Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
New York (1960)op 24 juni 1960 ontmoette ik de opvolger van dr. Ali Sastroamidjojo, de voormalige Indonesische ambassadeur in Peking, Sukardjo Wirjopranoto, een zéér persoonlijke vriend van de president. Ik vroeg hem of het geen constructieve gedachte was, om eens informeel een gesprek te hebben met de permanente vertegenwoordiger bij de UNO, Carl Schürmann. ‘Dat zou een goede zaak zijn,’ antwoordde hij meteen. ‘Zowel Bung Karno als Mas Bandrio hebben mij gezegd, dat we moeten praten met elkaar om een oplossing te vinden voor Irian-Barat, zonder te gaan schieten. Maar Den Haag heeft ons ook in het verleden steeds sterker gemaakt als gevolg van de fouten die de Nederlanders maakten. Dit is ook nu weer het geval.’ Om 14:15 uur arrangeerde ik - de in De Telegraaf gebrandmerkte landverrader - een ontmoeting met de persattaché van de permanente vertegenwoordiging van Nederland, de heer Sjef van den Bogaert, in de lounge voor diplomaten van het UNO-gebouw. Ik overhandigde een tekst van vier punten, samengesteld aan de hand van mijn gesprek met ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto. 1) Ik lichtte het verschil van mening, zoals dit in Jakarta bestond tussen het leger en het ministerie van Buitenlandse Zaken over de kwestie Nieuw-Guinea, nader toe. 2) Het stond vast dat Indonesië met of zonder een militair conflict op Nieuw-Guinea de kwestie opnieuw op de agenda van de Algemene Vergadering zou plaatsen. 3) In Jakarta werd door Sukarno en Subandrio nog steeds de voorkeur gegeven aan een direct gesprek tussen Nederland en Indonesië, bijvoorbeeld tussen Sukardjo en Schürmann. 4) Het voordeel van pourparlers zou zijn, dat de formulering van de komende Indonesische resolutie in de UNO zo dicht mogelijk bij wat voor Den Haag acceptabel was, nader zou | |
[pagina 79]
| |
kunnen worden verduidelijkt en geformuleerd. De Indonesische ambassadeur had, toen ik zijn bureau verliet, gezegd: ‘Denk eraan, Wim, journalisten kunnen oorlog maken maar ze kunnen ook helpen de vrede te bewerkstelligen’. Van den Bogaert nam met het gebruikelijke zure gezicht, dat ik langzamerhand van Nederlandse loopjongens van Luns’ was gewend, mijn memorandum in ontvangst en verdween gehaast naar de Nederlandse missie op Third Avenue. Twaalfdagen later, op 5 juli 1960, ontmoette ik Van den Bogaert opnieuw. Hij had ongenadig van Luns op zijn duvel gehad, voor het feit dat hij überhaupt met me had gesproken. Hij kondigde dus aan op geen enkele manier een trait d'union te willen zijn voor een ontmoeting tussen de ambassadeurs Schürmann en Sukardjo. ‘Journalisten behoren geen lobbyisten te zijn,’ zei hij. ‘Nee,’ zei ik, ‘en ministers en diplomaten hebben nog minder het recht om journalisten monddood te maken, en te verhinderen dat ze nog voor één krant kunnen schrijven. Ik ben niet van plan ooggetuige te zijn van hoe de knappe koppen in Den Haag de zaak in de soep laten draaien en daar zel bij op mijn gat te blijven zitten. Ik ga, met wat u lobby-activiteiten noemt, gewoon door, ook al klimt uw minister hiervan in de gordijnen.’ In 1991 zou ik, dankzij de Voorzitster van de Raad van State in bezit komen van tientallen geheime telegrammen en missieven van diezelfde Van den Bogaert, die me jarenlang in New York namens Luns zou bespioneren en de meest smerige boodschappen naar alle windrichtingen over mij zou verzenden. Intussen knokte Bung Karno in Indonesië zelf voor de verwezenlijking van een soepel functionerend politiek systeem van ‘geleide democratie’. Ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto bracht het aldus onder woorden: ‘Zou Bapak te veel in de richting van het Westen of Amerika uitzwenken, dan zouden we met een PKI-explosie te maken krijgen. Zou Bapak te veel in de richting van de socialistische landen uitzwaaien, dan breekt er een opstand onder leiding van de islamitische Masjumi uit. We houden door dik en dun aan de PantjasilaGa naar voetnoot1. vast.’ | |
[pagina 80]
| |
Generaal Nasution had eerder de president ervan proberen te weerhouden een PKI-congres toe te spreken. Bung Karno ging natuurlijk toch en onderstreepte dat die burgers, die de PKI steunden, ook Indonesiërs waren en door hem als president ten volle als Indonesiërs werden erkend. ‘Ook de PKI heeft zich ingezet voor de vrijheidsstrijd,’ riep hij uit. De Telegraaf vertelde haar lezers, dat genoemde uitspraak van Sukarno gelijk stond met een ‘liefdesverklaring’ aan de Indonesische communisten. Op 12 juni 1960 dineerde ik in Dobbs Ferry met de voormalige Indonesië-deskundige van de New York Times, Arnold Brackman. Ook hij zag een groeiend ‘rood gevaar’ in Indonesië als gevolg van Bung Karno's opvatting, dat er in iedere functionerende democratie ook een plaats behoorde te zijn voor hen, die het marxisme-leninisme nastreefden. ‘Ik hoop maar,’ zei Brackman, ‘dat wat Mao in China deed, partijleider D.N. Aidit in Indonesië zal doen, namelijk naar de macht grijpen. Dan zou de PKI als in 1948 in Madiun haar ware gezicht tonen en dan krijgt het leger ten minste de kans de communisten opnieuw in de pan te hakken’. Uit deze woorden maakte ik op dat op gezaghebbend niveau in de Verenigde Staten in die termen werd gedacht: het goedschiks of kwaadschiks liquideren van de PKI. Maar zover ik hen kende en van de PKI-leiding op de hoogte was stond voor mij vast, dat Aidit, Lukman, Njoto, Sudisman en Sakirman veel te politiek bewust en intelligent waren om een dergelijk avontuur, als in Madiun, opnieuw te lanceren. Het latere bloedbad van 1965 en de daarop volgende jaren was dan ook door het leger, dat haar geduld had verloren, uitgelokt, daartoe aangespoord door de CIA. Daar kom ik aanstonds op. Op 30 september 1960 sprak president Sukarno voor de Algemene Vergadering van de UNO zijn beroemd geworden rede, To Build the World Anew, uit. Ik bevond me op de perstribune waar de Indonesische delegatie, onder wie zowel de secretaris-generaal van de PKI, D.N. Aidit, als generaal Nasution zich bevonden.Ga naar voetnoot2. Dit had niets te maken met persoonlijke voorkeur van de president, want die lag bij de Partai Nasional Indonesia. | |
[pagina 81]
| |
Nikita Khrushchev stond onmiddellijk op en begroette de Indonesiërs. Hij begon met generaal Nasution een hand te geven, die hij uitstekend kende. Geen wonder, want Nasution was meer dan eens naar het Kremlin gereisd om te onderhandelen over sovjet-wapenleveranties voor de bevrijdipg van Nieuw-Guinea. Van de Amerikaanse delegatie kwam niemand van enige importantie opdagen. Luns wipte even de zaal binnen, maar het daarop Nederland tijdens de historische rede van Sukarno vertegenwoordigen door één persoon. Bung Karno sprak de vergadering toe in een hagelwit uniform. Achter hem stond kolonel Sabur, die iedere pagina, nadat deze was uitgesproken, in ontvangst nam. Wie het gedachtengoed van de eerste president van Indonesië wil doorgronden moet vooral die rede nauwkeurig onder de loep nemen.Ga naar voetnoot3. Zelf realiseerde ik me die middag in New York, dat ik altijd weer meer over zijn politieke denken leerde. Hij citeerde uit de koran en uit de bijbel. Hij sprak over de ‘zéér bijzondere aandacht’ die Indonesië voor de Verenigde Naties koesterde. Hij bepleitte de toelating van Peking tot de UNO. Hij wees op nieuwe realiteiten sedert de oprichting van de volkerenorganisatie in 1945, zoals het toetreden van talrijke landen uit Azië en Afrika, die in 1945 nog koloniën waren. Om die reden diende het Handvest van de Verenigde Naties te worden aangepast. Imperialisme noemde hij the greatest evil van onze wereld. De kwestie van nucleaire ontwapening was een zaak van wederzijds vertrouwen tussen de supermachten. Hij ging uitvoerig in op de Pantjasila-filosofie van Indonesië. Ten slotte diende hij mede namens Ghana, India, de Verenigde Arabische Republiek en Joegoslavië een ontwerpresolutie in, die luidde: Deeply concerned with the recent deterioration in international relations which threatens the world with grave consequences: Aware of the great expectancy of this world that this Assembly will assist in helping to prepare the way for the easing of world tension: Conscious of the grave and urgent responsability that rests on the United Nations to initiate helpful efforts: | |
[pagina 82]
| |
Requests, as a first urgent step, the president of the United States of America, and the Chairman of the Council of Ministers of the Union of Soviet Socialist Republics to renew their contacts interrupted recentlyGa naar voetnoot4. so that their declared willingsness to find solutions of the outstanding problems by negotiations may be progressively implemented. Er bestond geen twijfel over dat Bung Karno hier de voornaamste initiatiefnemer van de groep van niet-gebonden landen was geweest, die hij (en niemand anders) in 1955 tijdens de Conferentie van Bandung in het leven had geroepen. Wat hij de Algemene Vergadering feitelijk voor hield was: heren in het Westen en in de Sovjetunie, leer van ons hoe wij in Azië en Afrika oplossingen voor geschillen zoeken: wij passen musjawarah en mufakat toe. Geduldig overleg en praten is de enige weg. Niet het construeren van lange-afstandsbommenwerpers of silo's met lange-afstandsraketten zal de wereld een oplossing brengen, maar praten en overleggen, zoals wij doen in Indonesië. Op een middag liep ik in het Waldorf Astoria Hotel tegen D.N. Aidit aan. ‘Hebt u wat te doen?’ vroeg hij in het Nederlands. Hij wilde dat ik hem meenam naar een aantal boekwinkels. We zijn samen in Manhattan op zoek gegaan. Vijf titels schreef hij voor me op, die moest ik in Amsterdam voor hem op de kop zien te tikken.Ga naar voetnoot5. Uit de gesprekken, die ik die middag in New York met de secretaris-generaal van de PKI al wandelend door New York voerde, kon ik opmaken, dat Aidit de door Bung Karno uitgesproken rede in de UNO ten volle onderschreef. Hij vertelde over een recente reis naar Peking en zijn ontmoetingen met premier Chou En-lai. De teneur van zijn betoog was, dat Indonesië haar eigen weg zou zoeken en vinden, zonder hetzij Chinese, hetzij sovjet-oplossingen voor de problemen te zoeken. Hij sprak over ‘socialisme à la Indonesia’. Ik kreeg niet de minste indicatie, dat hij het leiderschap van Bung Karno op | |
[pagina 83]
| |
welke manier ook bekritiseerde of in twijfel trok. Hij manifesteerde zichjegens mij als Bapakaanhanger. We liepen dus ook samen terug naar het Waldorf Astoria Hotel waar ik me naar de kamer van adjudant-kolonel Sugandhi begaf. We bekeken samen een televisieprogramma toen president Sukarno binnen wandelde. Hij werd begeleid door een zéér potige meneer, die een body-guard van de Amerikaanse Secret Service bleek te zijn. Hij stelde me aan de man voor en zei: This is a Dutch journalist who supports Indonesia on the question of Irian-Barat. Ik wist na reeds enkele jaren lezingen in de Verenigde Staten te hebben gegeven, dat zéér veel Amerikanen niet wisten dat Indonesië bestond, of waar het lag, laat staan dat deze ‘gorilla’ op de hoogte zou zijn van het bestaan van Papoea's. Ook luitenant-kolonel Sabur en de aide-de-camp van de marine, kolonel Bambang Widjanarko, voegden zich bij ons. De president nam vrijwel meteen plaats voor de noise box, waar zich op dat moment een hevig liefdesdrama op afspeelde. Het was een cowboyfilm. ‘GunturGa naar voetnoot6. zou dit prachtig vinden,’ zei ik. ‘Nee, cowboys interesseren hem niet meer,’ antwoordde de president. Intussen wees kolonel Sugandhi, de hoogste in rang van de adjudanten, er op, dat Bapak zich gereed diende te maken voor een privéontmoeting met premier Jawaharlal Nehru van India. ‘Hoe laat is het dan al?’ vroeg Bung Karno aan Gandhi. En toen gebeurde er iets dat ik in de omgeving van de president, zoals ik die nu vier jaren kende, voor absoluut onmogelijk had gehouden. Sugandhi antwoordde notabene: ‘U hebt zelf toch een horloge!’ De president scheen de ongehoorde onhebbelijkheid van zijn adjudant niet eens op te merken. Was het een teken aan de wand? Het herinnerde me aan een opmerking van Emile van Konijnenburg onlangs in Den Haag: ‘Onze vriend staat zo langzamerhand onder curatele’. Mij ging het tafereel in ieder geval door merg en been. Bapak was blijkbaar vastbesloten eerst te weten te komen hoe het liefdesdrama op televisie zou aflopen. Een omhelzing was in de maak. De armen gingen om elkaar heen. Langzaam bewogen de gezichten zich in de richting van de liefdeskus. ‘Ja, ja...’ riep Bung Karno en het was zover. Toen stond hij op om naar premier Nehru te gaan. | |
[pagina 84]
| |
Op de gang op weg naar de lift kwamen minister Subandrio en ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto aanlopen. Pak Sukardjo gafme hartelijk de hand. Subandrio deed of ik lucht was. Hij moet zich groen en geel hebben geërgerd, dat ik zonder zijn medeweten toch weer binnen was gekomen. De militaire adjudanten wisten ten slotte dat Bung Karno en ik vrienden waren. Dit kon Bandrio niet uitstaan, omdat hij besefte, dat ik hem als chronische leugenaar in de peiling had. Ik zal nooit begrijpen hoe het mogelijk is geweest, dat de president deze man van 1957 tot 1967 terusGa naar voetnoot7. in de gelegenheid heeft gesteld hem voortdurend te verlakken. Hij was gewoon bhnd voor deze oneerlijke man in zijn officiële familie, die poeslief en op het kruiperige af deed in Sukarno's bijzijn en hem achter zijn rug om bij het leven belazerde, waarvan ik later een saillant bewijs zal leveren. Op 3 november 1960 sprak ik uitvoerig met dr. Zairin Zain, die in gezelschap was van een Sukarno-getrouwe officier, kolonel Latief.Ga naar voetnoot8. De kolonel beloofde een brief van mij aan Bung Karno te zullen overhandigen. Zain was vanuit Bonn naar de UNO gekomen voor het Nieuw-Guinea-debat. De ambassadeur zette lucide uiteen, waar de president mee bezig was. ‘Hij probeert ons uit de verstikking te halen. We zijn tussen 1945 en 1960 met het Westminster-model volledig vastgelopen. Het was fout om klakkeloos jullie bestuurssysteem van een land over te nemen. Wij zijn immers een Aziatisch ontwikkelingsland? Wat Bung Karno nu in feite zegt is, dat we eerst onszelf zullen moeten zoeken en hervinden voor we andere zaken zullen kunnen entameren. De Afro-Aziatische landen beleven een enorme expansie en wederopstanding. Onze adatGa naar voetnoot9. is anders en verschilt van jullie in het Westen. Je kunt het doen en laten van Amerika of Europa niet blindelings overplanten in Azië en Afrika. Onze sociale structuren zijn anders. Een Australiër of Amerikaan vindt het doodgewoon met zijn poten op tafel te zitten, zoals een ambassadeur deed die mij in Bonn een beleefdheidsbezoek kwam brengen. Ik vond dit onbeschoft.’ | |
[pagina 85]
| |
Dr. Zain vervolgde: ‘De invloeden van onze Aziatische beschaving heeft onze opvattingen en ons gedrag verschillend van het Westen gemaakt. Jullie Nederlanders hadden bij ons eigenlijk alleen maar invloed op een kleine groep van ons. De grote massa bleef haar kracht putten uit eigen cultuur. Er zijn zoveel subtiele verschillen tussen ons, zelfs bij het gebruik van bepaalde woorden, waarbij wij een andere interpretatie van betekenis hanteren dan jullie. Wij proberen deze verschillen bestemd voor westerse oren beter te formuleren. Sukarno is de profeet, de kruisvaarder. Hij roept de nieuwe ideeën op en strooit deze rond. Zoals hij ons altijd heeft voorgehouden: “Jullie jongeren zullen ze moeten uitwerken en mijn gedachten en voorstellen verder moeten uitwerken.”’ Dr. Zain: ‘Ik was de eerste in zijn omgeving - maar houdt dit geheim - die heeft gewaarschuwd dat de geïmporteerde westerse democratie bij ons niet zou werken. De helft plus één functioneert immers niet in een ontwikkelingsland. Wij houden er niet van anderen maluGa naar voetnoot10. te maken. Wij zijn voldoende beschaafd om het standpunt in te nemen, dat beide partijen wat moeten toegeven. Bung Karno wil terug naar ons oorspronkelijke systeem van met elkaar onderhandelen. Ogenschijnlijk vertraagt dit, maar in werkelijkheid zullen we vlugger opschieten en resultaten bereiken. Op westerse wijze van met elkaar omgaan zou in Indonesië in constant gezichtsverlies resulteren. Wat Bung Karno's succes is, al deed hij dit onbewust, is dat hij D.N. Aidit en de PKI ertoe heeft gekregen te denken in termen van Indonesië first, dus nationalisme eerst.’ De ambassadeur vervolgde: ‘Die stomme kerels in Washington begrijpen niet, dat wij soms met de Verenigde Staten en soms met de Sovjetunie mee stemmen, omdat wij soms onze eigen ideeën bij de Amerikanen en soms bij de sovjets terugvinden. Wij denken om te beginnen niet in termen van contra of pro. Wij geloven in onszelf. Dit is wat vooral in het Amerikaanse denken ontbreekt, terwijl dit juist bij ons, of bij ons leiderschap vanuit de Bandung-gedachte van politieke ongebondenheid op het wereldtoneel, ons sterkste wapen is.’ |
|