Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
Jakarta (1)in 1965 stond de Republiek Indonesië twintig jaar op eigen benen. Het land was als nieuwe natie enigermate volwassen geworden. In 1925, toen hij zijn revolutie van rising expectations begon wist hij zich gesterkt door de gevoelens van de overgrote meerderheid van Indonesiërs, die hem het leiderschap van de vrijheidsstrijd in handen gaven en toevertrouwden. In 1945, bij het hijsen van de rood-witte Indonesische vlag, bereikte zijn populariteit een hoogtepunt. In 1965 had hij redenen om minder zeker van zijn zaak te zijn. De massa was hem onveranderlijk trouw, maar er waren ook voor het eerst krachtige stromingen, met het accent op delen van de strijdkrachten,Ga naar voetnoot1. die vraagtekens bij zijn leiderschap plaatsten. De Luchtmacht, de Marine en het Korps Mariniers (KKO) waren uitgesproken pro-Bung Karno gebleven. Gezien de aanhoudende aanslagen op de president was het zogenaamde Tjakrabirawa Regiment opgericht, bestaande uit 3000 man elitetroepen onder aanvoering van generaal Sabur. Het waren voornamelijk parachutisten, opgeleid in guerrilla-oorlogvoering. Driehonderd van hen fungeerden als permanente bodyguards en beschikten over dezelfde bloedgroep als de president. Het noodzakelijk geworden beschermende schild rond de president beperkte niet alleen zijn bewegingsvrijheid van voorheen, maar veranderde het paleis meer dan ooit tevoren in een gewapende veste. Ik had in 1956-1957 nog de situatie gekend, dat men vrijwel ongecontroleerd binnen kon komen. In 1965 was ook dit een ander verhaal geworden. Na problemen met het leger in 1950, 1952, 1955, 1956, 1957 en de | |
[pagina 168]
| |
CIA-coup van 1958 betekende in 1965, dat bij de verwachting van een nieuwe Putsch door militairen de bewaking van Bung Karno maximaal werd opgevoerd. Intussen was Jakarta een soort wespennest van de meest absurde coup-geruchten geworden. Er bestond in de visie van de anti-Sukarno-samenzweerders een ideaal klimaat voor de omverwerping van de Sukarnistische status-quo. De president besefte tot in de toppen van zijn vingers wat er aan de hand was. Nog enkele weken voor de coup vroeg hij in het bijzijn van Dewi, die mij dit heeft meegedeeld, aan chef-staf Yani van het leger waar de Dewan Djendral mee bezig was. Generaal Yani antwoordde, dat Sukarno als opperbevelhebber zich geen zorgen behoefde te maken, ‘want die groep van generaals staat onder mij’. Voor een succesvolle machtsovername door officieren stonden tussen Suharto en president Sukarno alleen de generaals Yani en Nasution in de weg. In de nacht van 30 september op 1 oktober 1965 werd generaal Yani vermoord, met vijf andere generaals, de adjudant, luitenant Tendean, en het dochtertje van generaal Nasution. Nasution zelf kon over een schutting vluchten vóór ook hij werd doodgeschoten, waarmee de weg voor Suharto naar het paleis wijd openstond. Hij had nu nog slechts met Bung Karno af te rekenen, want Nasution verstuikte een voet en was praktisch buiten gevecht gesteld. Eveneens enkele weken voor de coup van 1965 kwam Sukarno's voormalig trouwste adjudant, generaal SugandhiGa naar voetnoot2. de president op het paleis zogenaamd voor diens bestwil meedelen, dat een PKI-coup aanstaande was. Sugandhi was reeds eerder naar de CIA-samenzweerders overgelopen. Bung Karno hield hem voor uitstekend op de hoogte te zijn, dat niet de PKI maar een Dewan Djendral boze plannen had. Thomas Mann heeft natuurlijk ook niet voor niets ‘anti-bolsjewisme als de grondwaanzin van een epok’ aangeduid. Sugandhi was door de jaren heen van loyale presidentiële aide-de-camp veranderd in een geobsedeerde anticommunist. Zijn vroegere evenknie, generaal Sabur daarentegen, bleef Bung Karno tot het einde trouw en commandeerde de Tjakrabirawa-militairen. De aanloop tot de coup van 1965 had Jakarta in één grote | |
[pagina 169]
| |
omong-kosongGa naar voetnoot3. stad veranderd. Zelfs dr. Subandrio zou in 1966 voor zijn rechters verklaren, dat er die dagen zoveel valse berichten circuleerden, dat ook hij niemand en niets meer geloofde. Minister Subandrio stond op dat moment nog aan het hoofd van de Indonesische CIA. In 1965 hadden alleen de Amerikanen en de CIA een motief om een omwenteling in Indonesië te wensen. De oorlog in Vietnam werd door LBJ naar nieuwe hoogten opgevoerd. Een Indonesisch leger van 500.000 man in de rug van de Amerikanen, vechtend voor hun leven in de Mekong-delta en aangevoerd door een vijandig gezinde Sukarno, was een levensgroot gevaar. Zoals via inmiddels vrijgekomen documenten uit Washington onomstotelijk is bewezen was de CIA al sedert het mislukken van de geplande coup in 1958 onophoudelijk bezig naar ‘bruikbare Indonesische officieren’ te zoeken. Generaal Suhario Padmodiwigo legde me nog onlangs in Jakarta uit hoe dit in zijn werk ging. Jarenlang bestond een afspraak tussen Washington en het Indonesische leger, waarbij officieren op Amerikaanse trainingscentra zouden worden opgeleid. ‘In de praktijk betekende dit,’ aldus generaal Suhario, ‘dat de CIA op de loer lag ons te selecteren op wie er “bruikbaar” zou zijn voor een coup tegen Sukarno. Als mij een dergelijk voorstel zou zijn gedaan zou ik de persoon in kwestie recht voor zijn raap hebben geschoten.’ Generaal Suhario, indertijd legercommandant op Kalimantan en vertrouweling van Bung Karno werd door de toenmalige president eveneens naar de hogere officiersschool in Moskou gezonden volgens Bapaks onveranderlijke uitgangspunt, de supermachten te benaderen volgens het beginsel van gelijke monniken gelijke kappen. Sukarno was waarachtig niet-gebonden. Dit werd hem in Washington niet in dank afgenomen. De gemakkelijkste weg om de wereld en Indonesische quislings tegen hun leider op te stoken was dus om hem een communist te noemen. Een minder snuggere generaal als Sugandhi trapte hier dan ook prompt in. Hij was de enige niet. Aan de vooravond van de coup in 1965 circuleerde bijvoorbeeld het absurde verhaal, dat de artsen, die premier | |
[pagina 170]
| |
Chou En-lai naar Jakarta hadden gezonden om bij zijn nier-problemen behulpzaam te zijn, de president zouden hebben opgegeven. Sukarno zou binnen afzienbare tijd sterven. In werkelijkheid leefde hij nog tot 1970. Ook werd verteld, dat de president tijdens een toespraak in het Senajan-stadion de avond van 30 september 1965 onwel zou zijn geworden. Dewi Sukarno herinnerde zich die avond als volgt. Zij bevond zich voor het diner in gezelschap van de ambassadeur van Iran en diens echtgenote in de ‘Nirwana Club’ van ‘Hotel Indonesia’. De president was na diens toespraak naar het paleis gereden om zich om te kleden en haalde zijn vrouw bij het hotel af. Een adjudant was naar boven gekomen om haar te halen. De presidentiële Cadillac stond onopvallend geparkeerd, enkele bodyguards in burger zaten in de auto. Zij reden naar haar villa ‘Wisma Jaso’, waar als gebruikelijk tegen middernacht een koud buffet werd geserveerd. Zij waren daarna nog even samen in de tuin. In de vroege ochtend werd de president door een adjudant gewekt. Sukarno liet Dewi rustig slapen. Men begaf zich op weg naar het paleis, maar onderweg werd besloten naar het huis van een vriendin van de president te gaan omdat, zo heette het, er onduidelijke troepenbewegingen nabij het Merdeka-paleis werden waargenomen. Later bleek dat het juist om Sukarno-gezinde militairen was gegaan. Vervolgens begaf Sukarno zich naar de militaire vliegbasis Halim. Dewi vertelde me in 1970 in Parijs: ‘Bapak mankeerde absoluut niets die avond van de 30e september.’ ‘Waar komt dat gerucht, dat hij in het Senajan-stadion ziek zou zijn geworden dan vandaan?’ vroeg ik. Dewi: ‘Een paar weken eerder had de president inderdaad bij het ontbijt een lichte hartaanval gehad. Hij was in elkaar gezakt. Het bleef bij een kortstondig moment en het incident was ongemerkt voorbijgegaan. Maar de geruchten verspreidden zich, dat hij erg ziek was. Op de ochtend van de attaque van Bung Karno, kwam vice-premier dr. Subandrio onmiddellijk naar ‘Wisma Jaso’, liet me wakker maken en zat hysterisch te huilen aan mijn bed. Hij zei zich geen raad te weten indien de president inderdaad zou overlijden.’ Dit had deze meneer overigens uitstekend ingeschat, zonder Sukarno was hij niets meer. Pas in 1995 zou generaal Suharto hem vrijlaten. | |
[pagina 171]
| |
Ook Emile van Konijnenburg heeft de president later naar het voorval tijdens het ontbijt op het Istana gevraagd. Sukarno bevestigde, dat hij inderdaad als gevolg van hartklachten onwel was geworden. Ook vertelde hij, dat toen hij weer bij bewustzijn kwam hij een hem bekend gedicht voor zichzelf in het Nederlands had opgezegd, omdat hij wilde nagaan of zijn geheugen nog normaal functioneerde. Op 2 oktober 1965, nadat Bung Karno al één dag op de vliegbasis Halim verbleef, schreef hij Dewi als volgt: | |
[pagina 172]
| |
De president gaf hier aan, dat het om een conflict tussen militairen ging, oftewel pro-en-contra PKI. Ook Ruslan Abdulgani sprak later tegen mij over kortsluiting tussen een Dewan Djendral enerzijds, en een Dewan Revolusi, bestaande uit links-georiënteerde, progressieve lagere rangen in de strijdkrachten, waaronder ook jongere hoge officieren en elementen van de PKI, anderzijds. Volgens deze interpretatie van de coup in 1965 ontketende de Dewan Revolusi volgens het dictum, de eerste klap is een daalder waard, in de nacht van 30 september een actie om de voornaamste generaals, die geacht werden met de Dewan Djendral geassocieerd te zijn, bij voorbaat uit te schakelen. Gebruik makend van de verwarring zag Suharto zijn kans om als derde hond met het omstreden been ervandoor te gaan. De speculaties over wat er die fatale nacht in de recente geschiedenis van de jonge republiek precies is gebeurd, houden aan. Het werkelijke verhaal van de coup van 1965 moet uiteraard nog geschreven worden. Zolang de overwinnaars in Jakarta aan de macht zijn en van het land, zoals journalisten me dit jaar nog in Jakarta verzekerden, ‘een fascistische politiestaat’ maken, is er niet de minste kans dat de waarheid over 1965 zou kunnen worden geconstrueerd. Voltaire zei al, dat als over eenzelfde gebeurtenis twee verschillende rapporten bestonden ze naar alle waarschijnlijkheid geen van beide op waarheid berustten. President Sukarno vertelde me in 1966 over de coup twee geheime verslagen te hebben ontvangen, die hij geen van beide geloofde. Op 3 oktober 1965 schreefde president opnieuw aan Dewi. | |
[pagina 173]
| |
Het belangrijkste aspect van deze brief, geschreven op de derde dag na de coup, is dat Bung Karno niet wist dat Yani reeds in de nacht van 30 september was gedood. Het tweede aspect, dat opnieuw naar voren komt, is dat de president, die in 1965 het 40e jaar van leiderschap van de Indonesische revolutie beleefde, lang genoeg met het bijltje had gehakt om te weten dat hij bij een botsing tussen rechts-georiënteerde en links-georiënteerde officieren een legercommandant nodig had, die niet zelf met de PKI verbonden was, of zoals Suharto, die met één been aan de CIA was geklonken. | |
[pagina 174]
| |
Suharto had echter heel andere plannen dan zijn opperbevelhebber Bung Karno. Toen de president generaal Pranoto ontbood naar Halim te komen om de tijdelijke opvolging van Yani te bespreken, bevond de generaal zich toevallig op het KOSTRAD-hoofdkwartier van Suharto, die hem prompt verbood het bevel van de president op te volgen. In Den Vaderland Getrouwe beschreef ik dit optreden van Suharto als het moment waarop hij aanwijsbaar verraad pleegde. Generaal Mursid kwam mij later in Amsterdam-Noord bezoeken en zei: ‘Wim, je hebt voor ons in Indonesië een prachtig boek over Bung Karno geschreven. Denk er echter een volgende keer aan, dat Suharto niet verraad maar hoogverraad pleegde.’ In zijn autobiografie schreef Suharto over het gebeurde later het volgende: De president was na rijp beraad naar paleis Bogor gegaan. Suharto werd aldaar ontboden en hem werd door de president meegedeeld, dat hij zelf de dagelijkse leiding had overgenomen en Pranoto met de uitvoering had belast. ‘Ik zweeg even maar wist me te bedwingen,’ schreef Suharto in 1989. ‘Ik zou u willen rapporteren,’ aldus generaal Suharto, ‘dat ik op eigen initiatief het commando heb genomen en voorlopig de leiding van de landmacht heb overgenomen. Ik heb dit initiatief genomen, omdat het de gebruikelijke gang van zaken is dat ik, in het geval generaal Yani verhinderd is, altijd de aangewezen man ben om hem te vervangen.’Ga naar voetnoot4. Na enig over en weer gepraat bereikte Sukarno andermaal een typisch Indonesisch compromis, waarbij hij toezegde in een radiotoespraak bekend te zullen maken, dat Suharto de verantwoordelijke man was geworden om orde en rust in het land te bewaren, terwijl generaal Pranoto dagelijks uitvoerder bleef als eerder schriftelijk bekend gemaakt. ‘De bevordering van generaal Pranoto tot dagelijks uitvoerder zinde mij niets. Ik vertrouwde hem niet zo. Maar ik deed er maar het zwijgen toe,’ aldus Suharto in zijn autobiografie. Dank je de koekoek. Suharto zag alleen nog pro-Amerikaanse officieren voor vol aan, dus Pranoto met diens ongebondenheid aan noch links noch rechts was voor Suharto een rotte appel in de mand, die hij bezig was te vullen met ‘bruikbare’ pro-CIA-officieren. | |
[pagina 175]
| |
Megawati, Sukarno's oudste dochter, vroeg haar vader die dagen waarom hij Suharto zijn zin had gegeven. ‘Ach, hij wilde het zo graag,’ was voor haar het ontstellende antwoord, zoals zij zich dit in 1995 herinnerde. |
|