Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Washington (1961)op 20 januari 1961 legde John F. Kennedy (43) op de trappen van het Capitool de eed af met de woorden I do solemnly swear. Robert Frost (86) declameerde The Gift Outright. Marian Anderson zong de Star Spangled Banner. De wereld had, net als Sukarno, een hooggespannen verwachting van de 35e president van de Verenigde Staten. Sukarno ontwierp een nieuw diplomatiek offensief om de kwestie Nieuw-Guinea zo snel mogelijk uit de wereld te helpen. Sinds Sukardjo Wirjopranoto in 1960 voor Indonesië naar de UNO was gekomen had ik me ingespannen om iets te bedenken waardoor het ‘oude denken’ van Den Haag door ‘nieuw denken’ zou kunnen worden omzeild en gepasseerd. Behalve Emile van Konijnenburg (KLM) beijverde zich nu ook de ‘doyen’ der Nederlandse journalistiek, dr. M. van Blankenstein, intensief met het zoeken naar een voor alle partijen acceptabele oplossing. Minister Luns, zo werd bekend, zou op 16 april 1961 een kennismakingsbezoek aan JFK brengen, terwijl op 24 april president Sukarno een beleefdheidsvisite en tegelijkertijd officieel bezoek aan JFK zou brengen. Het was niet meer moeilijk om een voorstelling te maken welke partituren Luns en Sukarno bij die gelegenheden zouden spelen. Ik besloot te handelen. President Kennedy had professor Walt Rostow benoemd tot zijn veiligheidsadviseur. Toevallig kende ik de man. Op 23 juli 1960 had ik tijdens een zomerbijeenkomst voor studenten van het Institute For World Affairs bij Twin Lake, te Salisbury, Connecticut, een lezing gegeven. Eerder die dag had ook professor Rostow de jongeren toegesproken. Blijkbaar waren ze het meer met mij eens, dan met de benadering van de wereld door Rostow. Op aandringen van de studenten werd een ex- | |
[pagina 87]
| |
tra openbaar debat tussen Rostow en mij die avond georganiseerd. Het is er heet aan toe gegaan. Het gaf me voldoening, dat de Amerikaanse jeugd achter mij stond. Als gevolg van één en ander kende ik dus de nieuwbenoemde naaste medewerker van JFK. Ik belde hem op en zei hem nogal dringend te willen spreken. Amerikanen zijn sportiefin dit opzicht. Een debat verliezen levert geen levenslange wraakzucht op, zoals in Den Haag. Hij was bereid me 5 april 1961 in zijn werkkamer annex aan het Witte Huis onder vier ogen te ontvangen. Ik had nu drie jaar als politiek vluchteling van het regime Drees-Luns met een sterk afwijkende mening over de kwestie Nieuw-Guinea op Long Island gewoond, en was wat Holland betreft door de staat permanent monddood gemaakt, terwijl ik er heilig van overtuigd was, dat er langzamerhand snel gehandeld diende te worden. De militaire kracht van Indonesië nam gestadig toe, vooral door assistentie vanuit het Kremlin. Er begon in Jakarta een sla-er-op-stemming te ontstaan welke vroeg of laat zonder mankeren zou uitdraaien op schieten met scherp. Het was duidelijk, dat alleen Washington in een positie was om partijen te dwingen aan één tafel te gaan zitten, waarbij het de allerhoogste tijd werd dat aan het ongecontroleerde solistische spel van Luns rond het Binnenhof rigoreus een eind zou worden gemaakt. Dat Drees en consorten al jaren in de leugens van de minister van Buitenlandse Zaken trapten was tot daar aan toe, maar het moment was niet meer veraf, dat er opnieuw onnodige doden zouden gaan vallen. Mijn dictum is, dat opinies alleen dan waarde hebben wanneer zij uit een zo breed mogelijk scala van objectieve ingrediënten van informatie zijn opgebouwd. Washington beschikte over een kersvers team van beleidsvormers. Men werd voornamelijk gesouffleerd door ambassadeur dr. J.H. van Roijen, een jarenlange boodschapper van Luns, die het falikant met zijn minister oneens was, maar de elementaire ‘guts’ miste om in het landsbelang zijn mond open te doen. Op de Apenrots in Den Haag is het parool immers Right or wrong my country? Het ging er dus om Washington op de hoogte te brengen met wat daadwerkelijk rond Nieuw-Guinea speelde. Ik overhandigde die ochtend om 10:00 uur een memorandum van 12 pagina's aan professor Rostow. Ik schetste de | |
[pagina 88]
| |
jongste ontwikkelingen mede tegen het licht van een toenemende communistische invloed in Indonesië als gevolg van de hardnekkige weigering van het kabinet-De Quay, met minister Luns op Buitenlandse Zaken, om het conflict door onderhandelen op te lossen. Ik maakte glashelder duidelijk, dat de kwestie van de Papoea's op ontploffen stond. Vervolgens wees ik op het bestaan van de groep rond dr. Paul Rijkens. Ik adviseerde dat het Witte Huis de beschermheer van dit gezelschap, prins Bernhard, zou uitnodigen om nader te verduidelijken, dat Nederland in Biak diende op te krassen en wel binnen de afzienbare toekomst. Wanneer de heer Luns op 16 april kennis zou komen maken, diende JFK de minister duidelijk te maken dat hij op Nieuw-Guinea zijn biezen diende te pakken. In 1949 had Amerikaanse druk onder dreiging van intrekking van de Marshallhulp aan Nederland, verder schieten in Indonesië helpen voorkomen. Het ging er dus om president Kennedy te overtuigen, en wie zou dit beter kunnen doen dan prins Bernhard, dat de Verenigde Staten ten tweede male Nederland uit een afschuwelijk parket zouden moeten verlossen, waar Den Haag door eigen toedoen opnieuw in was verzeild geraakt. Luns arriveerde dus op 16 april 1960 nietsvermoedend op het Witte Huis en werd geconfronteerd met een voortreffelijk ingelichte Amerikaanse president, die na mijn bezoek via Walt Rostow was geïnformeerd, en bij wie vervolgens prins Bernhard langs was geweest om het jarenlange failliete beleid van Luns en de zijnen een dodelijke knock out te verkopen. Den Haag zou Den Haag niet zijn als de gegevens over deze gebeurtenissen in de Amerikaanse hoofdstad 34 jaar later niet nog grotendeels geheim zijn gebleven. Harry van Wijnen lichtte op 10 november 1992 een tipje van de sluier op door op de voorpagina van NRC Handelsblad een geheim telegram van president Kennedy aan koningin Juliana af te drukken. Kennedy eindigde zijn boodschap aan de majesteit: with warm personal regards to you and to prince Bernhard whose thoughtful comments on this difficult issue (Nieuw-Guinea) were helpful to me at an important moment. GEHEIM, gedateerd 14 september 1962. Het leek me dienstig om op 18 november 1992 in de Groene Amsterdammer de achtergronden van deze laatste zin uit het | |
[pagina 89]
| |
telegram van JFK aan Juliana nader toe te lichten door de vitaal belangrijke rol van prins Bernhard bij het voorkomen van een derde oorlog met Sukarno summier nader toe te lichten. Ik zond de tekst naar de prins en had binnen 48 uur een vriendelijk bedankje uit paleis Soestdijk. Maar laat ik niet vooruit lopen op wat er na 5 april 1960 gebeurde. Ik nam een taxi van het Witte Huis naar de Indonesische ambassade. President Sukarno had dr. Zairin Zain namelijk overgeplaatst naar Washington om één van zijn meest superieure diplomatenGa naar voetnoot1. het werk voor Indonesië in de Amerikaanse hoofdstad te laten opknappen. Zain was Bung Karno's geheime wapen in zijn laatste diplomatieke offensief om de kwestie van de Papoea's vreedzaam te regelen nu in Washington een nieuwe president op de bok zat. Zairin Zain was laat uit West-Duitsland gearriveerd, namelijk per schip, op 27 maart 1960. Hij was bezig met het afsteken van kennismakingsbezoeken bij de regering, het congres en het corps diplomatique. Ik vertelde dat ik bij Rostow was geweest en wat ik hem had voorgesteld, namelijk om niet naar Luns, maar naar prins Bernhard te luisteren. Public relations first class, Wim, was zijn eerste commentaar. Hij nam me mee naar de residentie aan Tilden Street waar we rustig konden spreken. ‘Den Haag vecht niet alleen tegen de bierkaai,’ zei hij, ‘maar de Hollanders verlakken behalve de Papoea's ook zichzelf Hun Irianbeleid is hypocrisie op grote schaal. Zo zie je maar weer waarin een klein land klein kan zijn. Men nioet er in Den Haag niet vanuit gaan dat alles tussen onze landen toch kapot zal gaan. Nederland heeft in de geschiedenis een stempel op Indonesië gedrukt. Dit stempel is immers de kern van de band tussen onze landen? Wij, Indonesiërs, voelen dit zéér diep. Wat nu gebeurt is zelfs een toestand die pijn doet. Ik krijg een brok in mijn keel, wanneer ik aan alles wat er nu gebeurt denk. Nederland is volop bezig deze bestaande gevoelens aan onze kant systematisch weg te werken. Denk eens aan de innerlijke ontroering, die bij Bung Karno bestaat, om nog altijd naar Nederland te willen gaan. Wij verlangen hier zowel | |
[pagina 90]
| |
bewust als onbewust naar. Er wordt ons gezegd, dat Nederlanders Sukarno niet kunnen luchten of zien. Maar Sukarno is in dit opzicht niet belangrijk. Bij hem gaat het om het symbool. Waar wij nu over spreken is over het belang van betrekkingen tussen twee naties.’ De ambassadeur vervolgde: ‘Indonesië bevindt zich in een louteringsproces. We proberen onszelfsn balans te krijgen. We zoeken onszelf, als een blinde, maar we worden al bij voorbaat veroordeeld. Waar blijven ze dan in Den Haag met hun ethische en christelijke motieven en waarden? Zelfs misdadigers en gevangenen worden nog beter behandeld dan wij.’ Met een blik op de toekomst zei hij nu vijfendertig jaar geleden: Eens zal de persoon van Bung Karno naar waarheid worden beschreven, dus als een dynamische persoonlijkheid, zoals ze nu hier over John F. Kennedy spreken. Bung Karno zoekt een weg om onszelf met het ons eigene op één lijn te brengen, zoals hij dit in de kunsten heeft gedaan, of met de verfijning van de botanical gardens in Bogor, in de nieuwbouw en de architectuur, of zoals hij vernieuwingen aanmoedigde van onze oorspronkelijke cultuur, zelfs in de sport door zijn initiatief van Asian Games. Hij gaat ons voor bij het herwinnen van ons zelfvertrouwen, een gevoel dat nog moet worden veroverd. Dit is een aspect wat niet iedereen van hem ziet, laat staan van hem erkent. Westerse media zijn alleen maar negatief en destructief ten aanzien van wat Bung Karno doet. Het componerende, het krachtige element in zijn persoonlijkheid kent men niet en wil men ook niet kennen. Pas later zal de geschiedenis Sukarno waarderen en beter begrijpen. Het Westen wil hem zelfs niet als nation builder accepteren.Ga naar voetnoot2. We lunchten op de residentie in het bijzijn van professor Zain, de bejaarde vader van de ambassadeur, die vertelde als kleine jongen in Indië ‘op een koloniale dubbeltjesschool te hebben gezeten’. Tijdens de rit terug naar de ambassade aan Massachusetts Avenue deed dr. Zain nog een voorspelling, die meer dan uit zou komen. ‘Je moet vooral voor wat je hebt gedaan van Indonesië geen dankbaarheid verwachten. Er zullen onder ons | |
[pagina 91]
| |
een aantal personen zijn, zoals de president, die beseffen en weten dat je je hebt ingezet voor het herstel van de betrekkingen en het voorkomen van een nieuwe oorlog. Maar je zult altijd zien dat de verkeerde mensen aan de macht komen en dan word je gepasseerd.’ |
|