Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
New York (1964)voor indonesiërs is new york een geliefde trekpleister. Er woonden veel studenten, waarvan sommigen langere perioden bij me woonden. Zo leerde ik die dagen de dichter Rendra kennen. Ook vrienden uit Jakarta kwamen soms mampir.Ga naar voetnoot1. Nasutions afgezant Ujeng Suwargana was een geregelde bezoeker geworden. Bij een toevallige ontmoeting in het warenhuis ‘Macy's’ bleek ook hij over het geheime rapport van ‘professor’ Verrips te beschikken. Hoe kon het anders? Beide heren waren CIA-georiënteerd. Bij een andere gelegenheid zag ik hem in het kantoor van de militaire attaché op de ambassade in Washington ijverig achter een typemachine zitten. Generaal Suijo Sularso was die dagen militair attaché. Pak Ujeng gebruikte de faciliteiten van de regering Sukarno om met de CIA tegen het wettige gezag in Jakarta te conspireren. Ik dineerde zelfs een tweede maal met deze meneer in ‘Finale’. Hij deed toen een uitspraak, die tussen 1967 en het overlijden van Sukarno, op 20 juni 1970, naar de letter bewaarheid zou worden. Ujeng zei: ‘We zullen Sukarno isoleren en als een bloem die geen water meer krijgt laten sterven’. Dit zou inderdaad exact de behandeling zijn welke het regime Suharto hem zou toedienen. Intussen was een oude vriend, kolonel Sutikno Lukitodisastro naar het bureau van de militaire attaché in Washington overgeplaatst.Ga naar voetnoot2. Op 18 oktober 1964 belde hij me in Long Island op en kondigde aan, dat een generaal uit Jakarta in kamer 1040 van het Newyorkse Hilton Hotel aan Sixth Avenue logeerde en gaarne een gesprek met me wilde hebben. Hij | |
[pagina 146]
| |
werkte voor de militaire inlichtingendienst en was een vertrouweling van Bung Karno, zo werd gezegd. Ik wilde vooral weten hoe de ontwikkelingen in Jakarta verhepen, omdat de president met hand en tand vasthield aan zijn NASAKOM-concept, een samengaan van nationalistische, religieuze en communistische stromingen in het land, waarvan ik wist dat juist hierdoor steeds grotere aantallen Indonesiërs afhaakten en vraagtekens begonnen te plaatsen bij Sukarno's leiderschap. Ik werd ontvangen door een vriendelijke heer in maatkostuum, die generaal Parman bleek te zijn. Hij vertelde driemaal per week aan de president persoonlijk te rapporteren. Er was geen enkele reden ongerust te zijn over diens wel en wee. ‘Hij maakt het uitstekend,’ vertelde Parman. ‘Ik kende de oude heer al toen ik nog maar 16 jaar oud was. Na de oktoberaffaire in het legerGa naar voetnoot3. was eerst kolonel Lubis zijn uitverkorene. Maar toen Lubis later het verkeerde pad op ging, door zich in 1958 met de (CIA)rebellie te Padang in te laten, is het weer goed geworden tussen Bapak en mij. In die tussentijd werd ik door hem niet meer gegroet of herkend. Hij laat twee partijen rustig uitvechten. Hij zal gedurende een dergelijke strijd om de overwinning geen van beide strijders steun geven. Hij pikt de overwinnaar.’ Generaal Parman vervolgde: ‘Bung Karno laat iedereen denken, “jij bent mijn kroonprins”. Hij is een meester in het verzamelen van talent om zich heen. Zelfs Subandrio staat soms perplex wanneer de president in een vergadering zijn mening geeft.’ Hij benadrukte tot de naaste adviseurs van generaal Yani te behoren. Terwijl ik naar hem luisterde probeerde ik tussen de regels door naar de werkelijke achtergronden van wat hij zei te zoeken. Kolonel Sutikno had me toevertrouwd, dat ook hij Verrips kende. Hij was de Indonesische officier geweest, die deze CIA-man na diens overval op de Javaanse bank in Surabaja in 1950 had gearresteerd, waarna hij een aantal jaren in Indonesië de bak in was gedraaid. Tot mijn onuitsprekelijke verbazing bleek nu ook generaal Parman een persoonlijke vriend van Verrips. De man had inderdaad ook tegen mij gesproken over diens contacten met de generaals | |
[pagina 147]
| |
Nasution en Yani en kolonel Pandjaitan in Bonn, maar nu bleek dat de informaties van Verrips andermaal op waarheid berustten. Het onderwerp Verrips scheen hem te emotioneren. Hij stond voor het eerst op en begon te ijsberen. ‘U bent dus zelf met Verrips bevriend, zoals hij me vertelde?’ vroeg ik. ‘Zeker, ik ken hem al vele jaren. Ook toen hij indertijd in Indonesië was. Hij kan ook wel wat! Hij heeft tijdens de Nieuw-Guinea-crisis immers een aantal Nederlandse politici in het volstrekte geheim naar België gebracht?’ ‘Is u bekend, dat Verrips betrekkingen onderhield met PvdA’ers Suurhoff en Goedhart?’ ’ ‘Zeker, die waren er bij.’ Generaal Parman vroeg waar hij ‘professor’ Verrips kon vinden, want hij zou via Nederland reizen. Ik pakte de telefoon in de hotelkamer op en lokaliseerde hem. Hij was op bezoek bij de heer Reindert Zwolsman in Wassenaar. Parman en Verrips spraken vervolgens als oude vrienden met elkaar en maakten een afspraak om elkaar de daarop volgende week in Nederland te ontmocten.Ga naar voetnoot4. In Tegels Lichten doet Henk Hofland Verrips afals een onderwereldfiguur, die fabels vertelde, zichzelf voortdurend tegensprak, aan wiens kronkels geen touw was vast te knopen en over wie Frans Goedhart en ik met ‘romantische vertedering’ zouden spreken. Hofland maakte zich van het verschijnsel Verrips al te gemakkelijk af. Ik ken hem trouwens veel te lang en te goed om niet te weten, dat hij veel te lui is om zaken tot op het been uit te vlooien. Hij heeft verreweg het langste gedeelte van zijn journalistieke loopbaan rond de Nieuwezijds rondgehangen. Ujeng Suwargana wordt door Hofland in Tegels Lichten opgevoerd als ‘een aardige man, die veel glimlachte, goed luisterde en uitstekend Nederlands sprak’. Zeven jaar na de CIAcoup in Indonesië publiceerde Hofland dit boek, kennelijk zonder ooit te hebben ontdekt, dat de vriendelijke Pak Ujeng een eersteklas verrader was, die de boodschappenjongen voor generaal Nasution bij de CIA in Washington was. De CIA wordt door Hofland in verband met wat hij over Indonesië, Sukarno, Nasution, de groep-Rijkens en wat hij over mij de- | |
[pagina 148]
| |
biteert zelfs in het geheel niet genoemd. Het is te vergelijken alsof je de coup in Chili van 1973 tegen president Salvador Allende Gossens zou weergeven alsof de CIA, Richard Nixon en Henry Kissinger van de prins geen kwaad zouden hebben geweten. Intussen blijkt mij bij het geven van lezingen aan universiteiten hier, dat het docentenkader Tegels Lichten de studenten warm aanbeveelt, terwijl Vaderland Getronwe, dat ik één jaar na Tegels Lichten deed verschijnen, onbekend is. Hofland en ik begonnen in hetzelfdejaar, dus in 1953 bij dezelfde krant. Hij trok geen rode kaart van Luns en de inlichtingendiensten. Ik wèl. Ra ra, hoe kan dat? Ik vroeg generaal Parman die middag in het Hilton in New York ofdr. Subandrio er nog altijd in slaagde president Sukarno essentiële informatie te onthouden, terwijl de president kennelijk steeds meer werd afgeschermd de laatste jaren. ‘Bapak ontmoet de chefs van staven iedere week,’ aldus Parman. ‘Ik zorg er anders wel voor dat niet gebeurt wat u hier suggereert.’ De naam van ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto viel, die inmiddels plotseling aan een hartaanval was overleden. ‘Weet u hoe dat toen is gegaan?’ vroeg de generaal. ‘U kent toch madame Supeni, Bung Karno's reizende ambassadrice uit die dagen? Zij was naar de Verenigde Naties gezonden, wat dus feitelijk de daerahGa naar voetnoot5. van Pak Kardjo was.’ Indonesiërs zijn buitengewoon formeel in dit soort zaken. Alle partijen staan in dit opzicht op hun strepen. ‘Er ontstond een geschil tussen de ambassadeur en de bezoekende ambassadrice over een simpele protocohaire kwestie,’ vervolgde generaal Parman. ‘Mevrouw Supeni stelde een telegram op, bestemd voor president Sukarno om zich over Pak Kardjo te beklagen. Maar een aan Sukardjo loyale code-officier van de permanente delegatie van Indonesië bij de UNO legde de boodschap ter goedkeuring op de werktafel van zijn ambassadeur. Pak Kardjo kwam terug van een lunch, vond het code-telegram aan de president, wond zich er dermate over op, dat hij dood voorover viel. Bung Karno had toen geen andere keuze meer dan voor madame Supeni te kiezen.’ Generaal Parman bleek de argumentatie uit het genoemde | |
[pagina 149]
| |
CIA-rapport van Verrips en Ujeng Suwargana volledig te onderstrepen, namelijk dat dr. Subandrio ‘een desastreuze invloed op president Sukarno had’. Hij vervolgde: ‘Ik zal u vertellen hoe deze Bandrio zijn paleisintriges uitvoert. U herinnert zich de in 1963 ontstane confrontatie tussen Indonesië en Maleisië? Om erger te voorkomen slaagde de Maleisische ambassadeur in Jakarta er in de Tunku Abdul Rahman er toe te bewegen de koning van Malakka een persoonlijke brief aan Bung Karno te doen schrijven, waarbij hij onze president uitnodigde voor een staatsbezoek aan Kuala Lumpur. De ambassadeur spoedde zich opgelucht en blij terug naar Jakarta en ging in zijn vreugde over het bereikte resultaat onmiddellijk naar het paleis om de koninklijke uitnodiging op het secretariaat van de president af te geven. U kent de man in kwestie, de heer Djamin. Maar protocollair maakte de ambassadeur een fout. De brief had eigenlijk via de minister van Buitenlandse Zaken naar de president behoren te gaan. Bovendien heeft Subandrio overal zijn spionnen zitten. Hij het onmiddellijk de brief van de koning van Malakka verdonkeremanen voor deze de president ter hand kon worden gesteld. Het resultaat was, dat Bapak onkundig bleef over deze officiële uitnodiging van het staatshoofd van Maleisië.’ Hij vervolgde: ‘U weet zelfs hoe Bapak op dit soort vlagvertoon en officiële uitwisselingen is gesteld, ook omdat hij ons land in de wereld wil presenteren en bekendmaken. Op dat moment was het nog niet te laat. Als de president inderdaad naar Kuala Lumpur was gegaan zouden we naar alle waarschijnlijkheid nooit een Ganyang MalaysiaGa naar voetnoot6.-campagne hebben gekend.’ Ik vroeg de generaal of Bung Karno ooit de waarheid over Bandrio's intriges als hier beschreven, te weten was gekomen. ‘Ja, maar u moet dan ook weten hoe de president hiervan op de hoogte werd gebracht,’ aldus generaal Parman. ‘Terwijl mevrouw Supeni, de reizende ambassadrice, van de uitnodiging van de koning aan Bapak terdege op de hoogte was zei ze er niets over tegen de president. Niemand durfde bij Bung Karno over Subandrio te klikken. Intussen begon de ambassadeur van Maleisië voorzichtig enige druk uit te oefenen, want de man stond tegenover zijn koning in zijn hemdje. | |
[pagina 150]
| |
Pas nadat madame Supeni zelf met dr. Subandrio in conflict raakte heeft zij Bung Karno over het bestaan van de uitnodigingsbrief van de koning aan de president verteld. Maar toen was het dus al te laat.’ Enkele dagen na het gesprek met generaal Parman werd ik door Werner Verrips uit Nederland opgebeld. ‘Waarom heb je me weer met Parman in contact gebracht?’ riep hij geagiteerd. ‘Om de eenvoudige reden dat jullie beiden zeiden vrienden van elkaar te zijn.’ ‘Draai er niet omheen, wat verberg je voor me? Ik word hier bedreigd,’ was zijn opgewonden boodschap. Dit leek me trouwens sterk, want sinds ik deze man kende had hij mij bedreigd, bijvoorbeeld dat ik met een vrachtwagen uit de weg zou worden geruimd als ik de groep-Rijkens voor de voeten zou blijven lopen. Nu schenen de rollen te zijn omgedraaid. Het was moeilijk vanuit Long Island me een beeld te vormen over wat er werkelijk aan de hand was. Tegelijkertijd had hij Hofland opgebeld met de mededeling ‘dat er mensen waren die hem wilden vermoorden’. Volgens Hofland was Verrips die dagen in ernstige financiële moeilijkheden geraakt.Ga naar voetnoot7. De Justitie zat achter hem aan, want de ‘professor’ was in frontale botsing geraakt met de heren rond Paul Rijkens, die ook jegens hem beloften of financiële toezeggingen niet waren nagekomen. Hij had nu ook Pak Kelintji ernstig bedreigd, die op zijn beurt de Officier van Justitie in Utrecht had ingeschakeld.Ga naar voetnoot8. Hofland stelde het voor alsof Verrips aan het einde van zijn latijn was die dagen. Niets was minder waar. Op 4 december 1964 was hij 's ochtends vroeg op pad gegaan en had in zijn Mercedes-coupé de bungalow in Huis ter Heide verlaten met bestemming Amsterdam. Hij zei tegen zijn vrouw op tijd thuis te zullen zijn om met de kinderen en haar het Sint-Nicolaasfeest te vieren. Om 14:15 uur was een politieman haar komen vertellen, dat Web Verrips later die ochtend bij een viaduct met zijn SL 180 sportwagen dodelijk was verongelukt. | |
[pagina 151]
| |
Terecht beklaagde Hofland zich er over, dat Rijkens in diens memoires met geen woord rept over diens bemoeienissen met Werner Verrips.Ga naar voetnoot9. Ik, die als enige lang en uitgebreid met de heren rond Rijkens te schaften heb gehad, verbaasde me hier niet over. Ik leerde mijn pappenheimers kennen als lieden zonder werkelijke moed in hun gedrag, met uitzondering van misschien Koos Scholtens (Shell) en Van Konijnenburg (KLM). De club-Rijkens was oer-Hollands en wilde permanent voor een dubbeltje op de eerste rij zitten. Verrips bedreigde deze club om die reden. Ik zweeg, maar dacht er het mijne van. De filosoof Kant meende dat de meeste mensen uit krom hout waren gesneden. Van Konijnenburg leek nog het meest op djati,Ga naar voetnoot10. maar hij vergat er voor te zorgen, dat zijn voortreffelijke historisch waardevolle Sukarno-en-Nieuw-Guinea-archief bewaard zou blijven. Zijn erfgenamen hebben het vernietigd. Wellicht kon ook Pak Kelintji's Handel en Wandel het daglicht niet verdragen.Ga naar voetnoot11. Paul Rijkens noemde mij in zijn herinneringen ‘een troebele, niet serieus te nemen bron’. Hij verschool zich achter collega mr. G.B.J. Hiltermann, de man die één week vergeefs in een Romeinse hotelkamer op het telefoontje zat te wachten, dat hem bij het Indonesische staatshoofd had moeten toelaten. Rijkens liet Hiltermann zeggen, dat ik als bemiddelaar in de Nieuw-Guinea-zaak ‘geen enkele rol had gespeeld’. Hiltermann wist dus ook niet hoe in 1961 het bezoek van prins Bernhard aan JFK in elkaar had gezeten. Aldus meende Paul Rijkens via ongeïnformeerd en onbesuisd geschrijf van Hiltermann c.s. wraak te nemen, en nog wel in zijn officiële memoires, omdat ik hem meer dan eens met de billen bloot had laten gaan voor gebrek aan eerlijkheid, moed en doortastendheid. Je kunt beter geen herinneringen presenteren, dan het nageslacht opzadelen met halve waarheden. Paul Rijkens serveerde zijn lezers een mislukte soufflé, die als slappe pap uit elkaar viel. Mijn 800 dagboeken van 1940 tot 1980 bevinden zich reeds ongecensureerd lock, stock and barrel in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. | |
[pagina 152]
| |
Luns liet gewoon een niet nader gespecificeerd aantal kisten met documenten verdwijnen, toen hij eindelijk tien jaar te laat de laan uit werd gestuurd. Daarnaast vertelde hij Michiel van der Plas nog de nodige documenten meteen al in de fik te hebben gestoken. Rijkens had beter helemaal zijn mond kunnen houden. Allemaal ‘Haagse heren’ van hetzelfde laken een pak. |
|