Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
Belgrado (1961)op 14 juni 1961 had ik in Amsterdam Een Eerste. ontmoeting met de heer Ujeng Suwargana, een naaste medewerker van generaal Nasution, over wie ik al enige tijd bij geruchte had vernomen, dat hij West-Europa en de Verenigde Staten bereisde om een staatsgreep in Jakarta aan te kondigen. Volgens mij waren Indonesische militairen onderhorig aan de wettige regering en daarom feitelijk geen acceptabele gesprekspartners. Ik volgde de lijn Sukarno, Subandrio, Zain (Washington) en Sukardjo Wirjopranoto (UNO). Er was geen overwegend bezwaar de heer Ujeng als Indonesiër te ontmoeten, en het was een belangwekkende bijkomstigheid, dat hij een medewerker van generaal Nasution was. Daar eindigde voor mij het verhaal Ujeng Suwargana. Andere Nederlanders, zoals de uitgever Geert Lubberhuizen of cohega Hofland behandelden hem als een soort speciale afgezant van een Indonesische tegenregering.Ga naar voetnoot1. Op 15 juni 1961 bezocht ik ambassadeur Zairin Zain in het ‘Metropole Hotel’ in Brussel. Gealarmeerd door de heren van Rijkens over de heisa, die ik aan het veroorzaken was, was hij ijlings naar België overgewipt. Hij was het, die me in Washington had bepleit, dat er ‘een explosie’ moest komen om de kwestie Nieuw-Guinea opgelost te krijgen. Nu ik bezig was de affaire tot ontploffing te brengen ging het hem veel te snel. Het kabaal was formidabel. ‘Ik spreek tot je als broer tot broer,’ aldus dr. Zain. ‘Samen hebben we dit spel opgezet. Ik heb je steeds gecoacht. Ik gun je een mooie journalistieke carrière, maar je bent met je huidige actie het grote doel voorbij gestreefd. Ga om te beginnen | |
[pagina 105]
| |
maar vrede sluiten met Emile van Konijnenburg.’ Van mijn kant was er verder geen keet met de heren van Rijkens. Ze hadden een psychologisch-chirurgische ingreep nodig om tot het besef te komen, dat zij verder geen rol van betekenis meer konden spelen. Pater Beaufort was meer dan duidelijk geweest. ‘Wim,’ zei de ambassadeur die avond, ‘je moet een Minangkabauer worden. Je moet pentjakGa naar voetnoot2. toepassen. De strijder slaat terug, hij springt opzij, totdat de ander moe wordt. Ben je eigenlijk niet bang, dat meneer Philips jou door een paar mannetjes uit zijn fabriek een lel laat geven?’ ‘Nee, dat ben ik niet. Als ze het over die boeg willen gooien, moeten ze het maar doen,’ zei ik. De ambassadeur beklaagde zich er over, dat ik door mijn onafhankelijke actie - zoals een onafhankelijke deèlnemer aan het proces betaamt - hèm in een positie had geplaatst, dat hij nu òfvoor de groep-Rijkens en Van Konijnenburg moest kiezen òf voor mij. ‘Uw dilemma lijkt me eenvoudig,’ zei ik. ‘U moet het eens zijn met de partij, die wil voorkomen dat er op dit kritieke moment schijnvertoningen worden opgevoerd. De dagen van de groep-Rijkens zijn uitgeteld. Zij moeten zich weer met Unilever, de Shell en de KLM bemoeien. De oplossing is dankzij prins Bernhard weer volop een zaak voor beide regeringen, met mogelijk een derde regering, de Verenigde Staten, als bemiddelaar.’ Generaal Nasution opereerde in de marge van de Indonesische regering om namens de strijdkrachten en zijn Amerikaanse bondgenoten in de CIA op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen. Hij bevond zich plotseling die dagen in Parijs en zag kans op de Nederlandse televisie te komen. ‘Niet alleen de vragen maar ook de antwoorden (van Nasution) waren door een Nederlandse journalist geschreven, dit met het oog op een zo groot mogelijk effect op het (Nederlandse) televisiepubliek.’Ga naar voetnoot3. Wie de ghost writer voor de generaal was geweest vermeldde Hofland niet. Er werd die dagen beweerd, dat hij het zelfwas geweest. Het was volmaakt ondenkbaar dat Bung Karno, Subandrio, Zain of Sukardjo Wirjopranoto zich | |
[pagina 106]
| |
in het hoofd zouden halen om zich door een journalist uit Nederland te laten souffleren. De strijdkrachten in Jakarta wilden al even krampachtig tegen iedere prijs een eigen rol spelen, terwijl een kind op zijn vingers kon natellen, dat nu alleen de professionele diplomatie van beide landen nog een compromis zou kunnen bereiken. Op 27 juni 1961 zou generaal Nasution in ‘Hotel Königshof’ te Bonn een persconferentie geven. Ik reisde er in gezelschap van de toenmalige hoofdredacteur van Elseviers Weekblad, H.A. Lunshof en diens secretaris J.H. Barkey Wolff naar toe. Nasution werd geflankeerd door de later vermoorde kolonel Pandjaitan, die dagen militair attaché in West-Duitsland. De generaal noemde het van belang, dat zowel in Den Haag als in Biak de mening zou postvatten, dat Nederland zich uit Irian-Barat diende terug te trekken. De druk vanuit de Indonesische massa werd steeds krachtiger om het conflict met gewapend geweld op te lossen. So far, so good. Nasution richtte het woord tot de overvolle zaal met voornamelijk uit Nederland overgekomen journalisten zonder ook maar één keer aan de regering of de president van de Republiek te refereren. Hij sprak alsof hij in Jakarta de dienst uitmaakte. Wat de strijdkrachten betreft was dit een feit. Verder stond hij in dienst van het gouvernement. Ik stelde hem dus de vraag, of het juist was dat president Sukarno beslist niet van plan was het conflict over de Papoea's van eeuwigheid tot zaligheid te laten voortduren. Nasution bevestigde het standpunt van het staatshoofd volmondig. Op 1 september 1961 was ik in Belgrado, Joegoslavië, voor de tweede grote Conferentie van Nietgebonden Landen, die het Sukarno-initiatiefuit 1955 in Bandung steunden. Met zoveel aanwezige staatshoofden waren de veiligheidsmaatregelen maximaal. Het was moeilijker dan ooit bij de delegaties te komen, al nam kolonel Sabur wel een brief voor de president voor me mee. Vanaf de perstribune in de vergaderzaal bestudeerde ik hoe Bung Karno en Jawaharlal Nehru, die aan de conferentietafel naast elkaar zaten, met elkaar omgingen. Bapak droeg dikwijls zijn witte uniform van opperbevelhebber. Nehru pinde zijn onafscheidelijke roos op zijn tuniek. Zij waren tegenpolen, zoals ook door ingewijden werd gezegd. Nehru omschreef | |
[pagina 107]
| |
zijn ervaringen in Britse gevangenissen met ‘ik droom nog altijd in het Engels’. Bung Karno zei het anders: ‘Ik vloek in het Nederlands’. Soms staken Nehru en Sukarno samen een sigaret op, die de Indonesische president uit een gouden sigarettenkoker offreerde. Direct achter Bapak zaten Subandrio en Chaerul Saleh. Achter hen dr. Ali Sastroamidjojo en Ruslan Abdulgani. In Belgrado werd besloten, dat premier Nehru en president Kwame Nkrumah van Ghana naar Moskou zouden reizen en president Sukarno, samen met president Modibo Keita van Mali, naar Washington om een nieuw dringend beroep op Nikita Krushchev en John F. Kennedy te doen om via topoverleg de spanningen in de wereld te doen verminderen. De Afro-Aziatische wereld toonde het Westen en de socialistische landen van Oost-Europa andermaal, dat de enige uitweg, ook op internationaal niveau het toepassen van musjawarah en mufakat was. De New York Times berichtte in een commentaar, dat JPK meteen had laten weten niet van plan te zijn aan een serie topgesprekken met Khrushchev te willen beginnen, zonder dat van tevoren het nut ervan kon worden aangetoond. Volgens het Witte Huis waren er voldoende bestaande diplomatieke kanalen om de hangende Problemen tussen beide landen te bespreken. Oost is Oost en West is West. Het was niet te verwachten van JFK, de zoon van een succesvolle whiskyhandelaar uit Boston, Massachusetts, dat hij, òf zijn adviseurs op het Witte Huis, in de verste verte zouden begrijpen wat de culturele en psychologische achtergronden waren aan de hand waarvan de landen van Azië en Afrika in Belgrado hun dringende oproep aan Washington en Moskou formuleerden. Hij wimpelde het verzoek al afvoor hij zelfs naar de boodschappers Sukarno en Keita had geluisterd. De niet-gebonden conferentiegangers uit Belgrado bleven roependen op het terrein van een escalerende Koude Oorlog tussen de supermachten. Sukarno maakte intussen van zijn tweede bezoek aan het Witte Huis van de gelegenheid gebruik de kwestie Nieuw-Guinea met JFK te bespreken. Op 16 september 1961 vertelde ambassadeur Zain me hierover in zijn suite in het ‘Waldorf Astoria Hotel’: ‘Kennedy voelt Bung Karno precies aan. Hij | |
[pagina 108]
| |
vertelde zakelijk, en zonder vleierij zijn standpunt inzake het uit Belgrado gedane verzoek. Hij wilde zeker met Khrushchev spreken, maar hij kon zich geen mislukking van topoverleg permitteren. Er diende dus grondig werk vooraf op het diplomatieke front te worden ondernomen. Dit was temeer begrijpelijk, aangezien de topontmoeting in 1961 in Wenen op een fiasco was uitgelopen. Het neerzetten van de Berlijnse muur was immers direct gerelateerd aan de non meeting of minds in Wenen,’ aldus de ambassadeur. Ik vertelde dr. Zain, dat JFK zijn gesprekken in 1961 met Nikita maximaal had laten voorbereiden door voor het eerst in de geschiedenis van de moderne diplomatie een team van psychologen, sociologen, antropologen en psychiaters een profiel van de sovjetleider te laten samenstellen. Professor Bryant Wedge van Tufts University nabij Boston, een psychiater, had de groep voorgezeten. ‘We waarschuwden JFK bijvoorbeeld,’ aldus vertelde professor Wedge mij in retrospect indertijd, ‘om niet met democratische beweegredenen te schermen, want Khrushchev zou letterlijk niet begrijpen hoe westerse democratie in de praktijk werkt’. Professor Wedge van de School for Law and Diplomacy aan Tufts verzekerde me overigens dat Nikita Khrushchev als sympathiek van onder het Amerikaanse vergrootglas te voorschijn was gekomen. Ik vroeg hem hoe het mogelijk was geweest dat Wenen toch nog mislukte, terwijl de Amerikaanse president een professionele handleiding ter beschikking had hoe met het brein van Khrushchev om te springen. ‘De mislukking was te wijten aan Kennedy's onervarenheid. Eigenlijk was JFK te voorzichtig, waardoor Khrushchev abusievelijk de indruk kreeg, dat de Amerikaanse president zwak en vol twijfels was,’ aldus professor Wedge. ‘Stelt u zich eens voor,’ zei ik tegen dr. Zain, ‘dat Schermerhorn, Beel, Drees, Luns en De Quay tussen 1945 en nu in het bezit waren geweest over betrouwbare kennis ten aanzien van wie Bung Karno werkelijk is, hoe anders zou dan de geschiedenis zijn verlopen! Dan zou er op zijn minst een gemenebest-relatie tussen Jakarta en Den Haag zijn gekomen en had Bung Karno al lang naast Juliana op het balkon van het paleis op de Dam gestaan. Met hun fundamentalistische zwart-witinslag waren christelijke Haagse politici na 1945 gewoon niet | |
[pagina 109]
| |
in staat zelfkritisch de vrijheidsstrijd van Indonesiërs onder ogen te zien. Eigen falen werd verbloemd door die ene Sukarno tot zwarte piet te bombarderen. We willen met iedereen praten, zeiden Drees en Luns steeds in de Tweede Kamer, maar niet met Sukarno. Ze beseften niet, dat ze bezig waren een gigantisch Nederlands graf in het voormalige Indië te graven.’ Ambassadeur Zain antwoordde: ‘Daarom kunnen de Amerikanen nu een praktische bemiddelende rol spelen tussen Nederland en Indonesië. Zij begrijpen Azië evenmin, maar ze zitten op dit moment ten minste niet met de mentale overbagage van een onmiddellijk koloniaal verleden. president Kennedy zag er absoluut geen gat in om op één bepaald moment tegen Bung Karno te zeggen: “Wat zou uw advies zijn?”’ ‘Dat is inderdaad een zinnetje, waar Schermerhorn, Beel, Drees, Luns en De Quay nog in geen honderd jaar aan toe zijn. Daarom loopt de zaak tussen onze landen volmaakt in de soep,’ zei ik. Dr. Zain: ‘Op een ander moment nam Bung Karno president Kennedy bij de arm en gingen ze ergens apart onder vier ogen zitten praten. Op dat moment heeft Bapak waarschijnlijk de kwestie Nieuw-Guinea besproken en gezegd, wanneer dit vraagstuk zal zijn opgelost zullen onze betrekkingen met het Westen helemaal goed worden.’Ga naar voetnoot4. 17 september 1961. ‘Waldorf Astoria Hotel’. New York. Het was 06:55 uur. Ambassadeur Zain smokkelde me over de gang naar het appartement van de president. Vooral dr. Subandrio mocht niet weten, dat ik bij Sukarno zou worden gebracht. De adjudanten Sabur en Bambang Widjanarko waren al gereed om te vertrekken en wachtten bij de liften. Ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto verhet het appartement van de president en zei tegen mij: ‘Ga maar gauw, dan ben je alléén met Bapak.’ Sukarno was in de badkamer. Ik wachtte. Hij begon met te zeggen: ‘Ik dank je voor alles wat je hebt gedaan, ook voor de artikelen en brieven, die je me via Sabur hebt gezonden’. We bespraken kort Belgrado, zijn jongste bezoek aan het Witte Huis en de keet in Nederland over Nieuw-Guinea. Ik | |
[pagina 110]
| |
liet hem ook mijn lijst van komende lezingen in de Verenigde Staten zien. Om 07:15 uur stapten Sukarno en Sukardjo Wirjopranoto achter in een Cadillac, met dr. Zain op de strapontin. Ik keerde naar mijn studio op Long Island terug en viel in slaap. Ik droomde, dat Luns zei: ‘Bel me op’. Ik antwoordde: ‘U hebt een nieuwe vriend gemaakt’. Traumdeutung zal ik maar aan Freudiaanse psychologen overlaten. In de middag was ik terug in de diplomatenlounge van de UNO en vond daar in conclave, ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto, dr. Ali Sastroamidjojo en de diplomaten Masfar en Yusuf Ronodipuro. ‘Weet je wat Bung Karno vanmorgen in de auto tegen ons heeft gezegd,’ aldus Pak Kardjo. ‘Wat jammer, dat er nog steeds Indonesiërs zijn die Wim niet vertrouwen.’ Er heerste consternatie in de UNO, omdat bekend was geworden dat secretaris-generaal Dag Hammerskjöld bij een missie in de Kongo was verongelukt. Mijn vriend, de sovjetdiplomaat Mike Polonik voegde me toe: ‘Wij. kankeren op Hammerskjöld. Jullie vermoorden hem.’Ga naar voetnoot5. Bij het verlaten van het gebouw liep ik bij de vestiaire andermaal tegen ambassadeur Sukardjo aan. We liepen arm in arm in de hal van het gebouw op en neer. ‘Ik zal je later meer vertellen, maar jij bent tetap bij Bung Karno.’ Thuis gekomen zocht ik het woordje op in de Kamus Inggeris van E. Pino en T. Wittermans.Ga naar voetnoot6. Tetap betekent in Behasa Indonesia: constant, ferm, definitief, permanent, geworteld en blijvend. Dit was de afgelopen vijf jaar tot een diep wederzijds gevoel uitgegroeid. Dat wist ik. Dat zou blijven, ook al is mijn vriend reeds vijfentwintig jaar geleden overleden. |
|