Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Surabaja (1957)tot overmaat van ramp en als koren op de molen van een westerse anti-Sukarno-campagne over diens ‘geleide democratie’-concept landde de 74-jarige maarschalk Kliment E. Voroshilov, staatshoofd van de Sovjetunie, op Kemajoran voor een officieel bezoek aan Indonesië. Bung Karno hep al op eieren vanwege de volkomen onterechte beschuldiging dat hij bezig was in de richting van marxisme-leninisme af te zwenken. Alleen idioten in de Amerikaanse CIA konden uit de ontwikkelingen in Indonesië deduceren dat de man aan het hoofd van de belangrijkste en grootste islamitische staat in de wereld het in zijn hoofd zou hebben gehaald naar een bondgenootschap met het internationale communisme toe te werken. Op 6 mei 1957 reden Voroshilov en Sukarno staande in een open Lincoln-Zephyr van het vliegveld naar het Merdeka-paleis. De sovjetmaarschalk was op tegenbezoek gekomen. President Dwight Eisenhower was ook door Sukarno uitgenodigd, maar hij bleef weg en had geen tijd. Na enkele dagen van kransleggingen en staatsdiners in Jakarta werd gerust op de Puntjak. Hier stelde de Indonesische president ook de journalisten aan de sovjetmaarschalk voor. Daarna volgde een reis naar Bandung, Jokjakarta, de Borobudurtempel, Bah, Surabaja en enkele plaatsen op Sumatra. Sukarno en Voroshilov vlogen met de Russische Ilyushin, de Dolok Martimbang, die de Sovjetunie het Indonesische staatshoofd had geschonken en bestuurd werd door de sympathieke Sri Muljono Herlambang. Het sovjetgevolg reisde met drie hiervoor uit de Sovjetunie overgevlogen Ilyushins. Bung Karno's medewerkers en de pers beschikten over vier Convairs van Garuda Indonesian Airways. De bagage werd overgebracht door twee Dakota's van de AURI.Ga naar voetnoot1. | |
[pagina 39]
| |
Het zou te ver voeren dit staatsbezoek en detail hier weer te geven.Ga naar voetnoot2. Maar één uitzonderlijk incident moet worden vermeld omdat het illustreert welke diepe psychische band er bestond tussen de massa en de Bapak aan de top van de natie. Kardinaal De Retz schreefeens, dat hij, die het volk om zich heen verzamelt, ontroert. Wat 16 mei 1957 op een gigantisch sportveld in Surabaja gebeurde gaat verder dan het beschrijven van de wederzijdse bewogenheid, zoals deze tussen de eerste president van Indonesië en de mensen in het land bestond. De Russische maarschalk zou een half miljoen Indonesiërs via gehakkel en gestotter van een Russische tolk toespreken. Na iedere twee zinnen werd gestopt. Het was niet om aan te horen. De mensen bleken nauwelijks in wat Voroshilov had te vertellen geïnteresseerd. Ze waren voor Bung Karno gekomen. Het publiek werd steeds ongeduldiger en onrustiger. Als Sukarno sprak kon je altijd een speld horen vallen. Nu werd het geleidelijk aan een rotzooitje. Er waren padvinders ingezet om de menigte rond het spreekgestoelte, waar de beide presidenten en hun gevolg zich bevonden, te beheersen. Plotseling brak pandemonium uit. Sommige personen raakten in het hevige gedrang bekneld, anderen vielen flauw. De wanorde escaleerde snel. Onthutst hield president Voroshilov op met spreken. Hij draaide zich hulpeloos om en keek naar Bung Karno met een gezicht van wat moet er nu gebeuren? Lamartine heeft charismatische leiders eens omschreven als aanvoerders ‘die tot in het merg van de botten konden beroeren’. Dàt was wat gebeurde als Sukarno tegen het volk sprak. Hij greep ook die dag in Surabaja in. Hij hep naar de batterij microfoons en zei alleen maar driemaal met nadrukkelijk gebiedende toon Diam! Diam! Diam!Ga naar voetnoot3. Zijn woorden klonken tot de verste hoeken van het veld. Bij het horen van zijn vertrouwde stem keerden duizenden en duizenden hoofden zich onmiddellijk als geëlectrificeerd naar het spreekgestoelte. Het was volmaakt verbazingwekkend om te zien welke kalmerende invloed Sukarno's woorden op | |
[pagina 40]
| |
de chaotische menigte hadden. Daarop begon de president een hed te zingen en binnen de kortste keren zongen duizenden en duizenden met hem mee. Eigenlijk was de orde en rust in een mum van tijd hersteld. Ik zat gedurende het hele gebeuren vlak achter de beide presidenten op het erepodium. Ik heb alles van moment tot moment kunnen volgen. Voroshilov stond in opperste verbazing en met nauwelijks verholen bewondering toe te kijken hoe zijn Indonesische collega dit klaarspeelde. De Rus vervolgde maar bekortte, gelukkig, zijn toespraak. Daarna voelde iedereen zich weer thuis, want Bung Karno kwam aan het woord. Internationaal werd door vele commentatoren, zoals Arnold Brackman, later geschreven dat de reis van Voroshilov door Indonesië de verkiezingen van 1957 zéér ten voordele van de Partai Kommunis Indonesia (PKI) had beïnvloed. De implicatie was steeds, dat Bung Karno de reis van de Rus opzettelijk zou hebben gearrangeerd om de Indonesische Communisten in de kaart te spelen. Ik kende Brackman al toen hij nog aan de New York Times was verbonden, maar over de jaren ging hij zich steeds meer ontwikkelen als specialist inzake het communisme in Zuidoost-Azië, van Pakistan tot en met Indonesië. In Indonesian CommunismGa naar voetnoot4. schreef hij bijvoorbeeld, dat Sukarno en Voroshilov samen waren opgetreden en de menigten hadden hem toegejuicht, ‘vooral de communisten’. ‘Het was duidelijk, dat Sukarno bezig was zijn verknochtheid aan de Partai Nasionalis Indonesia (PNI)Ga naar voetnoot5. aan het verleggen was naar de PKI.’ Later werd bekend dat Brackmans uitgave heimelijk werd gesteund en gefinancierd door de CIA, maar intussen lanceerde één van de meest vooraanstaande Indonesië-specialisten ldinkklare onzin, als hier aangegeven. Op die manier raakte gezaghebbend Washington steeds meer overtuigd, dat Bung Karno bezig was een verkapte communist te worden. Op 24 mei 1957 had ik opnieuw een audiëntie bij de president aangevraagd. Ik arriveerde op tijd op het paleis, maar eerdere bezoeken waren uitgelopen. Professor Mohammed Yamin en diens echtgenote kwamen ten slotte naar buiten. Ik | |
[pagina 41]
| |
kon een salon, waar Bung Karno wachtte, betreden. Excusezmoi que je suis un peu en retard, zei hij als opening in het Frans. Ik voelde me als altijd volmaakt op mijn gemak in zijn aanwezigheid. Het herinnerde aan familiebezoek als je bij hem kwam. Ik wilde over Nieuw-Guinea praten. Ik vertelde, dat toen ik hem een jaar geleden in Rome ontmoette ik als de meeste Hollanders aanvankelijk zijn bedoelingen had gewantrouwd. ‘U weet hoe schandalig er al die jaren al in onze media over u wordt geschreven. Dat heeft een invloed, hoe onterecht ook. Daarom denken veel Nederlanders ook nu nog altijd, dat zelfs wanneer Nieuw-Guinea in Indonesische handen zou komen u pas werkelijk alle belanda's uit het land zou laten smijten.’ Hij leek eerst een beetje geïrriteerd. ‘Je weet heel goed, Wim, en ik heb hetzelfde al zo dikwijls tegen Van Konijnenburg gezegd, dat zonder de oplossing van het Irian-vraagstuk de betrekkingen met Nederland niet meer kunnen worden hersteld. Wanneer dat probleem is opgelost ga ik naar Den Haag.’ ‘Ik zou niet willen dat u denkt,’ vervolgde ik, ‘dat ik het eens ben met een snelle overdracht van Irian-Barat aan Indonesië om een wit voetje bij u proberen te halen. Ik beschouw die overdracht rechtvaardig, omdat Nieuw-Guinea altijd deel uitmaakte van Indië en Nederlands-Indië Indonesië zou worden. Het is dus eigenbelang, zoals we in het adres aan de Staten-Generaal duidelijk hebben gesteld.’ ‘Daarom werk je zo hard aan deze zaak,’ aldus de president. ‘Ja, maar in het belang van mijn eigen land en koningin.’ Bij het afscheid nemen vroeg hij of ik op zijn verjaardag, 6 juni 1957, 's ochtends om zes uur aanwezig wilde zijn ‘met de familie’. Dit heb ik dus ook gedaan en er werd van ons allemaal een foto op de trappen van het paleis gemaakt. Op 9 juni 1957 zou de president 600 ambtelijke en militaire autoriteiten in Serang aan de westkust van Java toespreken. Het was de plek waar Cornelis de Houtman in 1596 voor het eerst voet op dit eiland zou hebben gezet. Met een lange stoet auto's waren we uit de hoofdstad gekomen. De ministers Chaerul Saleh, Hanafi en Sudibjo waren ook mee, evenals ambassadeurs en leden van het Corps Diplomatique. De redevoering zou live over Radio Republik Indonesia worden uitgezonden. | |
[pagina 42]
| |
Geheel onverwachts wees Bung Karno op mij. ‘Daar zit een Nederlander, een journalist,’ zei hij en hij wees me aan. ‘Hij is een echte Nederlander. Ik wens hem hier dank te zeggen voor de steun, die hij ons met de claim op Irian-Barat heeft gegeven. Ik heb deze Willem Oltmans gevraagd, waarom hij ons eigenlijk in onze strijd steunde. Hij gaf me het volgende antwoord.’ De president ging hierop in het Nederlands over en herhaalde tweemaal dat ik hem had gezegd: ‘Ik doe het voor mijn land en mijn koningin’. Applaus. Ik voelde me eigenlijk hoogst onbehaaglijk. Ook vroeg ik me af of mijn overtuiging inzake het Nieuw-Guinea-geschil wel een presidentieel complimentje verdiende. Sukarno vervolgde: ‘Ik beschouwde dit een zéér juist antwoord. Ik achtte het daarom juist omdat deze Willem Oltmans zijn persoonlijkheid en zelfstandigheid niet prijs geeft. Hij kent de belangen van zijn eigen land. Want wanneer de Nederlanders Irian-Barat eenmaal zouden loslaten zou dit immers slechts in het voordeel van Nederland zelf zijn? Hierop riep hij tot tweemaal toe uit: terima kasih Willem Oltmans!Ga naar voetnoot6. De Indonesische kranten maakten uitvoerig melding van het compliment van de president aan mijn adres. De Times of Indonesia schreef midden op de voorpagina 11 juni 1957 Sukarno full of praise for newsman. Op 4 juli 1957 was het dertig jaar geleden dat de PNI door Bung Karno werd opgericht. We vlogen met enkele Garudatoestellen naar Bandung voor de plechtige viering. Hij sprak twee uur lang. Het land was nu bijna twaalf jaar onafhankelijk. Hij pleitte voor een terugkeer naar de revolutionaire geest van weleer om de rechtvaardige en welvarende samenleving voor iedereen te bouwen, zoals de stichters van de PNI in 1927 voor ogen had gestaan. Hij sprak eveneens over zijn recente stokpaardje, hoe het Westminster-model zou kunnen worden teruggebogen naar de oorspronkelijke Indonesische gotong rojong (wederzijdse hulp) democratie welke de volkeren van Indonesië sedert eeuwen hadden gekend. Hij bepleitte de oprichting van een Dewan NasionalGa naar voetnoot7. waarin alle voornaamste functionele groeperingen uit de samenleving zitting zouden | |
[pagina 43]
| |
hebben. Ruslan Abdulgani zou het hoogste adviescollege in het land moeten voorzitten. De president bleef worstelen met het zoeken naar een aanvaardbare oplossing voor zijn leiderschapdilemma. Op 9 juli 1957 waren we met de president naar Oost-Java gereisd. In Bodjonegoro zou hij behalve op familiebezoek gaan ook een rede houden. Voor het eerst bevond zich in het gezelschap een Amerikaanse professor die Guy Pauker heette. Hij was voortdurend in mijn buurt en ik vroeg me af wat hij wilde. We bespraken het Nieuw-Guinea-geschil met Nederland en hij scheen het eens te zijn dat Indonesië een wettige claim op dit gebiedsdeel had. De volgende dag waren we toevallig allebei vroeg opgestaan. Hij vroeg of ik hem wilde voorstellen aan de president. We troffen Bung Karno om 06:15 uur in zijn eentje op de veranda van de plaatselijke gezagsdrager. De president vroeg hem gekscherend: ‘U bent toch geen familie van Anna Paukar?’Ga naar voetnoot8. ‘Dat is me eerder gevraagd, maar nog nooit door een staatshoofd,’ antwoordde de Amerikaan. De president hield het gesprek licht die ochtend en sprak over de film Tea and Sympathy, die hij recentelijk had gezien. Het verhaal had hem herinnerd aan zijn reis naar Californië. Jaren later zou ik ontdekken door de vriendelijke prqfessor te zijn gebruikt. Hij bleek verbonden aan de Rand Corporation, een think tank van de CIA. Hij zou zich over de jaren ontpoppen als een fervente aanhanger van de pro-Amerikaanse groep Indonesische militairen en is nauw betrokken geweest bij samenzweringen president Sukarno afgezet te krijgen. In 1957 was ik nog buitengewoon naïef in dit soort zaken. In Bodjonegoro dacht geen haar op mijn hoofd zefs aan de mogelijkheid, dat dergelijke spionage-activiteiten in het gevolg van de president open en bloot konden worden bedreven. Hoe was deze man in de rombonganGa naar voetnoot9. van het staatshoofd terecht gekomen? Er moeten in 1957 reeds met de CIA collaborerende verraders in de onmiddellijke omgeving van Sukarno actief zijn geweest. Het is mogelijk dat de president hiervan op de hoogte was, want hij leek Pauker bewust op een afstand te houden. | |
[pagina 44]
| |
Later, op weg naar een aula waar Bung Karno zou spreken, hield de stoet auto's plotseling op een lange rechte weg halt. Ik zat, zoals ik dikwijls deed, met Indonesische collega's op het dak van de persbus. Voertuigen waren in 1957 nog niet airconditioned We konden zien, hoe heel in de verte het staatshoofd uit zijn Cadillac was gestapt om door een greppel op een dikke boom af te stevenen om op zijn gemak een plas te doen. Ministers, ambassadeurs, hoogwaardigheidsbekleders, iedereen zat in snikhete auto's ongeduldig te wachten. Intussen had een aantal vrouwen, aan het werk op een sawaGa naar voetnoot10. Bapak herkend. Ze kwamen onmiddellijk op hem af. Er volgde een geanimeerd gesprek tussen de president en de mensen in wie hij nu eenmaal werkelijk was geïnteresseerd. Adjudant-majoor Sudarto kwam uit de auto met de bekende zwarte huis-tuin-keukenparaplu die Bung Karno altijd gebruikte als bescherming tegen de zon. Intussen zaten zijn reisgenoten in een lange stoet rijdende broeikassen zich te verbijten van ergernis. Zo was Sukarno. Een opwelling werd niet onderdrukt maar juist uitgeleefd, waarmee hij al te dikwijls tegenstanders onnodig ammunitie verschafte zijn gedrag te bekritiseren. |
|