Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |
Amsterdam (1962)op 15 januari 1962 verschenen de eerste vette koppen in de internationale pers dat Indonesische motortorpedoboten in gevecht waren geraakt met Nederlandse oorlogsbodems. Het gedonder in de glazen was begonnen. Generaal Yani maakte bekend dat voorbereidingen voor een Indonesische invasie van Nieuw-Guinea in volle gang waren. De secretarisgeneraal van de UNO, de Burmees U Thant, riep op tot overleg.Ga naar voetnoot1. Kennedy kwam 19 januari 1962 zelf naar New York om met U Thant te overleggen hoe de botsing tussen Nederland en Indonesië alsnog voorkomen zou kunnen worden. Bung Karno reageerde op het Kennedy-initiatief met te verklaren, dat hij ook nog altijd een vreedzame oplossing zocht, welke voor beide partijen aanvaardbaar zou zijn. Hij zond opnieuw ambassadeur Sudjarwo Tjondronegoro naar New York als zijn speciale afgezant. Ik lunchte alleen met ambassadeur Sukardjo Wigopranoto, die de situatie cryptisch samenvatte: ‘Het gaat er nu om, Wim, om de Nederlanders te helpen, dat zij van slechte verhezers in goede verliezers veranderen. Dat is een draai, waar Luns in ieder geval nooit toe in staat zal zijn.’ Ik dacht: ‘Helaas heeft de man gewoon gelijk.’ Intussen was Robert Kennedy in februari 1962 in Indonesië en Nederland geweest. Bung Karno had hem kennelijk er van doordrongen, dat het getraineer van Den Haag hem zeventien jaar na de onafhankelijkheidsverklaring de keel uithing en dat Indonesië nu Irian-Barat gewapenderhand zou innemen. Een dergelijk nieuw conflict in Zuidoost-Azië was precies wat de regering Kennedy met het oog op de ontwik- | |
[pagina 124]
| |
kelingen in Laos en Vietnam tegen iedere prijs wenste te vermijden. RFK en Sukarno namen het besluit, dat in aanwezigheid van een derde partij, de Verenigde Staten, Indonesië en Nederland onmiddellijk zouden beginnen te onderhandelen. De gesprekken zouden nabij Middleburg buiten Washington op het landgoed ‘Huntlands’ plaatsvinden met de Amerikaanse ambassadeur Ellsworth Bunker als babysitter tussen de kibbelaars. Waar deze ontwikkeling in de praktijk op neerkwam was, dat uiteindelijk de Kennedy's Nederland, als bondgenoot, bij zijn nekvel uit het Indonesische moeras trokken. Dat zij hiertoe bereid waren is voor een belangrijk deel te danken aan prins Bernhard, die één jaar eerder er in slaagde met zijn bezoek aan het Witte Huis, de Amerikaanse politiek in dit opzicht een draai van 180 graden te doen maken. President Kennedy verwoordde het als volgt: ‘Ik ben het er mee eens, dat iedereen met onze rol weinig ingenomen schijnt, omdat wat wij doen een poging is van ambassadeur Ellsworth Bunker onder supervisie van U Thant, na te gaan wat zou moeten gebeuren om verder militaire escalatie op Irian-Barat te voorkomen. Strijd zou niet in overeenstemming met de belangen van beide landen zijn. Het is dus moeilijk in te denken, dat wij in staat zouden zijn voorstellen te doen die beide zijden met genoegen zullen ontvangen... De rol van bemiddelaar is nu eenmaal geen plezierige rol. Wij zijn erop voorbereid dat alle betrokken partijen bij tijd en wijle woedend op ons zullen zijn, wat niet zo erg is, zolang er maar vooruitgang wordt geboekt.’Ga naar voetnoot2. Robert Kennedy en diens echtgenote Ethel deden op de terugweg uit Jakarta even Den Haag aan, voornamelijk om de kepala batusGa naar voetnoot3. aldaar te sommeren geen minuut langer te dralen en onmiddellijk aan de conferentietafel plaats te nemen. Misschien wel het belangrijkste aspect van de visite van RFK aan depresidentie was, dat hij premier Jan de Quay voor eens en voor altijd duidelijk maakte, dat er nooit of te nimmer, ook niet door voorgaande regeringen, of door John Foster Dulles, aan Luns een garantie was gegeven, dat de Verenigde Staten | |
[pagina 125]
| |
aan Nederland militaire hulp zouden geven bij een Indonesische aanval op Irian-Barat. Als een bulldozer raudauwde Robert Kennedy door het zelfingenomen zogenaamd deftige politieke en diplomatieke wereldje van Den Haag, stapte op dozijnen tenen en zou voor altijd te boek komen te staan als een ongelikte beer, die zich aan geen enkele conventie had gehouden. Zelf schreef RFK in een boek over deze reis, dat hij in Den Haag een allerplezierigst gesprek met koningin Juliana (zonder Luns) had gehad. Geen wonder, want het koninklijk paar dacht er exact hetzelfde over als de groep-Rijkens: Nederland had al jaren geleden de bakens ten aanzien van Indonesië en Sukarno moeten verzetten. RFK hoorde zelfs van één gesprekspartner in Den Haag, dat het Indonesische volk eigenlijk de koningin van Nederland nog altijd als de werkelijke vorstin van Indonesië beschouwde.Ga naar voetnoot4. Precies op de kop af vijf jaar nadat wij vanuit Jakarta een adres aan de Staten-Generaal hadden gezonden om te beklemtonen, dat er geen andere oplossing voor de normalisering van betrekkingen met Indonesië zou zijn, dan te gaan onderhandelen met Sukarno, werd Nederland opnieuw als in 1949 bij de tweede politionele actie door Washington gedwongen met Indonesië aan één tafel te gaan zitten. De les van 1949 was in 1962 niet geleerd. Voor mij was hiermee de zaak Nieuw-Guinea beklonken. Ik nam mijn andere journalistieke werk, en mijn lezingentournee voor W. Colston Leigh in New York weer op. In 1959 was Fidel Castro in Havana aan de macht gekomen. Mijn derde bezoek aan Cuba lag alweer achter me. In Leopoldville, de Kongo, was Patrice Lumumba premier geworden. Ik maakte twee reizen naar het huidige Zaïre. Maar daarop ontving ik een telefoontje van Bob Tapiheru, de assistent van ambassadeur Zairin Zain, hetwelk mij opnieuw in de Nieuw-Guinea-affaire zou doen belanden. De notoire ‘professor’ Verrips was opnieuw in Washington opgedoken. Namens de groep-Rijkens bracht hij bezoeken aan Robert Kennedy, Walt Rostow, George McGhee en ande- | |
[pagina 126]
| |
re autoriteiten. Ook ambassadeur dr. J.H. van Roijen ontving de voormalige CIA-agent met open armen als medewerker van Rijkens. Dit betekende feitelijk dat prins Bernhard ook au courant moest zijn van het feit, dat de voormalige overvaller op de Javase bank in Surabaja een diplomatieke missie voor zijn vrienden uitvoerde. Tapiheru vertelde, dat Verrips door kolonel Magenda van de Indonesische militaire inlichtingendienst overal op de voet was gevolgd. Voor mij was de maat vol. Deze CIA-meneer hoorde niet in het gezelschap van de groep-Rijkens thuis. Ik besloot de ‘professor’ in de publiciteit te brengen. Ik maakte toen immers nog zelf deel uit van de groep? In 1962 waren mijn betrekkingen met Vrij Nederland bekoeld. Ik kende de reden niet maar desalniettemin vervoegde ik me op de eerste plaats bij hoofdredacteur P.M. Smedts. Vrij Nederland fungeerde in die dagen als onofficiële spreekbuis van de PvdA. Aangezien het Verrips-verhaal de heren Suurhoff en Goedhart, socialistische partijbonzen, bij de combines van de ‘professor’ in New York betrok, reageerde Smedts, dat hij deze keer mijn informaties te gek voor woorden vond. Hofland belde Frans Goedhart om het naadje van de kous te weten te komen. Het antwoord van het PvdA-kamerlid was: ‘Ik laat me niet provoceren door flessentrekkers en homoseksuelen’. Met Smedts was om meer dan één reden geen land meer te bezeilen. Het was de regering en Buitenlandse Zaken jarenlang een doorn in het oog geweest, dat ik als Nederlandse vriend van Bung Karno - die bovendien zijn mening over onze aartsvijand nummer één niet onder stoelen of banken stak - officieel bij de UNO geaccrediteerd was voor een opinieblad als Vrij Nederland. Den Haag was al jarenlang bezig ook dit laatste hjntje naar de vaderlandse journalistiek voor me te verzieken. Ambassadeur Schürmann had minister Luns zelfs geseind of hij er niet voor kon zorgen dat Vrij Nederland mij ontsloeg. Buitenlandse Zaken heeft jarenlang geprobeerd dit ontslag voor elkaar te krijgen. Aanvankelijk vertelde Smedts me hierover. Hij grapte dan dat BuZa hem weer een voortreffelijke lunch had aangeboden en zelfs daarbij had gezegd bereid te zijn mijn ontslagtelegram naar New York te zullen betalen.Ga naar voetnoot5. Het taboe over Sukarno zou rijksambtenaren | |
[pagina 127]
| |
trouwens inspireren om veertigjaar lang mijn rechten als burger of journalist met voeten te treden. Tot het moment, dat ik in 1991 via de Raad van State een aantal geheime telegrammen in bezit kreeg, die dus dertig jaar oud waren, wist ik niet dat Smedts, mijn hoofdredacteur, een gemene verradersrol speelde. Alle berichten die ik hem vanuit New York zond om hem van mijn handel en wandel op de hoogte te houden gaf hij door aan Luns, die op zijn beurt de informaties aan zijn ambassadeurs in Washington en bij de UNO in het geheim terug seinde.Ga naar voetnoot6. De vehemente taal van Smedts deed me in 1962 echter lont ruiken. Ik besloot hem te dumpen, ook al kon ik nog niets bewijzen. Ik ging opnieuw met Elseviers in zee. Op 19 mei 1962 stond ‘professor’ Verrips in geuren en kleuren breeduit in het rechtse opinieblad. Hoofdredaceur H.A. Lunshof bevond zich die dagen in Wenen, waar koningin Juliana en prins Bernhard op staatsbezoek waren. Lunshof wandelde met het nieuwe nummer van zijn opinieweekblad de kamer van Luns binnen en begon een conversatie over Verrips. De minister klom binnen de kortste keren, zoals wel meer bij zijn woedeaanvallen, in de hotelgordijnen. De onthullingen over de CIA-medewerker van Paul Rijkens brachten de bewindsman op de lumineuze gedachte enkele van zijn eigen geheime registers open te trekken. Luns had immers permanent een appeltje met de prins te schillen sedert diens visite aan JFK over Nieuw-Guinea, waarmee het beleid van de minister via à vis Sukarno definitief om zeep was geholpen? Hij wist bijvoorbeeld, dat tijdens een onlangs in Stockholm gehouden Bilderberg Conferentie ook Nieuw-Guinea ter sprake was gekomen. Luns stak van wal tegen Lunshof, die zich naar Amsterdam spoedde naar het toenmalige kantoor in de Spuistraat en zijn potlood sleep. Op 24 mei 1962 verscheen Het Verraad op de omslag van Elseviers Weekblad in de vorm van een tekening van Eppo Doeve van een Nederlandse marinier op Nieuw-Guinea, die van Rijkens en zijn mannen (lees prins Bernhard) een dolk in de rug gestoken kreeg. Het kabaal, dat vervolgens in politiek Den Haag en in de media losbrak over dit artikel, was formidabel. Ik constateerde die dagen dat Lunshof zijn explosieve | |
[pagina 128]
| |
verhaal baseerde op deels geheime informatie van Luns en deels geheime informatie van mij. Eén en ander veroorzaakte een acute woedeaanval van prins Bernhard bij diens terugkeer uit Washington op Schiphol. Hij voelde zich aangesproken door de frontale aanval op zijn vriend Paul Rijkens, waarbij niet uit het oog mag worden verloren, dat door met Verrips in zee te gaan, en hem ondanks Indonesische verzoeken dit niet te doen, tegen iedere prijs als afgezant te handhaven, hadden de prins en Rijkens zich de commotie eigenlijk zelf op de hals gehaald. De pers op Schiphol vroeg Z.K.H. wat hij deze keer in de Verenigde Staten had uitgespookt. Wel, hij had met president Kennedy over het redden van walrussen gesproken. Men vroeg dóór en stukje bij beetje kwam meer waarheid op tafel. Ja, hij had ook met JFK over Nieuw-Guinea gesproken. En toen nam de prinselijke kwaadheid het over, terwijl koningin Juliana verwoede pogingen ondernam hem af te remmen. ‘Het is de laatste jaren bepaald een sport geworden,’ aldus de prins, ‘om leden van het koninklijk huis aan te vallen in de pers’. En verderop: ‘Voor zover dit gebeurt in een kinderachtig blaadje als Propria Cures is dat niet belangrijk, omdat men van kinderen geen verantwoordelijkheidsgevoel kan verwachten. Maar, wanneer een blad als Elseviers met meneer Lunshof eraan begint, dan loopt het toch de spuigaten uit.’ Wat Lunshof had geschreven noemde hij ‘klinkklare leugens’. Dàt was een faux pas van proportie. Lunshof verhuisde naar ‘Hotel de Wittebrug’ in Den Haag en bond de strijd aan tegen prins Bernhard. Ernst van der Beugel, aan de overkant gezeteld in het KLM-gebouw aan de Raamweg, bemiddelde. Twee dagen later kwam er een telefoontje uit Soestdijk of Lunshof voor een glas sherry langs wilde komen. Hij was van huis uit een bourgondische pimpelaar die van vette sigaren hield, dus hij had geen bezwaar. Hoe het gesprek precies is verlopen behoort tot het geheim van Soestdijk, maar enige sportiviteit kan zijne koninklijke hoogheid niet ontzegd worden. Hij gaf ruiterlijk toe te ver te zijn gegaan. De avond van 12 juni 1962 verscheen bij het NTS-televisiejournaal eerst de heer Lunshof nogal triomfantelijk in beeld. ‘Z.K.H. had zich groot genoeg van karakter getoond,’ aldus de journalist, ‘om Elseviers zijn verontschuldigingen aan | |
[pagina 129]
| |
te bieden’ en daarmee was ook dit incident, dat eigenlijk met ‘professor’ Verrips was begonnen, gesloten. Verrips zelf woonde die dagen in Arnhem, en moest onderduiken. Hij verhuisde notabene naar Huis ter Heide, naar een bungalow met een zwembad, welke door Paul Rijkens werd gefinancierd. Mijn ouders, die dagen uit Zuid-Afrika teruggekeerd, bewoonden een bungalow van Pim Osieck, opper-ceremoniemeester van H.M. de Koningin, een paar lanen verderop. Maar dat Verrips mijn buurman was geworden zou ik pas later ontdekken. | |
[pagina 130]
| |
president Sukarno stelt de auteur voor aan een menigte in Samarinda op Kalimantan, 1957. foto: Indonesische leger
NTS televisie-interview met generaal Suharto (midden). Rechts kolonel Sutikno Lukitodisastro, links Willem Oltmans, 1966. foto: Loed Hentze
| |
[pagina 131]
| |
Sukarno spreekt zijn beroemd geworden rede To make a world Anew uit voor de Algemene vergadering van de Verenigde Naties in New York, 1960. foto: Unations
| |
[pagina 132]
| |
Op 24 april 1961 haalde president Kennedy Sukarno persoonlijk van het vliegveld af voor zijn bezoek aan het Witte Huis. foto: ANP
| |
[pagina 133]
| |
Met mevrouw Dewi Sukarno in mijn huis in Amsterdam-Noord, foto: Kors van Bennekom
Sukarno vierde zijn 60e verjaardag in Moskou bij Nikita Khrushshev. foto: Spaarnestad
| |
[pagina 134]
| |
President Sukarno tijdens zijn staatsbezoek aan Frankrijk na de lunch op het Elysée-paleis met Charles de Gaulle. Links dr. Subandrio. foto: ANP
| |
[pagina 135]
| |
Maarschalk Tito van Joegoslavië behoorde tot de persoonlijke vrienden van Sukarno. foto: ANP
| |
[pagina 136]
| |
Lunch in Peking partijleider Mao. foto Spaarnestad
Mevrouw Hartini Sukarno (midden) met haar tweede zoon Baju, momenteel (1995) werkzaam op het staatsscretariaat van president Suharto, en de sovjet ambassadeur en diens echtgenote.
|
|