Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
New York (1959)teruggekeerd op mijn eigen vluchtadres voor Luns en de zijnen in Kew Gardens, op Long Island, hervatte ik mijn bezigheden op het hoofdkwartier van de UNO. Ik begaf me naar de toenmalige permanente vertegenwoordiger van Indonesië bij de UNO, dr. Ali Sastroadmidjojo.Ga naar voetnoot1. We sprakenlang en vertrouwelijk. ‘Ik behoor tot die Indonesiërs, die president Sukarno het eerste en het meest van nabij hebben leren kennen, en die weten wat een groot man hij is. Ik heb ook zijn vader gekend, een typische Javaan van de oude stempel. Misschien heeft Bung Karno zijn filosofische bezonkenheid wel van hem meegekregen. Zijn moeder was een artistieke Balinese dame. Sukarno was in het bijzonder op haar gesteld. Ik heb er dikwijls bij hem op aangedrongen, dat er een behoorlijk boek over hem zou worden geschreven. Hij heeft me gezegd hiertoe bereid te zijn en één uur per dag zijn herinneringen in een bandopnameapparaat in te spreken. Maar toen ben ik naar New York en de UNO gezonden en voör zover ik weet is het er niet van gekomen.’ De ambassadeur zat na te denken. ‘Er zou een boek over Bung Karno geschreven kunnen worden door jou in samenwerking met een Indonesische journalist, bijvoorbeeld Sitor Simatupang.’ De vraag, of er een boek over Sukarno moest komen hield me bezig vanaf het moment dat ik mijn eigen ontdekking had gedaan, dat zoals hij was en het verhaal dat in de wereld de ronde deed, weinig of niets met elkaar van doen hadden. Op 27 mei 1959 was ik in de avond bij de oud-premier om hem over de ontmoeting en gesprekken in Kopenhagen te vertellen. Pak Ali onderstreepte, dat de president, nadat hij in betrekkelijk korte tijd 16 Indonesische kabinetten de revue had | |
[pagina 72]
| |
zien passeren, de politieke situatie in Indonesië nauwgezet had geanalyseerd en om die reden naar een aanpassing van het Westminster-model bij Indonesische realiteiten op zoek was gegaan. Dr. Sastroamidjojo:‘Hij deed dit niet eens op de eerste plaats als revolutionaire leider of als politicus, maar eerder als arts op zoek naar een schoktherapie. Zijn oplossing was als steeds op de eerste plaats gegrondvest in de revolutionaire geschiedenis en de cultuur van ons volk. Hij zocht niet naar een kopie van westerse of socialistische politieke systemen. Hij keerde terug naar het gotong rojong, de gemeenschappelijke en communale democratie uit onze geschiedenis. Dit staat trouwens met zoveel woorden in onze grondwet van 1945, dat we geloven in eigen democratie ‘middels wijze richtlijnen en overleg’. De oud-premier vervolgde: ‘Herinneringen van Bung Karno moet een gedegen boek zijn, gebaseerd op de werkelijke levensgeschiedenis van onze leider. Er zijn over Nehru en Nasser ook boeken geschreven, soms met ook duidelijke kritiek hierin vervat. Men zal bijvoorbeeld de mens Sukarno nooit kunnen afschilderen zonder ook diens liefdesleven werkelijk te begrijpen. Al zou men dit aspect alleen maar gebruiken om aan te tonen hoe menselijk hij is.’ Hierop volgde een anekdote. ‘Toen ik hem in 1927 samen met SartonoGa naar voetnoot2. uit de Nederlandse gevangenis ging halen, gebeurde er iets, dat zijn fundamentele goedheid als mens illustreert. We hadden de roodwitte vlag op de auto aangebracht, waardoor we nog last met de koloniale politie kregen ook. Op het moment, dat we wilden wegrijden, zag Bung Karno een belanda, die ook was vrijgelaten, maar door niemand werd afgehaald en dus moest lopen. Hij liet de hele boel stoppen en zei tegen ons: “Ik heb kasihan met die man. Laat hem met ons meerijden.” Zo reageerde hij, na zelf zojuist door de belanda's opgesloten te zijn geweest.’ Die dagen schreef ik via het geheime kanaal naar de president in Jakarta, of hij er mee instemde mee te werken aan een biografie in samenwerking met de Indonesische journalist Si- | |
[pagina 73]
| |
matupang. Hij heeft nooit op mijn voorstel gereageerd. De Indonesische ambassadeur in Washington, dr. Zairin Zain, heeft samen met Pak Ali Sastroamidjojo het onderwerp nadien herhaaldelijk bij Sukarno aangesneden. Uiteindelijk was het de Amerikaanse ambassadeur in Jakarta, Howard Jones, die Bung Karno overhaalde zijn herinneringen op te tekenen samen met Cindy Adams, een columniste uit New York. Op 8 juli 1959 kondigde president Sukarno aan dat het 18e kabinet sedert de onafhankelijkheid in 1945 was gevormd. Hij had nu zelf, naast het presidentschap ook de post van premier op zich genomen. Ir. Djuanda wisselde het premierschap om voor de positie van eerste minister en bleef er Financiën bij doen. Dr. Subandrio bleef op Buitenlandse Zaken. Chaerul Saleh op Constructie en Ontwikkeling. Het riskante van deze nieuwe set-up was, dat wanneer er ditmaal geen verbeteringen in de politieke en economische situatie in het land zou komen, Bung Karno zelf verantwoordelijk zou kunnen worden gehouden voor wat mis zou gaan. Hij was 58 jaar geworden, had twintig jaar leiding gegeven aan de onafhankelijkheidsstrijd, en was veertien jaar president van de Republiek Indonesië. Zijn verantwoordelijkheden stapelden zich op. Emile van Konijnenburg ontmoette die dagen in Parijs de oud-vice-president dr. Mohammed Hatta, die hem toevertrouwde:’ Het ellendige is, dat Sukarno niets meer te vertellen heeft. De ring om hem heen is dezer dagen hermetisch afgesloten.’ Wat betekende dit president-premierschap dan in concreto? Betekende de nieuwe politieke constellatie in Indonesië, dat Bung Karno in naam de hoogste macht in het land bleef vertolken, maar in werkelijkheid de macht in handen was van ‘anderen’ en zo ja van wie dan? Zou de toegang, vooral wat betreft zijn vrienden en vertrouwelingen, tot het paleis worden bemoeilijkt? Daarmee zou ook de informatie die hem bereikte worden gefilterd, waardoor hij in zijn uiteindelijke besluitvorming misschien belangrijke informatie zou gaan missen. Daarnaast informeerden vrienden in New York die werkten op het Indonesische Consulaat Generaal mij, dat ik door Jakarta op de lijst van ongewenste buitenlanders was geplaatst. Ik schreef de president die dagen: ‘Ik ben me bewust, dat ik | |
[pagina 74]
| |
niet alleen in Holland, maar ook in Indonesië me veel vijanden op de hals heb gehaald. Ik kan heus wel tegen een stootje. Maar wat heb ik misdaan, mag ik vragen, dat ik thans ongewenst in Indonesië zou zijn?’ Wie weet kreeg hij ook via generaal Suhardjo Hardjowardojo geen brieven meer. Er kwam in ieder geval geen enkele reactie, dus ik besloot naar Wenen te gaan, waar hij zelf in april zou arriveren. Eerst stopte ik in Bad Godesberg bij de Indonesische ambassadeur in West-Duitsland, dr. Zairin Zain. Hij gaf toe, dat het aanzienlijk moeilijker zou zijn bij de president te komen. Een gezellig onderonsje zoals we in 1958 nog in Kopenhagen hadden gehad was nu uitgesloten. Er was dus inderdaad een ingrijpende verandering geweest. Zelfs alle officiële kanalen naar het staatshoofd waren afgegrendeld en gecontroleerd. ‘Je zou via de journalist Nahar kunnen werken om de president te benaderen. Hij zit in de rombongan en je kent hem goed. Een andere mogelijkheid is via Ibu Hartini.Ga naar voetnoot3. Zij reist afzonderlijk naar Europa en is op dit moment te gast bij mevrouw Tito in Joegoslavië. De bedoeling is dat Bung Karno en Hartini elkaar zogenaamd toevallig in Wenen tegen komen. De president logeert in “Hotel Ambassador”. Hartini in “Hotel Imperial,”’ aldus de ambassadeur, die zelf ook in Wenen zou zijn. 19 april 1960, Wenen Ik telefoneerde adjudant-kolonel Sugandhi in diens kamer van het ‘Hotel Ambassador’. Hij vroeg me meteen bij hem te komen. Ik legde hem onder vier ogen uit, dat ik was geïnformeerd nu op de zwarte lijst te staan, wat bewerkstelligd zou zijn door de Indonesische diplomaten in Den Haag, Max Maramis en Sudjoko Hudyonoto. Vooral deze laatste zon op wraak, omdat ik rechtstreeks met minister Subandrio communiceerde en hem overal buiten het. Er was geen andere mogelijklieid, want Sudjoko onderhield nauwe banden met de Nederlandse pers. Ik had geen zin in verstorende lekken. Dankzij Sudjoko gebeurde dit dus toch via Het Parool. ‘Ik verlang ernaar meneer Sudjoko Hudyonoto een pak rammel te geven,’ aldus de kolonel-adjudant van Bung Karno. Hij speldde me een speldje op met het wapen van de Republiek Indonesië. | |
[pagina 75]
| |
Terwijl Gandhi met kranten en materiaal dat ik had meegebracht naar de kamer van de president hep, kwam de militaire secretaris van de president, kolonel Kretarto, binnen. Toen ik me ook bij hem beklaagde niet te begrijpen dat ik nu ‘ongewenst’ was in Indonesië, liet hij zich als eerste zin ontvallen:’ Die rotte Subandrio...’ Dit gaf me zéér ernstig te denken. Het was dus waarschijnlijk Subandrio, die Bung Karno aan het inkapselen was om de president informatie te onthouden die volgens de minister van Buitenlandse Zaken ongewenst was. Sugandhi kwam terug met de woorden: ‘De president wacht’. Kolonel Kretarto merkte op: ‘Ik voel hoe blij u bent’. Dat was dus ook wáár. Bapak was in een stadium van leiderschap beland, dat hij meer dan ooit echte vrienden kon gebruiken. Bung Karno zat op een bank. Hij droeg een donker kostuum met een streepje en had niet de gebruikelijke pitjiGa naar voetnoot4. op. We waren alleen en spraken vrijuit. Valet Tukimin was in de buurt voor het geval dat hij nodig zou zijn. Ik zei dus, dat ik dr. Subandrio ervan verdacht mij op de zwarte lijst te hebben gezet. ‘Niet,’ aldus de president, ‘dat doen lagere ambtenaren, niet Pak Bandrio’. Dit antwoord versterkte mijn indruk, al in 1957 in Indonesië gekregen, dat Bandrio fundamenteel een man was, die het achter de mouw had. Ik had er toen de bewijzen van, welke ik de president die dagen reeds verschafte.Ga naar voetnoot5. Op één of andere manier had Bung Karno a blind spot om door de altijd aap mooie jongen spelende Subandrio heen te kijken. Sukarno was een meester in het op zijn intuïtie afgaan. Toch blijft intuïtief handelen levensgevaarlijk, omdat het een oordeel inhoudt zonder eerst te zijn gewikt en gewogen. Begin jaren zestig zou onomstotelijk komen vast te staan dat Subandrio één der voornaamste factoren in Bung Karno's uiteindelijke val zou zijn. ‘Wacht tot ik terug ben in Jakarta,’ aldus de president die dag in Wenen,’en schrijf opnieuw regelrecht aan mij. Je adresseert je briefgewoon aan de president Republiek Indonesia’. Met de heer Tamzil als directeur van het presidentiële kabinet | |
[pagina 76]
| |
op het paleis zou het onzekerder dan ooit zijn of Bapak een brief van mij zou ontvangen. Op mijn vraag of andere post via generaal Suhardjo Hardjowardojo de laatste tijd was doorgekomen, antwoordde hij nogal weifelend: ‘Twee of drie, geloof ik’. Bij een nieuwe stuiptrekking van achterlijk denken in Den Haag was die dagen bekend geworden, dat het vliegdekschip ‘Karel Doorman’ als machtsvertoon naar Nieuw-Guinea zou gaan. ‘Ze zijn in Nederland nu gewoon bang dat we zullen aanvallen,’ was de reactie hierop van Sukarno. Hij herhaalde trouwens: ‘Wim, je hebt me indertijd eerlijk gezegd, dat je voor de overdracht van Irian-Barat bent, omdat dit in het belang van je eigen land zou zijn. Dat is mij heel veel waard geweest.’ Dit was dus gewoon wáár. Ik brak ook nog een lans voor Daniel Maukar, de Indonesische piloot, die tijdens een duikvlucht met een MIG op het Merdeka-paleis had geschoten en thans een doodvonnis wachtte. ‘Je bedoelt, dat we hem niet tegen de muur zullen zetten?’ aldus Bung Karno. Hij schudde zijn hoofd ontkennend, dat dit niet zou gebeuren. Maukar zou later dus ook gratie krijgen. Later dronk ik thee met de kolonels Sugandhi en Kretarto. We namen foto's. Ik vroeg hoe het bezoek van sovjetpremier Nikita Khrushchev aan Indonesië was verlopen. De president was woedend, aldus Sugandhi, toen hij op een massabijeenkomst in Surabaja over het marxisme-leninisme begon te spreken. Bapak stond op, hep naar de microfoon en zei: ‘Saudara, saudara,Ga naar voetnoot6. dit is de held van het communisme, Nikita Khrushchev. Het is een goed systeem, maar niet voor ons, neen! Wij in Indonesia willen ons houden aan onze eigen identiteit en onze eigen wijze van met elkaar omgaan. Stel je eens voor dat wij de sovjets zouden vertellen, dat zij beter het Indonesische gotong rojong-systeem zouden kunnen overnemen!’ Intussen bleven westerse media, met de New York Times voorop, Sukarno er van beschuldigen bezig te zijn naar het communistische kamp in de wereld over te lopen. Ik had Bung Karno verteld, dat ook De Volkskrant die dagen nog eens had geschreven, dat hij Nederlanders zou haten. ‘Wat kletsen ze toch,’ was zijn meewarige antwoord. | |
[pagina 77]
| |
Ik had trouwens eveneens via de geijkte kanalen een gesprek met dr. Subandrio aangevraagd. ‘Hij stond op het punt je te ontvangen,’ vertelde ambassadeur Zain later, ‘maar hij hoorde, dat je eerst naar de president was gegaan’. ‘Nou èn?’ antwoordde ik. ‘Alleen iemand die boter op zijn hoofd heeft als hij reageert dan met mij niet te willen zien.’ Zain: ‘Je denkt nog altijd te westers. Je begrijpt Indonesische gevoeligheden niet om op zo'n manier bepaalde fìguren te passeren.’ ‘Sukarno is mijn vriend, Subandrio vertrouw ik niet, dus daar heb ik weinig aan gemist.’ |
|