mevrouw Nasution waren een reeks schriftelijke boodschappen uitgewisseld. Het gevolg was, dat zij in een serie rapporten de president probeerde te overtuigen, dat hij van ‘Pak Nas’ niets had te vrezen, maar Sukarno wist echter toen al, wat in de jaren tachtig in vrijgekomen CIA-documenten zou worden bevestigd, dat Nasution aanvankelijk door de Amerikanen werd uitverkoren via een coup Sukarno op te volgen. De president wist van de missies van Ujeng Suwargana en het plan hem te isoleren en als een bloem te laten verleppen. Ik heb er immers op toegezien, dat Bung Karno wist van de geheime missies van Ujeng naar Den Haag, New York en Washington, dus ook daarover bestaat geen twijfel. In antwoord op Dewi's informatie, dat de president niets van Nasution had te vrezen, schreef hij haar op 10 oktober bijvoorbeeld: ‘Wat Nasution betreft ben ik nu tot de conclusie gekomen, dat ik hem kan vertrouwen. Hij is alleen onvolwassen in de politiek.’ Als Nasution in oktober 1965 onvolwassen in de politiek was, dan was Suharto bij hem vergeleken een politieke analfabeet. Bapaks zachtaardige reactie vis à vis Nasution in diens brief aan Dewi was enerzijds een uiting van appreciatie voor | |
[pagina 189]
| |
haar ijverige bemoeienissen om te helpen, maar anderzijds interpreteer ik die uitlating ook als een hlustratie van de psychische verwarring waarin hij in oktober 1965 verkeerde. Een aantal officieren had een voetzoeker onder zijn presidentschap laten afgaan. Hij verkeerde in extreme onzekerheid hoe de coup precies in zijn werk was gegaan. Het blijft opmerkelijk, dat mevrouw Nasution die dagen aan Dewi schreef, dat haar man nooit naar de macht van Sukarno had gestreefd, nooit aan moordaanslagen op hem had meegewerkt, zoals de geruchten het wilden en dat juist Nasution meer dan eens Bung Karno voor intriges van Subandrio had gewaarschuwd. Mevrouw Nasution schreef: ‘We zijn dankbaar voor uw hulp en begrip, welke zo kostbaar is, opdat uw echtgenoot deze informatie via u zal worden overgebracht.’ Dewi gaf inderdaad alles aan paleis Bogor door. Met de beste bedoelingen ter wereld ontvouwde mevrouw Dewi Sukarno die weken een initiatief om de president met diens twee voornaamste tegen hem samenzwerende generaals te verzoenen. Naast het feit, dat zij een onnoemelijke hoeveelheid informatie miste, waarover haar man wel beschikte, besefte zij kennelijk onvoldoende dat zij vanuit Japan in het land van het wayangspel was geparachuteerd. Op 29 november slaagde zij er in op het paleis in Jakarta een diner te organiseren, waar behalve Bung Karno en zijzelf de volgende personen aan deelnamen: generaal en mevrouw Nasution, generaal en mevrouw Suharto, vice-premier en mevrouw Johannes Leimena, ambassadeur Ismail Thajeb en diens echtgenote en de Japanse ambassadeur en diens vrouw. Dewi herinnerde zich die unieke avond als ‘een intiem samenzijn van Bapak met zijn zonen’. Er viel geen onvertogen woord. Er scheen voor haar zelfs een sfeer van wederzijdse genegenheid te hebben geheerst. Zij had het onmiskenbare gevoel gekregen, dat de basis werd gelegd voor een bredere verzoening tussen Sukarno, Nasution en Suharto. Zij vergat echter dat zij in Jakarta was, en niet in Tokyo, New York of Parijs. Zij hield onvoldoende rekening met het puur Javaanse sentiment van ngabekti, wat Niels Mulder heeft omschreven als het geven van eerbetoon van kinderen, dikwijls zonen jegens de vader, als een semi-religieuze daad van eerbied. Bung Karno was in 1965 nog altijd de Bapak van de Indonesische natie in haar geheel. | |
[pagina 190]
| |
Suharto lag zelf kennelijk overhoop met zijn Javaansheid en opstandige gevoelens jegens Bung Karno. Over zijn president schreefhij in 1989 in zijn autobiografie: ‘Ik ben het kind van arme boeren. Maar mijn vader heeft me iedere keer voorgehouden dat ik altijd eerbied moest hebben voor ouderen.’ (pagina 119) Hij voegde er tegen president Sukarno aan toe: ‘Ik acht u nog steeds hoog, zoals ik mijn ouders hoog acht. Voor mij bent u niet alleen de leider van het volk: ik beschouw u als mijn eigen vader. Ik wil u hoog dragen.’ De generaal maakte zijn woorden allerminst waar. Suharto leed in 1965 al langere tijd aan zelfoverschatting, en dacht dat hij beter dan Bung Karno wist wat opportuun voor het land was. Hij was het met Bung Karno's leiderschap niet eens, omdat de president Indonesië buiten de Koude Oorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie wilde houden en noch in de zakken van de ene supermacht noch in die van de andere terecht wilde komen. Dan redeneert de generaal in zijn autobiografie als volgt: ‘Ik bleek niet zonder meer loyaal (aan Sukarno) te kunnen zijn, want als ik zijn wensen gehoorzaamde zou dat betekenen dat ik kwaad moest aanrichten.’ (pagina 121) Dit schreef de Pol Pot van Indonesië een kwart eeuw nadat hij het grootste bloedbad uit de Indonesische geschiedenis aanrichtte om zijn eigen wil door te drijven, en met behulp van de CIA en de club van rijke landen, voorgezeten door Nederland, alle tegenstand uit te roeien van die Indonesiërs, die het als patriotten met Bung Karno en niet met Suharto eens waren. Suharto is niet alleen de verrader van het Indonesische volk, maar zag ook keer op keer kans aan zijn president en opperbevelhebber zijn persoonlijke genegenheid en eerbied te bewijzen, om vijf minuten later het paleis weer uit te lopen en in zijn memoires te schrijven: ‘Uiteindelijk had hij (Sukarno) wel door dat ik mij niet zo gemakkelijk liet bevelen, dat ik mijn eigen opvattingen had.’ (pagina 122) |
|