Memoires 1987-B
(2017)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Paramaribo30 juli 1987Hotel ToraricaMarciano Jessurun haalde me op te Zanderij waardoor het binnenkomen vlot verliep. Ze hadden in Suriname uitstekend begrepen waarom zelfs het anp voor één keer mijn vertrek naar Zuid-Afrika op het net had gezet: ‘Om jou bij ons verdacht te maken. Natuurlijk wilde men daarmee jou wat Nederland betreft buiten gevecht stellen, want wat je nu verder nog over Zuid-Afrika zegt, je hebt voor het apartheidsregime gekozen.’ Ik protesteerde hevig, maar Marciano vervolgde: ‘En omdat ze weten dat je heen en weer naar Paramaribo reist, willen ze je bij ons ook nog verdacht maken.’ Ik was verbaasd over wat hij zei en verweet mezelf dit niet te hebben voorzien. Ergens was er een stem in me die zei hem niet te vertellen dat Christo Landman er verder geen problemen in zag. Gisteravond wilde ik slapen, maar de telefoon ging zo vaak dat ik om 22:30 uur toch de haak opnam. Marciano: ‘Kan je over een half uurtje gereed zijn?’ Hij kwam me halen en we reden naar een bijzondere villa aan de Anton Drachtenweg, met grote antennes en schotels. Binnen wachtte een kerel achter een bureau, die ik wel eens had gezien en die de militair Christopher bleek te zijn.Ga naar voetnoot50 Hij was dus het contact tussen Marciano en Desi Bouterse. We hadden meteen uitstekend contact. Christopher reed me naar het huis van Michel Franchi. Om 23:30 uur arriveerde Desi Bouterse via de ingang langs het zwembad. Ik gaf een overzicht van mijn gesprekken met André Haakmat en gaf hem daarna mijn brief aan de Amsterdamse advocaat van 10 juli 1987. Bij de sluitende passage merkte hij op: ‘Daar heb je hem goed klem gezet.’ En tenslotte: ‘Haakmat has no balls.’ Ik bood hem aan zelf naar Ronnie Brunswijk te gaan. Dat was meteen prima. ‘Maar het blijft allemaal een geheim tussen ons,’ aldus de bevelhebber, ‘zelfs Chris(topher) weet hier niets van.’ | |
[pagina 54]
| |
Hij ging even weg en toen hij terugkwam, merkte ik op dat ik vermoedde dat Henk Herrenberg waarschijnlijk absoluut niet zou willen dat we zouden gaan praten met terroristen, maar dat dit wel langs deze weg moest gebeuren. In voorzichtige bewoordingen vroeg ik hem of hij zich bewust was, dat sommige mensen die wellicht met hem wilden spreken, hem niet konden bereiken. Dit had ik vroeger heel sterk in de omgeving van president Sukarno zo gezien. Ik noemde als voorbeeld Harvey Naarendorp, die mijns inziens de beste hersenen van al zijn medewerkers had. Maar Bouterse antwoordde zonder omhaal: ‘Voor mij is Henk Herrenberg nummer één. Van allemaal is Herrenberg het minst gericht op politiek gekonkel. Er zijn wel eens oneffenheden en fouten misschien, maar alles bij elkaar is hij mijn grootste steun.’ Intussen arriveerde de door Franchi aangeboden gebruikelijke champagne. Ik zal dat nooit aanraken en vind het erg overdreven, ongeacht hoeveel poen je in kas hebt - ik zou rond middernacht vruchtensap laten serveren. Ik begon opnieuw over Brunswijk. ‘Dat is oké,’ aldus Bouterse, ‘daar hebben we toch al op geklonken?’ Ik vroeg hem echter hoe ik dit het beste zou kunnen aanpakken. Hij gaf me de naam van de consul-generaal van Suriname in Cayenne. Hij adviseerde, en herhaalde dit, me ook te melden bij de Nederlandse consul. Als ik dan vervolgens naar de Surinaamse vluchtelingenkampen ga, en laat weten dat ik Brunswijk wil ontmoeten, zal ik zeker bij hem worden gebracht. ‘Er zijn al zoveel journalisten naar Brunswijk gegaan,’ aldus Bouterse, ‘jou lukt dat ook. Als jij naar hem toe gaat zal het in orde komen.’ Hier schrok ik van. Ik antwoordde daar nog allerminst zeker van te zijn. Ook opperde ik dat Haakmat en consorten, Brunswijk zouden kunnen adviseren juist niet met mij te spreken vanwege mijn contacten met hem, Bouterse. De bevelhebber vervolgde dat er op dit moment twee Nederlanders in Suriname bezig waren met het destabiliseren van het land en mogelijk zouden worden uitgewezen. Ze zouden plannen hebben vooraanstaande politici als Lachmon of Arron dood te schieten om daarmee de geplande verkiezingen in het honderd te sturen. ‘Want kun je je voorstellen wat er gebeurt na zoiets?’ Hij zei via een contactpersoon bezig te zijn enkele oude politieke leiders te proberen bereiken, maar dit lukte nog steeds niet. Hij verwijderde zich herhaaldelijk om te telefoneren. Hij wilde ook de Amerikaanse ambassade hierover inlichten en zei: ‘Daar zijn ze de laatste tijd vriendelijk.’ Desi vermoedde dat Fred Derby tijdens zijn jongste verblijf in Neder- | |
[pagina 55]
| |
land weer contacten met de bvd had gehad. De meeste destabiliserende verhalen in de media waren uit Derby's vakbond c-47 en bevriende relaties gekomen. Hij verwachtte dat Derby uiteindelijk met hangende pootjes bij hem terug zou komen, maar dan was hij ditmaal aan het verkeerde adres. Terwijl Desi deze man juist met alles steeds had gesteund, keerde Derby zich iedere keer weer tegen hem.Ga naar voetnoot51 Derby's politieke initiatieven waren een doodgeboren kind. Bouterse denkt dat men verbaasd zal zijn hoeveel aanhang hij bij de komende verkiezingen zal blijken te hebben. Het zou mogelijk zijn een massabijeenkomst te organiseren in de onmiddellijke nabijheid van een samenkomst van oude politieke leiders en die dan met geluidsapparatuur te overstemmen. Ik plaatste bij die tactiek een vraagteken. We belandden bij het herstel van normale betrekkingen met Den Haag. ‘Maar hoe,’ vroeg hij. Ik antwoordde dat ik erover zou nadenken. Ik vroeg hoe zijn betrekkingen waren met de ambassadeur van Indonesië. Hij trok zijn neus op. Hij zou op de terugweg uit Seoul in Djakarta kunnen stoppen en Indonesië zou kunnen bemiddelen, maar dan zit je met die stinkende Suharto opgescheept. Bouterse vertelde dat de klacht bij het Internationale Hof nog steeds op de agenda stond ‘maar Heidweiller probeert het natuurlijk af te remmen. Maar don't worry, Willem.’ Zijn overwegende motivatie is kennelijk om op een of andere manier toch weer met Den Haag in gesprek te komen, dat is zeker. Ik opperde de namen van oud-ambassadeur Hoekman en misschien zelfs Eegje Schoo, met wie redelijke contacten bestonden. ‘Frankrijk heeft gemeenschappelijke belangen met Nederland,’ zei Bouterse, en hij refereerde aan Frans-Guyana. Hij had de indruk dat Brunswijk niet meer onbeperkt in het buurland zijn gang zou kunnen gaan zoals in het begin van de rebellie. Ik sneed het onderwerp Michel Aboikoni aan. Bouterse deed voor hoe Michel bij hem was binnengekomen, na in het binnenland gegijzeld en in elkaar geslagen te zijn (tanden uit zijn mond geslagen). Hij hinkte. Hij benadrukte dat Michel na het gesprek aanvankelijk normaal opstond en de kamer uit zou zijn gelopen en pas bij de deur weer zou zijn gaan hinken. Eigenlijk werd ik woedend omdat Michel Aboikoni niet de bedrieger is zoals Bouterse mij wilde doen geloven. Hij vervolgde: ‘Michel vroeg ook 43.000 (Surinaamse) guldens voor de uniformen van zijn vader, de granman. Hij was de Aboikoni's al tegemoet ge- | |
[pagina 56]
| |
komen en had grond voor hen beschikbaar laten stellen. Michel had me hier vanmorgen over gesproken en bevestigde dus dat dit waar was. Dit had Bouterse hem inderdaad toegezegd met een opdracht aan Henk Herrenberg dit te regelen, wat natuurlijk niet was gebeurd. Hij besprak die zaak gisteren met Wijdenbosch en Herrenberg. Michel was gisteren zo blij me in Torarica te zien, dat hij me in een ferme omhelzing om mijn nek vloog. Mede met het oog op de verantwoordelijkheden jegens vrouw en kinderen, heeft hij nu al zijn hoop op mij gevestigd. Uiteindelijk sneed ik bij Desi mijn eigen financiële problemen aan. Misschien idioot maar ik vertelde hem openlijk dat ik sinds mijn jeugd, zelfs aan mijn ouders, altijd om geld vragen als een vorm van bedelen had ervaren. Ik zei dat ik geld toen liever zelf uit de brandkast in de werkkamer van mijn vader haalde. Daarom ging me dit nog altijd moeilijk af. Maar ik was nu op het punt beland dat ik nu ook geldzaken moest aansnijden, waarbij ik alleen maar hoopte dat de vriendschap hierdoor niet werd verpest. Ik herinnerde hem dat ik van Herrenberg (en van Bouterse zelf) inderdaad in 1983 achtduizend dollar had gekregen (in New York) toen Suriname de deal die ik met de vpro maakte in het honderd stuurde en dat ik het gevoel had dat hij de enige was die zijn woord hield tegenover mij. Vandaar dat ik de zaak met hem wilde beklinken. ‘Willem, hoeveel wil je hebben,’ viel hij me in de rede. Ik had me voorgenomen 100.000 te zeggen maar kon dit bedrag niet over mijn lippen krijgen. Ik ontweek een antwoord en zei: ‘Denkt u er maar over na, dan spreken we er nog wel over.’ Stom, want dan heb je weer niets. Maar Desi herhaalde, nu op bevelende toon: ‘Willem, hoeveel wil je hebben?’ Nu antwoordde ik: ‘Ik weet het niet.’ ‘Je bent een slechte onderhandelaar.’ ‘Dat weet ik,’ zei ik, ‘want ik zou ook helpen en doen wat ik doe als u me niets zou geven en zo zal ik het later exact vermelden in mijn dagboeken.’ Hij lachte. ‘Zullen we zeggen, een tonnetje,’ vroeg Desi nota bene. Ik kon mijn oren niet geloven, want dat was het bedrag dat ik wilde voorstellen na enkele jaren voor ze bezig te zijn geweest. Als ik aan dit gesprek terugdenk, ben ik van mening dat ik, wanneer ik de missie Brunswijk - die Haakmat weigerde - uitvoer en de zaak ‘onschadelijk’ kan maken, ik een bonus van 50.000 gulden had moeten krijgen. Ook gaf ik Bouterse het kaartje van Dirk Keijer, de baas van | |
[pagina 57]
| |
Investronic. Desi zei dat hij de receptie voor de president van Brazilië zou kunnen bijwonen. Ik vertelde iets over Keijers activiteiten en diens recente uitlating ‘why not have two women’ in verband met zijn affaire met Clare, naast zijn vrouw Inge. ‘Dat vereist training,’ lachte Desi. Ik keek de bevelhebber aan en vroeg me af wat die man allemaal aan zijn hoofd heeft. Franchi zei: ‘Heb je wel eens gezien hoeveel bezoekers hij afwerkt in zijn kantoor? Ze komen zelfs bij hem om een beslissing te nemen over t-shirtjes voor een basketbalwedstrijd.’ Ik verliet de villa van Franchi om 01:45 uur. Lijfwachten van Bouterse brachten me terug naar het hotel. Ik zag trouwens nog zes bewakers op de hoek van de straat. Desi vertelde drie veiligheidssystemen tegen elkaar te gebruiken. ‘Ik ben niet gek.’ ‘Een nuttige erfenis van de Cubanen,’ merkte ik op, waar hij niet op reageerde. De commissaris voor de bosnegers, Libretto, was gisteren in het vliegtuig van Amsterdam naar hier. Hij vertelde eens tegen Bouterse te hebben gezegd om een bepaalde weg in het binnenland te laten afsluiten. Het antwoord was een beslist nee ‘want dan honger je ook de mensen daar uit. Toen dacht ik,’ aldus Libretto, ‘daar spreekt geen militair. Die man zal nooit een mier doden.’ | |
Paramaribo - Cayenne,Om 12:00 uur was ik klaar om voor de lunch naar Sovjetambassadeur Igor Bubnov te gaan, toen Marciano Jessurun belde. Hij zei, ‘Please check-out, ik kom je halen.’ Nu vlieg ik naar Frans-Guyana, businessclass en zit achter ex-minister Fong Poen. Marciano vertelde getrouwd te zijn met de zuster van de militair Christopher, hoofd van de inlichtingendiensten. Chris runt het vitaal belangrijke death squad for emergencies. Ik vroeg of er een kans bestond dat een coup plaats kon vinden terwijl Bouterse in Ghana zou zijn. ‘Onmogelijk,’ aldus Marciano, ‘want al zou een kopstuk in het leger, bijvoorbeeld Neede, zoiets proberen, hij zou niemand in het leger meekrijgen. Hij zou meteen worden afgemaakt.’ ‘Het is hier dus anders dan in Cambodja, waar Sihanouk door de fameuze Lon Nol werd afgezet toen hij in Moskou was. Of zoals Suharto, die voldoende militairen meekreeg om Sukarno te verraden.’ We belandden bij Brunswijk. ‘Die man,’ aldus Marciano, ‘is | |
[pagina 58]
| |
in bijna alle opzichten als de bevelhebber. Ze zijn dezelfde dag geboren, 13 oktober. Brunswijk is ook niet wreed. Hij heeft de pest aan Paul Bhagwandas en Marcel Zeeuw. Brunswijk heeft levens gered, maar hij heeft natuurlijk ook meegevochten.’ Net als Bouterse scheen Marciano honderd procent zeker dat mijn missie naar Brunswijk zou slagen. ‘Breng je hem mee naar Paramaribo,’ vroeg hij. ‘Natuurlijk.’ Hij waarschuwde dat rond Ronnie Brunswijk ook oorlogszuchtige militairen waren, zoals Mohabir, eens tweede man van Surendre Rambocus, ‘die in de zakken van Den Haag zit en alles zal doen om jouw contact met Brunswijk te frustreren.’ Hij adviseerde zoveel mogelijk via bosnegers te opereren en desnoods een visitekaartje mee te geven en erop te schrijven dat ik een belangrijke boodschap voor Brunswijk meebreng. ‘Want wat Brunswijk immers altijd heeft gewild, is Desi ontmoeten.’ Hij vervolgde: ‘Geef zo'n boodschapper uit het bos desnoods honderd gulden, dan gaat het allemaal het snelst. Soms komt Brunswijk naar Cayenne om te neuken, dan zit je goed en kan je hem daar spreken.’ We vertrokken te laat en vliegen nu over de oneindige Zuid-Amerikaanse jungle. Bossen, bossen en nog eens bossen. Ik vond Marciano wel erg zeker van het slagen van mijn missie. Als de vijand maar niet in de gaten heeft waar ik mee bezig ben. Paramaribo zit vol lekken. Schitterende regenboog. | |
13:00 uur, Saint-LaurentHet was een lange tocht door de jungle naar hier, 268 kilometer. Veel te veel van de meest schitterende vlinders sloegen te pletter tegen de auto. Er waren ook dieren door het verkeer gedood, die ik niet thuis kon brengen. Een soort zwarte eekhoorn zat op zijn achterpoten langs de weg. De bossen zijn indrukwekkend. Ik nam een kamer in Hotel Toucan. Daarop ging ik op ‘jacht’ naar een bosneger uit Suriname, die naar hier gevlucht is. Ik zag een man die een groot zeil droeg en bood aan hem naar huis te brengen. We bereikten een rijtje huisjes langs de rivier en gingen ergens naar binnen. Zijn schoonbroer lag op de grond oefeningen te doen. Ik wist meteen: hem moet ik hebben. Antoine was gisteren van Stoel- | |
[pagina 59]
| |
manseiland via de rivier naar hier gekomen. Hij was bereid opnieuw naar Brunswijk te gaan en hem te halen. Daarvoor had hij 300 liter benzine nodig plus smeertroep voor 200 frank. Toch wist ik dat ik hem kon vertrouwen. Hij haalde blauwe jerrycans. We reden naar een benzinestation waar een Javaanse Surinamer werkte. We haalden er de benzine die nodig was. Omdat ik dorst had, stopten we op de terugweg bij een café. Daar kwam de mulat die ik ook in het hotel had gezien, met een kleinere Surinamer met Ruud Gullit-haar binnen.Ga naar voetnoot52 Ze waren gearriveerd in een beige truck met kentekennummer 56 yl 79-3. Ze bedreigden me: ‘Oltmans, pas jij maar op. We komen je halen.’ En meer van dit soort opmerkingen. De mulat stak twee vingers in mijn neus zonder dat het echt pijn deed, maar ik werd behoorlijk nijdig over deze provocatie. Ik vroeg de patron van het café de politie te bellen. De man deed of hij aan mijn verzoek gevolg gaf, maar er gebeurde niets. Antoine deed of hij nergens bijhoorde en bleef aan de bar staan. De patron gaf de heren toen een ernstige vermaning. Ze stapten daarop in hun beige truck, terwijl ze verwensingen en bedreigingen bleven schreeuwen. Toen alles voorbij was, kwam er een Citroën 2CV met twee tuuten. Geleidelijk aan begrepen ze dat ik gekomen was om Brunswijk te spreken. Ze zeiden dat het hem niet meer was toegestaan Guyana te betreden. Dat was vervelend, want ik wilde hem juist op Frans grondgebied spreken. Ik moest beslist niet zelf naar dat eiland gaan, dat is een onveilige boel met teveel idioten zonder hersens, gaven ze aan. Ik gaf daarom Antoine een kaartje mee, gericht aan Brunswijk, dat ik hem dringend moest spreken. Antoine denkt dat Ronnie mee zal komen. Ik gaf hem nog 250 gulden om de boodschap persoonlijk aan Brunswijk af te geven. Dus de missie kostte, wat de tussenpersoon betreft, duizend gulden. Op de prefectuur ging ik mijn beklag doen over het gedrag in het café van de in Saint-Laurent wonende Surinamers. Er kwamen steeds hogere functionarissen opdagen, vooral nadat ik glashard had verklaard in overleg met commandant Desi Bouterse gekomen te zijn. Ik zei dat ik desnoods een gesprek tussen Bouterse en Brunswijk op het vliegveld van Saint-Laurent wenste te arrangeren, als er maar een einde kwam aan die ‘opstand’ en het gevolg ervan: zevenduizend vluchtelingen op Frans grondgebied in kampen. | |
[pagina 60]
| |
1 augustus 1987Cayenne, NovotelDe commissaris van politie in Saint-Laurent adviseerde geen klacht in te dienen tegen de molesterende Surinamers (ik gaf hem het nummer van hun truck) want dit zou mijn missie alleen maar moeilijker maken. Verdere stappen zal ik ter plekke overwegen. Mijn vertrouwen in Antoine is totaal, want ik ‘zag’ zijn innerlijke natuur heel duidelijk: rustig, vastberaden, betrouwbaar. Ik denk ook dat hij Brunswijk meebrengt. Ik vroeg om enige bescherming, want ik moest de benzine nog naar het huisje van Antoine brengen. Er reden enkele politieauto's in de buurt en Antoine begon de benzine in de boot te laden. Er keken wat jongetjes toe, en een meisje van zes dat Surinaams sprak. Een jongetje keek zeer venijnig en ik vroeg het meisje, toen hij iets tegen haar zei, wat hij had gezegd. ‘Laten we hem dood maken en dan nemen we zijn auto.’ Antoine zei trouwens dat hij al vijf maanden geleden wist dat dit zou gebeuren en dat ik in zijn leven zou komen. Hij had er zelfs over gedroomd. Terwijl we langs de rivier stonden te praten, ging er een motorprauw met zes Surinamers de rivier op. Franse militairen met rubberbootjes patrouilleerden. Tezelfdertijd zag ik een pick-up met vijf Surinamers op de weg langsrijden. Antoine vertrekt nog deze avond naar Brunswijk, god zegene de greep. Ik reed langs de prefectuur om te bedanken voor de begeleiding en keerde naar Cayenne terug. Uiteindelijk ontmoette ik de sous-péfecture, een sceptisch kijkend mager mannetje, een burger. Ik zette mijn missie uiteen met het doel Brunswijk bij Bouterse te brengen. Ik vroeg me wel af of dit verstandig was, want de commando's van Brunswijk zouden me twintig kilometer buiten Saint-Laurent kunnen opwachten. Tenslotte loopt er maar één tweebaans asfaltweg naar de hoofdstad. Het oerwoud was weer zo prachtig bij de ondergaande zon. Een baby-aapje was overreden en een jonge vleermuis bleef achter de ruitenwisser steken. Maar toen het donker werd, was het niet prettig rijden op die smalle weg. Er was bovendien meer verkeer in het weekeinde. Eindelijk vond ik het Novotel en belde Marciano in Paramaribo. Er werd onmiddellijk door luitenant Christopher teruggebeld. Ik gaf hem een volledig overzicht van wat er was gebeurd. Chris lachte. Ik vroeg waarom. ‘Om de wijze waarop je je ervaringen vertelt.’ ‘Ik ben tenslotte schrijver, al lijkt deze affaire meer op een stuiversroman.’ | |
[pagina 61]
| |
Ik sprak met Chris af, dat wanneer Antoine zou slagen en ik Brunswijk in levenden lijve in Saint-Laurent zou aantreffen, ik dat onmiddellijk zal doorbellen. Dan zou Desi de Franse ambassadeur kunnen vragen of een gesprek op het vliegveld van Saint-Laurent in orde is, en om Franse medewerking verzoeken. Ik waarschuwde echter voor lekken naar de pers door de contra's via hun contacten bij de Hollandse makrelen. En omdat er zondags geen kranten zijn, zou de ontmoeting eigenlijk meteen al morgen, zondag, plaats moeten hebben. ‘Ik zal wat van onze mannen optrommelen en dan bel ik je nog vanavond of morgenochtend,’ antwoordde Chris. Tijdens de rit door het oerwoud dacht ik dat als de stunt Bouterse-Brunswijk lukt, de eer van deze zaak geheel bij Desi moet worden neergelegd, en wel bij hem alleen. Ik heb meegedacht, maar mijn rol was bijzaak. En wat Jan Blokker moet onthouden, is dat niet alleen geboorte niet te koop is, hetzelfde geldt voor verstand. Een ontmoeting Bouterse-Brunswijk zal overigens in Den Haag de nodige commotie veroorzaken, want Brunswijk is door de kwade geesten in Nederland naar voren geschoven als ‘bruikbare Surinamer’. Gisterochtend sprak ik trouwens met de Nederlandse consul, Cecile van der Stelt, die sinds een week in Frans-Guyana is. Ik vond haar meteen erg aardig. Zij komt uit Bonn, waar Jan van der Tas, een klasgenoot op Nijenrode, blijkbaar ambassadeur is. Alles kan tegenwoordig. Hoe is dit mogelijk? Zij is hier bovendien tijdelijk. Ik had een open gesprek met haar over Brunswijk en zelfs over de affaire Klaas de Jonge en de idioot Hans van den Broek. We lachten veel. Ze zullen wel weer de schurft hebben in Den Haag dat ik hier ben. Ik hoorde overigens op de prefectuur dat de twee ‘gorilla's’ van Brunswijk meteen waren opgespoord, omdat ik het nummer van hun truck had doorgegeven. Een woonde in het Star Hotel in Saint-Laurent. Belachelijk eigenlijk dat ze er meteen op los begonnen te timmeren in plaats van eerst een gesprek te voeren over wat ik kwam doen. Twee leden van het Surinaamse consulaat, Wensley Breinburg (vaandrig in het Surinaamse leger, ressorteert onder Christopher) en Rudie Olivieira - nice guy - kwamen me bezoeken. Ik heb ze volledig ingelicht. Ze waren beiden behoorlijk opgewonden over mijn missie. I keep my fingers crossed dat ik inderdaad zal slagen. Ze wisten dat ik door Jan Kensenhuys in Saint-Laurent twee vingers in mijn neus gestoken had gekregen. Rudie maakte zijn shirt open en liet littekens zien van hoe diezelfde Kensenhuys zijn nagels in zijn lijf had gezet. Ze maakten | |
[pagina 62]
| |
verder duidelijk dat we continu door de Franse geheime dienst werden geschaduwd. Alle schaduwauto's waren vervangen, maar de Surinaamse jongens hadden inmiddels reeds de nummers van de nieuwe auto's verzameld. Rudie was het met me eens dat het inderdaad een historische gebeurtenis zou zijn als het zou lukken Bouterse en Brunswijk bijeen te brengen. Rudie is een oud-militair en nu verbonden aan Buitenlandse Zaken in Paramaribo. Eindelijk belde Christopher met de mededeling dat het uitgesloten zou zijn dat Desi Bouterse naar Saint-Laurent zou vliegen om, zoals ik wilde, op betrekkelijk neutraal terrein te praten. ‘Breng Brunswijk maar mee naar Paramaribo.’ ‘Je begrijpt toch wel,’ antwoordde ik, ‘dat Brunswijk zich niet zo maar in het hol van de leeuw zal begeven?’ Chris antwoordde blindelings dat ik werd verwacht de stunt uit te voeren als afgesproken. Ik onderstreepte dat ik nadere details niet met Desi had kunnen bespreken, zoals we voor mijn vertrek hadden zullen doen, omdat mijn afspraak met hem werd afgezegd. Ik vroeg dus: ‘Hoe kan er dan een garantie aan Brunswijk worden gegeven? Per telefoon?’ Straks zegt Brunswijk laat Bouterse maar hier komen en dan zitten we in een patstelling. Bouterse moet natuurlijk wel bereid zijn naar Saint-Laurent te vliegen. Hoe kan het te riskant voor hem zijn? Of hij nu met een terrorist hier of daar spreekt: als er maar een oplossing komt. Ik denk nog steeds dat Brunswijk zal komen. Mijn Surinaamse vrienden in Cayenne kwamen om 19:30 uur naar het Novotel hotel. De spion met zijn blonde kop zat weer niet ver van mijn tafeltje af. We vroegen ons af of het een Nederlander was. Rudie was brutaal, liep er vlak langs en zei: ‘Goedenavond.’ Hij kreeg in vloeiend Hollands antwoord. ‘Heb je je kamer wel goed afgesloten,’ vroeg Rudie. Terwijl we dineerden belde Desi Bouterse. Hij wilde ook niet per telefoon met Brunswijk spreken. Het enige wat hij wilde, was de kans krijgen Brunswijk te overtuigen om met knokken te stoppen. Ik liet Christopher weten me ‘een beetje in de steek gelaten’ te voelen want hoe | |
[pagina 63]
| |
kan ik nu op die manier opereren? Ik stelde Christopher voor voortaan samen met Rudie naar Saint-Laurent te gaan, want ik heb beslist geen zin als Henri Nahar in een zak in een rivier te eindigen, door Brunswijk om zeep geholpen. Of op bevel van diens ‘adjudanten’, zonder dat hij er iets mee te maken heeft. | |
2 augustus 1987Saint-LaurentIk verliet Cayenne om 07:35 uur en arriveerde in Saint-Laurent om 10:10 uur. De zwager van Antoine kwam met zijn vader naar Hotel Toucan. We reden naar de rivier en spraken anderhalf uur in de auto. Het verzoek was om nooit over Antoine te schrijven, want dat was gevaarlijk voor hem. Antoine is inderdaad een persoonlijke vriend van Brunswijk, ze zijn bloedbroeders. Ik dacht: hoe is het mogelijk geweest dat ik vrijwel rechtstreeks bij mijn allereerste bezoek hier, een kerel zag lopen, deze volgde en meenam, en die me vervolgens rechtstreeks naar Antoine zou leiden, zonder dat de man wist wat mijn missie was. De stille kracht ten volle. Volgens vader en zoon moesten Bouterse, Brunswijk, Lachmon en Arron, het hele stel weg en Suriname zou aan een nieuwe geschiedenis moeten beginnen. ‘Vrede tussen Bouterse en Brunswijk is ondenkbaar, ze haten elkaar. Brunswijk heeft de bosnegers bevrijd. Bouterse is een moordenaar. Hij schiet onze vrouwen en kinderen dood. Hij maakt schoenen van onze zwarte huid. Hoe kunnen we ooit vrede met die man sluiten,’ stelden ze. Ik werd volkomen naar van zoveel onzin. Ik werd er zelfs verdrietig van. In 1980 hield heel Suriname van Bouterse en ook de vader ging naar alle bijeenkomsten met Desi. Maar daarop volgden de moorden van 1982 en nu de affaire Brunswijk. Zijn eigen huis was met de grond gelijk gemaakt en als Desi hier kwam, zou hij hem persoonlijk doden. Ik zei dat Bouterse helemaal geen wrede man was en dat hij alles op alles wilde zetten de zaak vreedzaam op te lossen. Ik hield een pleidooi en de zwager zei: ‘U bent erg slim.’ ‘Ik probeer eerlijk te zijn en over mijn eigen ervaringen met Bouterse te spreken.’ ‘U werkt voor hem,’ zei hij. ‘Ik heb in vier en een half jaar nooit één cent aan Bouterse verdiend en dat ik nu voor deze missie wordt betaald, is normaal. Ik zou ook gekomen zijn zonder betaald te worden.’ Hoe komen deze mensen aan het geklets dat Desi alle bosnegers wil uitroeien. Wie doet dat? Ronnie heeft jachtgeweren en Bouterse bazooka's. Toch zal Bouterse verliezen, is de redenering. | |
[pagina 64]
| |
3 augustus 1987CayenneDesi Bouterse bevindt zich toch wel in een hachelijke positie. De Surinamers van het consulaat-generaal zeiden gisteravond dat hij zo snel mogelijk Langatabbetje en Stoelmanseiland moest opblazen. Wat zou hij er mee opschieten? Soms vraag ik me ook af of het leger werkelijk als één man achter Bouterse staat. Marciano vertelde dat de bevelhebber nu iedere week de kazerne langs gaat om zelf met de manschappen te spreken. Toch dringt zich de parallel op van het befaamde krokodillengat bij Halim, waar Bung Karno zijn generaals, onder wie zijn lieveling Ahmad Yani, zou hebben laten wegstoppen. Ik weet niet hoe dit werkt, maar je ziet in Suriname hoe zich een zelfde scenario om tweedracht te zaaien voltrekt; in Djakarta in 1965 veroorzaakt door het vermoorden van sleutelfiguren om van president Sukarno af te komen en een met de cia gelieerde mijnheer in het zadel te helpen. En hier door het verspreiden van verhaaltjes als dat Desi iemand is die lampenkappen van de bosnegers wil laten maken. De bosnegers zeiden gisteren ook dat Bouterse hun groep niet alleen wilde uitroeien, maar ook nog vergiftigen. Het is natuurlijk een schandaal dat de radiozender waar Libretto vorig jaar al zo dringend om vroeg - waarbij hij mij zelfs inschakelde om dit bij Bouterse te bepleiten - nog altijd niet in werking is getreden. Wijdenbosch is hier verantwoordelijk voor, maar zelfs Bouterse, die het belang ervan begrijpt, lijkt dit niet voor elkaar te krijgen of laat dit belangrijke instrument voor zijn beleid verslonzen. Die zender is nu veel en veel belangrijker dan een staatsbezoek van Bouterse aan Ghana. De bosnegers vonden verder dat Den Haag ‘een paar honderd soldaten moet zenden, om ons te bevrijden’. Ik ga één dag niet naar Saint-Laurent om Antoine tijd te geven met Brunswijk contact te hebben. De Surinamers die me daar aanvielen, staan natuurlijk in contact met de terroristen, inbegrepen hun opdrachtgevers in Nederland. Er gebeurt altijd weer wat anders. Een klop op de deur. Ik kreeg bezoek van Roger Remoué, inspecteur divisionnaire van de Police Urbaine - telefoon 30-10-08. Hij werd vergezeld door een ambtenaar van de prefectuur, die anoniem wilde blijven. Dan weet je het wel. Ik mocht mijn Surinaamse vrienden, zoals Rudie Olivieira, zijn naam niet geven, wat uiteraard een bespottelijk verzoek is. Ik speelde open kaart. Ik vertelde dat ik ook aan mijnheer Le Paudert in Paramaribo had geschreven | |
[pagina 65]
| |
hoe smerig ik de Franse rol in de affaire Brunswijk vond om mee te werken aan het ontketenen van een burgeroorlog in een zogenaamd bevriend buurland. ‘Do you think Bouterse is the right man,’ vroegen zij. Ik keek eerst uit het raam naar de hemel (om te demonstreren dat ik dacht met idioten te maken te hebben) en zei toen: ‘Je prie le bon Dieu que Bouterse restera. He is there. He is the only one.’ Ik stak een pleidooi af om Brunswijk het land binnen te laten, dat ik desnoods bereid was met hem te spreken op het politiebureau in Saint-Laurent, dat ik niets te verbergen had, maar dat er zo snel mogelijk aan dit absurde conflict een einde moet komen. Ik vroeg zelfs of we niet samen zouden kunnen werken om er een einde aan te maken, en vroeg of ze me in contact konden brengen met de gerenommeerde Nederlandse kolonel Bas van Tussenbroek, die hier in Cayenne zit. Ook gaf ik een kopie van mijn brief aan Brunswijk. ‘You can listen in on my phone calls, but this is not needed, because I will tell you myself exactly what I do and what my mission is.’ ‘Have you been empowered by Bouterse,’ vroegen zij. Dit is dus wel het geval, maar ik antwoordde: ‘All I can say is I am on a fact-finding mission which I coordinated personally with Desi Bouterse. That is all.’ Rudie en Wensley kwamen me bezoeken en wisten te vertellen dat Roger Remoué vergezeld was geweest van Serge ‘een man die zich uitsluitend met smerige zaakjes bezighoudt en altijd probeert roet in ons eten te gooien.’ Terwijl we zaten te praten in het hotel kwam er een Fransman met een snorretje en koffertje binnen, die later door een wapenhandelaar werd aangesproken. De boys wisten dat deze heren een container met wapens voor Brunswijk hadden verzorgd. Ze wisten eveneens te vertellen dat kolonel Van Tussenbroek, voormalig militair attaché in Paramaribo, fungeert als tussenpersoon tussen Brunswijk en het verzet in Nederland. Smalend zeiden ze: ‘En die man heeft een eed op de koningin afgelegd.’ Ik heb koningin Beatrix geschreven wat een walgelijk individu hier zat - als officier van ‘haar leger’, die bovendien te schijterig is om uit zijn hol te komen en mij recht in de ogen te kijken. Die dame zit eigenlijk voor aap. Al zou zij zich bewust zijn dat het waar is wat ik haar schreef, zij is totaal machteloos er iets aan te doen.Ga naar voetnoot53 Antoine laat nog steeds niets van zich horen. Hij zou me hier bellen - en daar heeft hij poen voor gekregen - om te melden hoe Brunswijk heeft gereageerd. | |
[pagina 66]
| |
Ze zoeken het maar uit. Desi kan gerust zijn, want door mijn missie heeft hij een maximale stunt uit kunnen halen en een poging gedaan de zaak op te lossen. Maar beiden gedragen zich als bokken: Bouterse wil niet naar Saint-Laurent en straks zegt Brunswijk, kom maar naar Stoelmanseiland. Eigenlijk heeft Desi tussen 1980 en nu teveel fouten gemaakt, of zijn er in zijn naam teveel fouten gemaakt. Zijn omgeving speelt gewoon eigen spelletjes en doet niet wat hij hen vraagt. Daarom is het etiket ‘dictator’ dat men op Bouterse plakt ook zo belachelijk. Er waren dermate veel verdachte problemen met de telefoon in mijn kamer, dat ik na protest een nieuwe heb gekregen. Kan je nagaan waar de Fransen mee bezig zijn. Ik heb Rudie nog niet de naam van inspecteur Remoué gegeven, maar dat doe ik als ik terug naar Paramaribo ga. Om 01:45 uur belde Kenneth Middellijn, de Surinaamse consul-generaal, dat hij weer in Cayenne was. | |
4 augustus 1987Cayenne, NovotelIk droomde dat ik ergens was, waar een hond bij mij wilde blijven toen zijn bazen weggingen. Op een ander moment werd ik wakker, midden in een omhelzing met een Javaanse jongen. Wanneer ik over de krankzinnigheid van de Surinaamse situatie nadenk, begin ik met vast te stellen dat een dictator een man is waar iedereen het voor in de broek doet of voor in de houding springt. Ze salueren wel in Paramaribo, maar als tegen een kameraad, niet tegen een dictator. De prioriteit had behoren te liggen bij een radiozender voor het Surinaamse binnenland, niet bij een staatsbezoek (en wat dat kost) aan Ghana. Ik vroeg hem woensdagavond hoe het met de klacht over de cons-gelden bij het Internationale Hof stond. Desi antwoordde op een toon van niet zeuren: ‘Maak je geen zorgen, Willem.’ Er gebeurt ook in die sector niets. Ze missen het lef. | |
Saint-Laurent, Hotel ToucanBij aankomst meldde ik me zoals afgesproken was bij de gendarmerie. Er waren nieuwe orders gekomen. Nu was het leger belast met mijn zaak. Ik ontmoette opnieuw de kapitein van de Franse para's, die officieel meedeelde: ‘De Franse regering zal geen ontmoeting tussen Bouterse en Brunswijk op Frans grondgebied toestaan.’ Nu dit weer. Hij was een ongewenste vreemdeling en zou in Frans-Guyana onmiddellijk worden gearresteerd. Alle nonsens met Brunswijk moest afgelopen zijn. | |
[pagina 67]
| |
Trouwens, iedere Surinamer in het bezit van vuurwapens zou direct worden opgesloten. Intussen gaf de kapitein mij een begeleidende auto mee naar het huis van Antoine - met twee gendarmes - waar ik alleen zijn moeder en zus aan trof. Antoine had motorpech gehad en was pas gisteren van Stoelmanseiland teruggekomen. Er werd benadrukt dat hij zich nergens mee bemoeide en uitsluitend een boodschap had overgebracht. Zijn vader arriveerde en zei dat Antoine om 12:30 uur zou komen. Ik reed terug naar Hotel Toucan. Ik zat te schrijven toen ik door drie Surinamers werd benaderd, twee Hindoes en een Creool. Deze laatste was wel lekker eigenlijk, met een knopje in zijn oor, een deserteur van Desi. Ze hadden een groep van twaalf man gevormd, die een politieke rol wilde gaan spelen na de bevrijding van Suriname. Ze hadden ook met de Franse autoriteiten overlegd. Ze beschikten over geld en wilden naar Nederland om een en ander te regelen. Twee van hen noemden zich Bob, en de derde zei dat hij Marapin-Gopie heette. Ze zochten iemand als ik om hen te begeleiden en te zorgen dat ze in Nederland terechtkwamen. Ik vroeg of ze paspoorten hadden. ‘Bouterse heeft alles wat we bezaten verbrand.’ Een van hen: ‘Hij heeft ook mijn vader en mijn moeder vermoord.’ Ik wist dat ze kletspraat verkondigden, maar deed of ik hen in hoge mate serieus nam. Ze hadden onderling bovendien voortdurend verschil van mening en gingen dan in inheemse talen spreken. Ik luisterde zo geduldig mogelijk naar alle onzin en dacht dat ze ofwel echt gek zijn, of ze zijn ernstig misleid. Na veel tegengas mijnerzijds gaven ze eindelijk toe dat Desi Bouterse zelf oké was, maar diens omgeving was shit. Hoe de heren bij zinnen te brengen? Waarschijnlijk zou dit zelfs Lex Poslavsky niet lukken. Ze noemden mij de toekomstig koning van Suriname indien ik hen hielp om Desi te wippen. Ik antwoordde: ‘Wat willen jullie toch van mij? Ik houd van Desi als mens en ben bovendien zijn vriend. Sorry, maar zo voel ik dit.’ Zij gingen onveranderlijk door met te verkondigen dat indien Brunswijk tot een overeenkomst met Bouta zou komen, zij, de twaalf, gewoon door zouden vechten. Ik reed terug naar het huisje van Antoine, maar hij was er nog steeds niet. Ik zat met zijn vader te praten toen mijn vriend op een fiets kwam aanrijden. Brede lach. Hij overhandigde me een briefje van Brunswijk. Hier was een boodschap van de heldhaftige bevrijder van Suriname. Wat nu? Of ik maar naar Stoelmanseiland wilde komen. | |
[pagina 68]
| |
Morgen zou Antoine om 06:00 uur opnieuw naar het hoofdkwartier van de rebellen vertrekken en ik kon mee. Ik ga eerst terug naar Cayenne. Antoine zal vanavond bellen om te weten of ik mee ga morgen. Het zou een dag varen worden vanwege zware kabels die mee moesten. Er zou een hangmat voor twee zijn (een vooruitzicht dat me aantrok, samen met Antoine) en ik hoefde me geen zorgen te maken om de muggen. Ik ging eerst terug naar de prefectuur in Saint-Laurent. Pa Antoine - die waarschijnlijk helemaal zijn vader niet was, maar een spion - reed gedeeltelijk mee. Ik vertelde de parakapitein waarschijnlijk morgen met Antoine naar Brunswijk te zullen gaan. Hij zei morgen met een kolonel en anderen om 07:00 uur de rivier op te zullen gaan. Zij zouden ons wel inhalen. Ik kon niet met de kapitein meereizen, want het was hen niet toegestaan op Stoelmanseiland te stoppen. Later heb ik hem vanuit Cayenne gebeld, dat ik eerst voor overleg naar Paramaribo terugging. In Novotel kreeg ik bezoek van inspecteur Remoué, terwijl ik mijn dagboeknotities uitwerkte. Hij gaf nu toe van de contraspionagedienst te zijn en Serge was zijn assistent. Hij zou over een half uur een gesprek met de prefect hebben, dus hij vroeg me hem volledig en open in te lichten. Ondertussen maakte hij Kenneth Middellijn, de consul-generaal van Suriname, uit voor provocateur, die vooral in Roemenië en elders in Oost-Europa had gewerkt. Ik moest eigenlijk om zoveel dommigheid lachen. Voor ik het wist, griste hij mijn brief aan Ronnie Brunswijk die Antoine moet meenemen uit mijn handen. Hij verzekerde me, dat de inhoud alleen aan de contraspionagedienst bekend zou blijven. Ik geloofde er natuurlijk geen woord van, maar ik liet het maar zitten. Zijn haar zat als vastgeplakt met pommade op zijn kop, wat geen gezicht was. Hij zei in tegenstelling tot de parakapitein in Saint-Laurent dat Parijs | |
[pagina 69]
| |
nog niet had besloten of Bouterse en Brunswijk elkaar op het grondgebied van Guyana mochten spreken. Dat besluit moest in Parijs worden genomen. Formeel kon het inderdaad niet, maar er kon positief worden geadviseerd. Hij vroeg of Brunswijk me al had getelefoneerd. Ik zei dat Bouterse en Brunswijk ook een gesprek op een oorlogsschip op de rivier zouden kunnen hebben. Uiteindelijk bereikte ik Marciano Jessurun in Paramaribo, die de nieuwste ontwikkelingen meteen zou doorgeven. Herrenberg is dus weer kabinetschef. Arron had gezegd: ‘We hoeven niet naar het Internationale Hof. We gaan het geld in Den Haag halen.’ Later belde Christopher, die bevestigde dat er een vliegtuigje zou worden gecharterd om me terug te brengen. Om 19:30 uur arriveerde consul-generaal Kenneth Middellijn, die me een avondetentje in Novotel aanbood. Ik vind hem aardig en hij spreekt voortreffelijk Frans. Hij las mijn brief aan Beatrix en zei dat kolonel Van Tussenbroek een smeerlap was, wat ik zonder meer van hem aannam. De idioot gaat immers met Brunswijk in zee. Hij vertelde dat Brunswijk geen kant meer op kon en dat men ‘a moral agreement’ met hem had gesloten om geen eeg-burgers als gijzelaar op Stoelmanseiland vast te houden. Hij heeft dit namelijk eenmaal gedaan, waarna de prefect een boodschap stuurde dat als die persoon niet binnen 24 uur vrij was, het Franse leger hem zou komen halen. Brunswijk kwam al zes uur later zelf met de persoon aanzetten. Hiermee wilde Middellijn zeggen dat het volledig veilig was om naar Stoelmanseiland te gaan. Maar dat geloof ik dus niet. Je hebt met ‘halve wilden’ te maken zonder verstand, daarom had ik ondertussen broer Theo telefonisch geraadpleegd, die zei: ‘Don't go into the jungle, it means a one-way ticket.’ Ik geloofde ook niet dat Middellijn in een positie was deze verzekering te geven. Ook zei hij dat de rovers op de rivieren - ze worden hier Papottes genoemd - alleen op de zijrivieren zouden opereren. Daar kan Michel Aboikoni van mee praten. Ik heb eigenlijk al besloten niet op de bonnefooi, laat staan op garanties van Brunswijk, naar Stoelmanseiland te gaan. Middellijn verwachtte dat Bouterse eerst Wijdenbosch naar Brunswijk zou sturen. Ik legde uit dit in strijd met mijn missie te beschouwen en het bovendien verloren tijd te vinden. Hij zei eveneens dat Chin A Sen, Haakmat en de rest in Holland, mede door hun aanvankelijke steun aan Brunswijk, nu helemaal waren uitgespeeld wat Suriname betreft. ‘Maar Desi moet dit nu wel oplossen, want het begint ook zijn eigen imago aan te tasten.’ Middellijn wist wie Antoine was: ‘een echte | |
[pagina 70]
| |
vriend van Brunswijk.’ Het blijft een wonder hoe ik die jongen als een naald in een hooiberg vrijwel meteen vond in Saint-Laurent. | |
5 augustus 1987CayenneKenneth Middellijn heeft geluncht met Cecile van der Stelt. Zij had hem verteld dat Van Tussenbroek hier alleen maar was omdat hij graag in de tropen woonde. Hij zou zich bezighouden met vluchtelingen. Kenneth heeft haar gezegd: ‘You have your job, I have mine. Let us not kid each other and talk about something else.’ We zijn het eens dat de Fransen een walgelijke (koloniale) rol spelen. Wat niet wegneemt dat ze waarschijnlijk toch tevreden zouden zijn, wanneer het zou lukken via direct contact tussen Bouterse en Brunswijk van de Surinaamse problemen af te komen, inbegrepen de zevenduizend vluchtelingen. Waarschijnlijk is Vegelin van Claerbergen expres naar Parijs gezonden om Desi Bouterse verder zwart te maken bij de Franse overheid. | |
10:30 uurIk vlieg met een chartertoestelletje, ik zit naast de piloot, terug naar Paramaribo. Jammer dat de Franse piloot uit zijn bek stinkt. Cecile van der Stelt stond aan de balie bij mijn vertrek. Ik zei haar een dag naar Paramaribo te gaan. Zij zag er fris en aantrekkelijk uit. Op Zanderij was er voor mij geen douane of controle. Ik wandelde meteen naar Marciano, die me kwam halen. Hij vertelde dat de politie staakte omdat er te weinig cellen waren en dat er van alle kanten weer destabilisatiepogingen werden ondernomen. De oude politieke partijen waren overmoedig geworden. Het leger had om een verklaring gevraagd. Desi had aan de militairen gezegd dat hij 24 uur nodig had om na te denken. Na koffie in Hotel Torarica, werd ons door luitenant Christopher gevraagd meteen naar het kamp te komen. De hele legertop was in vergadering. Even later kwam Desi binnen in de kamer van Iwan Graanoogst, waar we wachtten. Ik zette kort uiteen wat er was gebeurd. Ook wat ik dacht dat nu zou moeten gebeuren. Ik gaf hem een kopie van mijn brief aan Brunswijk, plus een kopie van het kattebelletje van Brunswijk aan mij. Ik hield een pleidooi om vooral niet Jules Wijdenbosch op Brunswijk los te laten, maar zelf het gesprek te voeren. ‘Die jongen is een kind van het land. Hij is door contra's misbruikt. Hij staat voor totale vernietiging. U alleen kunt de doorslag ge- | |
[pagina 71]
| |
ven.’ Ook wijdde ik uit over wat de Fransen hadden uitgespookt. Desi reageerde met: ‘Je kunt weer een mooi verhaal schrijven.’Ga naar voetnoot54 Ik zei dat Saint-Laurent me de beste ontmoetingsplaats leek. Bouterse zei: ‘What about Paris?’ Ik dacht: niet voor een weggelopen soldaat in het Surinaamse bos, die rovertje en reizigertje speelt. Er kwam een storend telefoontje van Atta Mungra, dat Desi afwimpelde en aan iemand anders overgaf. ‘Parijs kan worden uitgelegd, dat u via een gesprek daar internationale aandacht voor deze vervelende affaire probeert te krijgen. Eigenlijk vind ik dat u het op uw eigen grondgebied zou moeten doen, of aan boord van een Surinaamse oorlogsschip op de rivier. Na de sabotage van de zijde van Parijs, gun ik ze geen gesprek daar.’ Desi ging verder: ‘En Brazilië?’ ‘Nee,’ zei ik nu als heel beslist advies, ‘Suriname zelf.’ Ik vroeg of hij over alles wilde nadenken. Ik stelde voor dat we misschien vanavond bij Franchi verder konden overleggen, samen met Christopher en Marciano. Terug in Torarica bleek Harvey Naarendorp er te logeren. We omhelsden elkaar en voerden een gesprek van bijna twee uur in mijn kamer. Volgens hem had Desi nu moeten proberen Henck Arron van de anderen los te weken. Maar zo denkt Bouterse eigenlijk niet. Hij opereert in termen van koppelen, niet splijten. Zo was Bung Karno eigenlijk ook. Dat is het kenmerk van nation builders. Op een receptie in Brazilië was een Nederlands vlerk naar hem toegekomen en had hem gevraagd hoe het met de Braziliaanse hulp aan Suriname stond. Harvey had geantwoord: ‘U bent diplomaat, ik ben diplomaat, zo maak je niet met elkaar kennis.’ Vervolgens had Harvey de Nederlander uiteengezet hoe Suriname aan het regionaliseren was, hoe Nederland zichzelf indertijd in Indonesië buitenspel had gemanoeuvreerd, zoals later op de Antillen met Venezuela dat de oliebelangen nu overnam, en nu in Suriname. ‘Nederland mist iedere largesse de coeur,’ aldus Harvey Naarendorp. ‘Ik ben tot de conclusie gekomen,’ zei ik tegen Naarendorp, ‘dat Hans van den Broek de gevangene is van het parlement.’Ga naar voetnoot55 Ik legde uit dat ik het oneens was geweest met Luns zijn Indonesië-politiek, maar dat Luns juist het parlement aan zijn laars lapte, zijn eigen weg volgde, deed wat hem goed | |
[pagina 72]
| |
dunkte, loog tegen parlement en regering. ‘Allemaal verkeerd, maar hij deed het wel.’ Vervolgens wijdde Harvey uit over ‘een vieze streek, die een Nederlandse adellijke heer had uitgehaald als ambassadeur in Brazilië.’ Hij bedoelde jonkheer Leopold Quarles van Ufford. ‘Deze mijnheer doet heel vriendelijk en joviaal, maar schroomt niet te proberen met aperte leugens de Surinaamse betrekkingen met Brazilië te schaden.’ ‘Dat leerde de Nederlandse diplomatie om te doen in de jaren van Luns, toen op alle ambassades instructies lagen waar mogelijk Sukarno persoonlijk en de betrekkingen van Indonesië met die landen schade te berokkenen,’ zei ik. ‘Je weet, Brazilië en Venezuela stemmen samen hun beleid op Suriname af,’ zei Harvey. ‘Toen ik mijn kennismakingsbezoek bij de Venezolaanse ambassadeur ging maken, vertelde hij hoe ik moest oppassen voor de smerige streken van onze Nederlandse collega. Op een receptie had de Nederlandse ambassadeur zijn Venezolaanse ambtgenoot gevraagd hoe het met het Braziliaanse hulpprogramma voor de Antillen verliep. De Venezolaan was verbaasd, maar verborg zijn gevoelens en besloot niet meteen te reageren en trachtte eerst meer informatie te verkrijgen. Hij hoorde van de Brazilianen dat Quarles glashard had gelogen en zitten stoken.’ Harvey is nu dus in Brazilië gestationeerd. Hij ziet oud-ambassadeur Lampreia - die enkele jaren in Paramaribo was en vriendschap met Desi Bouterse ontwikkelde - bijna wekelijks. Lampreia heeft nu een hoge functie op het ministerie. | |
6 augustus 1987ToraricaGisteravond belde Marciano Jessurun om 22:00 uur. ‘Ga maar slapen.’ Een half uur later ging de telefoon. Twee van Desi's mannen waren gekomen om me op te halen. Ik kleedde me snel aan. We reden naar de villa van de Franchi's. Bouterse was geërgerd, want hij had zitten wachten. Dat was mij niet aan te rekenen. Toen Christopher arriveerde, kreeg deze voor de slechte organisatie op zijn lazer. Na vijf minuten zei Desi: ‘Zullen we Henk Herrenberg ook roepen?’ Hij had eerder voorgesteld dat Herrenberg namens hem een eerste ontmoeting met Brunswijk zou hebben. Ik heb toen geantwoord: ‘Henk is te opvliegerig. Die houdt Brunswijk kopje onder (op het ontmoetingsschip op de rivier) tot hij is verzopen.’ Desi antwoordde: ‘Welnee, instructies zijn instructies.’ Waarom ver- | |
[pagina 73]
| |
onderstellen ‘grote’ leiders toch altijd weer dat deze vlieger opgaat, dat naaste medewerkers niet stiekem hun eigen agenda uitvoeren omdat ze het beter denken te weten? Dat bracht de ondergang van Sukarno, zoals ik van nabij heb geconstateerd. Wat hier gebeurt, is een herhaling van dit verschijnsel. Ik probeerde de komst van Herrenberg (zonder resultaat overigens) af te remmen. Hij kwam toch en de tijd dat alleen Bouterse, zijn schaduw en ik van ons plan afwist, was dus beëindigd. Chris vertelde dat Wensley Breinburg onverwachts met een chartertoestel uit Cayenne zou aankomen, als gevolg van een telefoontje van de consul-generaal. Er was iets gebeurd. De hemel mag weten wat. Zelf zal ik om 13:00 uur samen met Harvey Naarendorp naar Frans-Guyana vliegen. De teneur van het gesprek was dat Desi niet zelf naar Brunswijk kon gaan, want hij had steeds gezegd niet met terroristen te zullen onderhandelen. Ik begrijp dit, maar dan komt er dus niets van. Ook niet van een gesprek op een boot op de rivier, zoals ik opperde. Bouterse zou Herrenberg afvaardigen en zei tegen Henk: ‘Dan ben je super correct, biedt hem een cognacje aan, waarbij je eerst zelf een slokje neemt.’ De volgende nieuwe gedachte was om een delegatie van vier of vijf bosnegers, die naar Guyana waren gevlucht, naar Paramaribo te halen. Hij wilde dat ik die missie op me nam. Herrenberg bracht te berde dat een zekere Wormer reeds uit Guyana in Paramaribo was geweest en dat hij deze missie wellicht beter op zich zou kunnen nemen. Na enig overleg, ik had al voorgesteld samen te gaan, werd toch besloten dat ik het alleen zou doen. ‘Desnoods kom je met ze mee,’ aldus Bouterse. ‘Dan verliezen we tijd,’ antwoordde ik, ‘want u wil de kwestie Brunswijk toch voor 17 augustus hebben opgelost?’ Eveneens werd besloten, want het wordt onvermijdelijk, dat ik inspecteur Remoué van de Franse contraspionage inlicht dat Christopher zijn Franse ambtgenoot per telefoon zal informeren wat er gaat spelen. Er bestaat op dit moment geen contact tussen beide diensten. Dat dit er nu wel komt, is een bijkomend voordeel. Ik verwacht dat Middellijn en diens medewerkers wel zullen protesteren, want zij staan hierbij buitenspel. Ook moet je er rekening mee houden dat de Fransen samen met kolonel Van Tussenbroek iets hebben bedacht om tussen Suriname en mij te stoken. Alles is mogelijk in deze zaak. Ik lette in het bijzonder op Christopher. Terwijl hij aan het gesprek deelneemt, is hij de vriendelijkheid zelve, maar wanneer hij in eigen gedachten verzonken is, straalt hij in alles een gevaarrlijke agent van de geheime dienst uit. Ik denk dat de liqui- | |
[pagina 74]
| |
datie van Henri Nahar door zijn dienst is uitgevoerd. Wat ze allemaal voortdurend benadrukten, was op geen enkel moment te verslappen ten aanzien van mijn eigen veiligheid. Ik belde met Sovjetambassadeur Bubnov. De lunch die hij voor mij had geprepareerd laatst en die ik moest afzeggen, had hij aan een voetbalcoach uit de ussr aangeboden om geen belastinggeld te verspillen. Dit herinnert me aan wat Desi gisteren vertelde, toen we de handelsmogelijkheden met Dirk Keijer bespraken. Bubnov had tegen Bouterse gezegd: ‘Hoe verkopen we aan de mensen in de Kaukasus dat we geld aan Suriname geven? Temeer daar de meeste Surinaamse huizen tv-antennes hebben.’ We hebben nog veel meer besproken. Bouterse leek het een uitstekende idee dat Dewi Sukarno enkele weken voor de verkiezingen een officieel bezoek aan Suriname zou brengen. Na een overzicht van Dewi's gedragingen te hebben gegeven, zei ik dat het zinniger zou zijn om Hartini Sukarno uit te nodigen. Ik vertelde dat ik Beatrix over Bas van Tussenbroek had geschreven. ‘Jij denkt ook aan alles,’ merkte Henk Herrenberg hierover op. ‘Ik zit hier uiteindelijk op de eerste plaats als Nederlander om de Nederlandse zaak te dienen,’ zei ik tegen Bouterse, Christopher en Herrenberg. ‘Ik ben gewoon blij dat ik het onafhankelijke Suriname kan laten zien dat er ook Nederlanders zijn die weten hoe de bakens te verzetten en waarachtig willen helpen. Ik kan er niet voor zorgen dat de 1,7 miljard eindelijk wordt gegeven, maar ik kan wel vriendschap en ervaring aanbieden.’ ‘Ben je voldoende ingelicht over de gebeurtenissen hier,’ vroeg Desi, ‘als de inlichtingendienst in Cayenne je vragen gaat stellen?’ Ter voorbereiding gaven ze me over een aantal zaken meer details. Bouterse had Christopher al opgedragen rechtstreeks met inspecteur Remoué contact op te nemen, mede met het oog op mijn veiligheid in Frans-Guyana. Ik vertelde hen uitvoerig over de gaven en kundigheden van Gerard Croiset. Zij vroegen of er geen tweede Croiset in Holland was die geraadpleegd kon worden. Desi lichtte een tip van de sluier over zijn eigen gaven op dit gebied en vertelde: ‘Soms, wanneer alles gereed is om ergens naar toe te gaan, worden mijn medewerkers boos, omdat ik een ingeving krijg en besluit niet te gaan.’ ‘Dat is te danken aan uw Indiaanse bloed,’ zei ik. Bouterse deelde me een milde reprimande uit dat ik in de brief aan soldaat Brunswijk had gesproken over Desi in plaats van | |
[pagina 75]
| |
‘de bevelhebber’. Hierin had hij volkomen gelijk. Dat was een blundertje. Bouterse vertelde eveneens dat er veel olie was gevonden in Suriname en dat die industrie snel zou kunnen worden uitgebreid mits het geld gevonden kon worden. Hij was ook vrijwel zeker dat Suriname over uranium beschikte. | |
Cayenne, NovotelIk vloog hier in een tweemotorig toestel naartoe en werd door mijn Surinaamse vrienden van het consulaat-generaal afgehaald. Ken Middellijn stond op een tennisbaan. Hij heeft een kamer tegenover de mijne genomen. Rudie heeft de Peugeot cabriolet die ik huurde, eerst helemaal onderzocht, is er in gaan rijden en heeft de remmen gecontroleerd, wat duidt op instructies om mijn veiligheid te helpen garanderen. Later waren de begeleiders boos dat ik mijn bagage door een valet naar de kamer had laten brengen. Het zijn een beetje wildwesttoestanden, maar de Surinamers zijn heilig overtuigd dat zij hier als vijand worden gezien omdat ze voor Bouterse werken. Deze Franse provincie is dan ook gewoon nog een kolonie. Ik vertelde ze trouwens dat Christopher helemaal niets van wat Desi hem had gevraagd, had uitgevoerd. Zelfs de malariakuur die Desi wilde dat ik innam, ontbrak bij vertrek. Remoué deed lullig toen ik hem opbelde. Hij kan me wat. Hij zei exact te weten waar ik zat. Hij benadrukte dat het briefje van Brunswijk dat ik had ontvangen, niet van Brunswijk afkomstig was. De mannen van Bouterse vroegen meteen: ‘Hoe kan hij dat weten?’ Ik vertelde maar niet dat ik Remoué een kopie had gegeven, maar dan blijft nog de vraag: hoe kon Remoué de authenticiteit controleren? ‘Ik liet tien kopieën bij de receptie maken,’ zei ik als afleidingsmanoeuvre, ‘misschien draaiden ze er elf.’ Allemaal niet zo slim van me. Ik vertelde Remoué ook dat Christopher hem zou opbellen (zoals Desi had geïnstrueerd). Dat was volgens Remoué ook nog niet gebeurd. Later arriveerde deze Franse engerd in het hotel. Hij is eerst altijd zeer agressief en hij zweet zich kapot van de zenuwen en de leugens die hij verkoopt. Ik zei hem recht in zijn gezicht dat Frankrijk bijzonder smerig bezig was tegen Suriname. Over kolonel Van Tussenbroek zei hij letterlijk: ‘Het enige wat Tussenbroek hier ooit heeft gedaan, is kleding doorgeven voor Surinaamse vluchtelingen.’ De idioot. ‘Hij heeft nooit militaire adviezen aan die troep van Brunswijk gegeven?’ | |
[pagina 76]
| |
‘Hoe bedoelt u militair advies? Brunswijk beschikt slechts over jachtgeweren,’ was zijn antwoord. ‘Heeft u Albina wel eens vanuit de lucht nu bekeken?’ vroeg ik. ‘Dat was het gevolg van een bombardement van Bouterse,’ was het antwoord. Toen ik daarop aansneed dat ambassadeur Van Houten een kongsi had bedacht om Brunswijk door de Fransen te laten arresteren, zweeg de man in alle talen. Hij dacht verder dat geen Surinamers gevonden konden worden die wilden deelnemen aan een delegatie vanuit Frans-Guyana naar Paramaribo. Hij lulde nog dat de handtekening van Brunswijk onder het briefje aan mij vals was en een haal teveel had. Kenneth Middellijn kwam anderhalf uur op mijn kamer bijpraten. We belden Christopher. Hij vertelde ook dat Brunswijks handtekening vijf halen had en dit briefje aan mij had er zeven. Later stelde hij voor dat Clyde Cummingsborg van het consulaat op mijn kamer zou gaan zitten schrijven en we op de kamer van de consul-generaal naar Christopher zouden bellen. Daar voelde ik niets voor. Tenslotte lagen het carnet voor Eduard en mijn eigen dagboek op mijn kamer en ik had geen zin Clyde daar zijn gang te laten gaan. Hij verwachtte dat de koloniale regering hier nieuwe instructies uit Parijs had ontvangen en dat ik morgen geen toestemming zou krijgen om naar Saint-Laurent te gaan. ‘Ik heb tegen Remoué gezegd als journalist geen problemen te verwachten, omdat andere Nederlandse collega's die ook niet hadden gekregen bij het bezoeken van Surinaamse kampen,’ antwoordde ik aan Middellijn. | |
7 augustus 1987Ken Middellijn zegt dat het hotel wemelt van de politiemannen in burger en ander inlichtingendienstenpersoneel. Hij zei ook dat Christopher had geprobeerd naar inspecteur Remoué te bellen, die hij niet aan de lijn had gekregen. Ik checkte met Remoué. Die zei: ‘Dit is mijn directe lijn. Niemand heeft mij gebeld, laat staan uit Paramaribo.’ Ik informeerde Middellijn, die om het nummer van Remoué vroeg. Ik zei dat aan Chris gegeven te hebben. Ik wilde het hem niet via een open lijn vanuit het hotel geven. Ik belde de Nederlandse consul-generaal, Cecile van der Stelt en lichtte haar in grote lijnen in. Er werd bij haar op een andere lijn gebeld en toen zij weer aan het apparaat kwam, vroeg ik: ‘Het was toch niet Tussenbroek?’ Zij lachte. Vanmorgen vlieg ik met een charter naar Saint-Laurent. De pi- | |
[pagina 77]
| |
loot vertelde dat wanneer toestellen nabij Kourou - waar de Europese satellieten worden gelanceerd - van de koers raken, er meteen geschoten zal worden. Ken en Clyde kwamen me afhalen in Saint-Laurent en werden, waar ik bij was, door twee politiemannen gecontroleerd. Christopher heeft uiteindelijk met Remoué gesproken. Het gouvernement in Cayenne weet nu dat ik hier officieel en in overleg met Bouterse ben. Tot dusverre is er geen woord uitgelekt naar de Nederlandse pers. ‘Die eer gunnen ze je niet,’ aldus Middellijn en zo is het dus ook. Ik stelde een tekst op om als pamflet onder Surinaamse vluchtelingen in Frans-Guyana te verspreiden.Ga naar voetnoot56 Clyde vroeg zich af of de Fransen het verspreiden van pamfletten als een provocatie zouden kunnen zien, omdat dit nauwelijks tot normaal journalistiek werk behoorde. ‘Dit is een ongewone situatie. De Fransen vragen om niet naar de vluchtelingenkampen te gaan. Hoe kan ik die mensen anders vertellen wat ik te zeggen heb?’ Kenneth Middellijn meent dat waar ik mee bezig ben, dermate onverwacht en nieuw voor de Fransen is dat ze nog steeds niet goed weten hoe op mij te reageren. Er waren wel eerder afgezanten van Paramaribo heel voorzichtig in Saint-Laurent gaan praten, maar ik deed het openlijk en bovendien rechtstreeks namens Desi Bouterse. Ken wist ook te melden dat de contraspionage in Saint-Laurent om versterking had gevraagd. Bij de landing passeerden we een Surinaams vluchtelingenkamp. Pure ellende. Het vliegveldje was gesloten. De gendarmerie afwezig. Er was zelfs geen glas water te vinden. In geen velden of wegen was een telefoonboek te zien. Het duurde geruime tijd voor ik kon bellen, maar alles bleek gesloten. De piloot vond een dame die bereid was me naar de gendarmerie te brengen. Een café au lait gendarme kwam kennelijk net uit zijn bed. Slaperig, en hij wist verder niets van mijn komst. Het consulaat-generaal had zogenaamd alles geregeld, maar er was niemand. Ik besloot onmiddellijk naar Cayenne terug te vliegen. Wensley stond me daar op te wachten. Later vertelde Ken Middellijn dat de Fransen alle rebellen vanuit Saint-Laurent naar Stoelmanseiland hadden gebracht. Daarom waren er daar geen gesprekspartners meer over. Brunswijk zou met een groepje van acht man nu in Hotel Madeleine in Cayenne logeren. ‘Een vrouwtje van hem is vanmiddag naar Paramaribo vertrokken,’ aldus Ken. Terwijl de Fransen mij wijs maakten dat Brunswijk niet meer op Frans grondgebied | |
[pagina 78]
| |
zou worden toegelaten. Ik zei tegen Ken: ‘Dan gaan we nu naar dat hotel.’ Dat wilde hij niet. Is het wel waar dat Brunswijk hier is? Ik ging zelf naar het bewuste hotel, even later gevolgd door inspecteur Remoué in een Peugeot stationcar en een aanvullende politie-auto met twee klabakken. Remoué zei dat de agent die mij het nummer van zijn huis had gegeven, zou worden ontslagen. Hij insisteerde dat we de tweede verdieping kamer voor kamer zouden inspecteren om te kijken of Brunswijk er was. Remoué was opgewonden en zweette als een otter. Hij zei: ‘Nu zal ik bewijzen dat de Franse regering niet liegt.’ We troffen vrijende paartjes aan. Op een kamer woonde een oude heer, wiens kamer eveneens overhoop werd gehaald. Dat probeerde ik nog te voorkomen omdat het meer dan duidelijk was dat de goede baas niets met Brunswijk te maken had. De derde verdieping van het hotel werd ongemoeid gelaten. | |
8 augustus 1987Vanmorgen ben ik per auto naar Saint-Laurent gereden, meldde me bij de gendarmerie en ging rechtstreeks naar het huisje van Antoine. Ik sprak met zijn zus Trees, want hij was er nog niet. Haar oom, Johannes Kaffé, zat gevangen op Fort Zeelandia in Paramaribo, omdat hij Brunswijk zou hebben geholpen. Zij liet een foto zien. Het enige wat Johannes volgens haar had gedaan, was vracht naar Stoelmanseiland verzorgen omdat hij zijn geld verdiende met vrachtvervoer. Hij was niet aan het Junglecommando verbonden. Of ik wat voor hem kon doen. Om 14:30 uur was ik terug in Novotel. Christopher belde uit Paramaribo en Kenneth Middellijn kwam eten. Ik somde de situatie op. Het verrassingsmoment is verloren en voorbij. Er wordt in Saint-Laurent druk uitgeoefend op Surinamers om geen contact met mij - als afgezant van Desi Bouterse - te hebben. | |
9 augustus 1987Vreselijk gedroomd, waarschijnlijk veroorzaakt door een verhaal in Newsweek over aids. Cecile van der Stelt heeft een kleine, grijzende heer uit Nederland op bezoek. Gisteravond zei ik (voor haar verstaanbaar) tegen haar Surinaamse collega, toen we hun tafeltje passeerden: ‘Doorlopen. We mogen deze opbloeiende romance niet verstoren.’ Ik belde zowel mijn broer in Zwitserland, als mijn broer in | |
[pagina 79]
| |
Zuid Afrika. Theo stelde het op prijs. Een gesprek met Henk is heel anders. ‘Cayenne,’ zei hij, ‘daar is die beroemde gevangenis.’ Ook hij adviseerde me niet naar Brunswijk op Stoelmanseiland te gaan. Ik schreef Hartini Sukarno over een mogelijke uitnodiging voor een bezoek aan Suriname. Henk Herrenberg speelt weer de gebruikelijke spelletjes. Ik heb hem nu viermaal niet kunnen bereiken vandaag. Carmen adviseerde om hem om 20:15 thuis te bellen. Geen gehoor. Harvey Naarendorp zei al dat Bouterse duidelijk de voorkeur geeft aan Herrenberg in het spanningsveld om hem heen. Michel Aboikoni kan er over meepraten. Herrenberg kwam zijn financiële afspraken met Aboikoni niet na en met mij eigenlijk evenmin - op één keer na, toen Desi zich er rechtstreeks mee bemoeide. Ook oud-minister Tjon Kie Sim niet. Henk is in sommige opzichten oké maar heeft een gigantisch minderwaardigheidscomplex. Hij schreef trouwens een absurd slecht manuscript. | |
10 augustus 1987Om 07:45 uur belde inspecteur Remoué. Hij gedroeg zich deze keer behoorlijk. Hij wilde natuurlijk weten wat ik ging doen vandaag. De club van Remoué is de dst, De Direction de la Surveillance du Territoire.Ga naar voetnoot57 De vrouw van kolonel Van Tussenbroek zei toen ik belde: ‘Mijn man is voor u niet te spreken en ik ook niet.’ ‘Dat wilde ik zeker weten,’ zei ik en hing op. Ik opereer dus anders. Ik spreek desnoods met de duivel en besluit daarna wat ik denk. Ik werk aan mijn antwoord op het boekje van Hans Warren. Zou de titel Het dagboek als Camera Obscura goed kunnen zijn? | |
11 augustus 1987Saint-LaurentIk vertrok toen het nog donker was, in het schijnsel van de volle maan, uit Cayenne. Ik ging toen ik aankwam in Saint-Laurent rechtstreeks naar het huisje van Antoine aan de rivier, en sloeg de gendarmerie deze keer over. Zij doen toch niets voor mij. Alles stond echter onder water en de plek was afgesloten. Zijn zus Trees was ook niet in de buurt. Twee bosnegers stonden aan een auto te rommelen. Ze zeiden dat de boot van Antoine er ook niet was. Ik ging benzine halen en wilde terugrij- | |
[pagina 80]
| |
den naar Cayenne, maar bedacht me en keerde naar het huisje van Antoine terug. Daar was John Aboikoni zojuist gearriveerd. ‘Michel is mijn oom. Zijn vader is mijn grootvader,’ zei hij. John, in jeans en poloshirt, wel lekker eigenlijk, vertelde maar drie klassen op school te hebben doorlopen en vond zich niet erg slim, maar hij wist wel dat hij met het Junglecommando niets te maken wilde hebben. En: ‘Ik ben een Saramaccaner. Mijn kinderen zijn in Suriname. Mijn moeder woont in de Burenstraat in Paramaribo. Ik ga niet terug. Geen enkele Surinamer gaat terug zolang mijnheer Bouterse er is.’ Hij voorspelde dat het Junglecommando zou blijven en altijd zou blijven doorvechten. Teruggekeerd in Cayenne lunchte ik uitvoerig en lang met Middellijn. Hij gaf aan dat steeds meer Surinamers zich op zijn bureau kwamen inschrijven voor remigratie. ‘De stap uitvoeren durven ze veelal niet, omdat ze het nog steeds als verraad zien. Ze realiseren zich dat Brunswijk Albina nog altijd niet heeft bezet. Ze begrijpen dat hij steeds verder in het defensief wordt gedrongen. Ze willen weg, maar staan met de rug tegen de muur.’ Ik had geadviseerd twee Surinaamse artsen en verpleegsters naar de vluchtelingenkampen te sturen. Ook dat is nog niet besloten. De Fransen zien de Surinaamse vluchtelingen het liefst morgen vertrekken, voor zij verfransen en niet meer weg willen. De kinderen gaan al een jaar niet meer naar school. Vanuit Nederland probeert men dit probleem aan te pakken. ‘Daarop verscheen hier een vrij brutale mijnheer Oltmans,’ aldus Ken, ‘die door de inlichtingendiensten werd geblokkeerd. Ik heb de zaak nu overgenomen en ben begonnen contacten te leggen naar Brunswijk toe, maar dat zal een half jaar duren.’ Middellijn was het met me eens dat Bouterse en Herrenberg bloedbroeders zijn ‘omdat Henk geheime missies voor Bouterse uitvoert. Toen Henk minister was, loerde hij op mij, dus ik paste op geen fout te maken.’ We waren het eens dat je Herrenberg en Heidweiller zou moeten kunnen klonen om daarmee een nieuw schepsel te krijgen met de beste kwaliteiten van beiden. | |
Paramaribo, Hotel ToraricaIk vloog met een eenpropellorvliegtuigje van Gum Air terug naar Suriname. Marciano Jessurun vertelde dat de tweede man van de Nederlandse ambassade in Paramaribo vier uur na mij eveneens naar | |
[pagina 81]
| |
Cayenne was gevlogen. Vanaf dat moment hebben de autoriteiten in Frans-Guyana helpen voorkomen dat ik nog verder contact zou kunnen hebben met het Junglecommando of met Brunswijk. Marciano denkt dat Antoine een vakantie naar Martinique cadeau heeft gekregen. Leonie van Bladel - en hij zei dat zeker te weten - had tweemaal met Brunswijk geneukt. | |
12 augustus 1987Gisteravond om 23:00 uur kwam Christopher me halen, in een auto met zwarte ramen en twee lijfwachten. We reden naar het kantoor van Jules Wijdenbosch, waar de hele top weer bijeen was. Maar Chris en ik spraken met Desi alleen. De bevelhebber was erg moe. Hij zat voortdurend te gapen. Ik deed mijn hele verhaal. De kleine, oudere heer die met Cecile van der Stelt aan tafel zat in Cayenne, was Lambertus Duys, de bvd-man op de Nederlandse ambassade in Paramaribo. Dat was de man die vrij kort na mij naar Frans-Guyana was gevlogen. Ik herinner me tegen Van der Stelt te hebben gezegd: ‘Het zou me niet verbazen, indien Bouterse en Brunswijk gaan praten.’ Dat moet alarmbellen in Den Haag hebben laten afgaan, want Nederland is, net als eerder in Zuid-Afrika met Klaas de Jonge, gewoon bezig terrorisme in Suriname te bevorderen, hier met Brunswijk in de rol van Robin Hood. Desi en Chris lachten zich kapot omdat ik het Hotel Madeleine overhoop had laten halen om Brunswijk te vinden. Ik stelde voor Herrenberg naar Cayenne te sturen en daar een persconferentie te laten geven. Bouterse was tegen. Dat begreep ik niet. Hij benadrukte dat mijn primaire taak bleef een delegatie samen te stellen die in Paramaribo met hem kwam praten. Ik zei ook te willen blijven proberen contact tussen hem en Brunswijk te maken, wat wel moeilijk was wanneer Antoine ook nog zou uitvallen. Bouterse: ‘Dan moet je daar per parachute naar beneden.’ Ik informeerde hen dat Hartini Sukarno in Djakarta was benaderd. Bouterse meende dat zij in Parijs zou kunnen overstappen. Chris voegde eraan toe: ‘Dan kan zij via Miami naar hier vliegen.’ Desi bedankte me omstandig voor alles wat ik de afgelopen weken en maanden had ondernomen, maar repte natuurlijk met geen woord over een eventueel honorarium voor de tijd en moeite. Later toen ik met Christopher alleen was, herinnerde ik hem eraan dat ik met de bevelhebber had afgesproken enige financiële compensatie te krijgen. ‘Hij sprak over “een tonnetje”.’ Ik benadrukte dit nu wel geregeld te wil- | |
[pagina 82]
| |
len zien. ‘Eerste werk morgenochtend,’ aldus Christopher. ‘Willem, we houden dit project wat de diepte betreft tussen de bevelhebber, jou en mij, oké? Want Herrenberg, Marciano en de anderen kennen de andere factoren onvoldoende.’ Hij zette me bij Torarica af. Michel Aboikoni kwam na elf uur naar Torarica. Henk Herrenberg had hem vanmorgen voor de zoveelste keer voor niets laten komen. Het is toch tekenend voor sommige Surinamers hoe ze hun eigen volk behandelen. Het zegt veel over hoe diep hun beschaving zit. Michel vertelde dat Johannes Aboikoni, die ik in Saint-Laurent ontmoette, een man is die de bosnegers gekscherend Agapito noemen.Ga naar voetnoot58 Zijn bosnegernaam is ‘Otyutyu’, maar hij heet eigenlijk Johannes Belfon Aboikoni en hij is de man die Michel in het binnenland heeft laten oppakken met het uiteindelijke doel hem te vermoorden. Michel waarschuwde dus met klem: ‘Levensgevaarlijk dat juist deze Agapito op je wachtte, want dit kan betekenen dat ze gereed zijn jou ook te laten verdwijnen.’Ga naar voetnoot59 Michel vertelde dat Bouterse weer slim te werk was gegaan. Tijdens een openbare toespraak die Michel bijwoonde, had Desi onverwachts gezegd: ‘Waar ben je Michel?’ Hij was opgestaan, maar de camera's hadden dit niet opgenomen. ‘Waar is de tijd gebleven,’ had de bevelhebber gezegd, ‘dat ik bij granman Aboikoni tot diep in de nacht zat te praten.’ ‘Dat was waar,’ aldus Michel. ‘Desi zat dan in een sportbroekje en mijn vader was ook niet officieel. Wanneer Desi ging slapen, bracht ik hem naar bed. Nu zou ik hetzelfde kunnen zeggen. Ik wacht al vijf weken om hem te spreken. Waar is de tijd gebleven dat ik hem naar bed bracht.’ | |
13 augustus 1987Ik ontbijt met Shirley Miller uit Miami, een van Frieda Westermans beste vriendinnen. Peter Bieling, Frieda's echtgenoot, is gepensioneerd na lang bij Exxon gewerkt te hebben. Ze wonen in Naples, Florida. Frieda schijnt op later leeftijd heel dicht tot haar moeder te zijn gekomen. Ze heeft zich gespecialiseerd | |
[pagina 83]
| |
in het lakken van cadeauverpakkingen, die zij aan winkels in Naples verkocht. Na het overlijden van haar moeder hield zij hier mee op. Een van haar vingers is afgezet na een langdurige infectie als gevolg van kanker. Alleen Frieda's jongste dochter (16) is nog thuis. Alle andere kinderen zijn uitgevlogen. Ik vroeg Shirley mijn groeten over te brengen. Leonie van Bladel belde me vanuit Holland op. Ze wil hier alleen naar toe komen voor een diepte-interview met Desi Bouterse. Ze viste naar mijn activiteiten, uiteraard tevergeefs. Bovenstaand bericht verscheen op de voorpagina van het Algemeen Dagblad van 12 augustus 1987. Ze lullen maar in Holland en niemand spreekt met mij. Marciano vertelde dat in het dagblad Trouw een artikel was verschenen dat men Oltmans nauwelijks meer serieus kan nemen. Dit publiceert deze krant gewoon enkele weken nadat een verslaggeefster bij me thuis kwam om een uitgebreid interview over Zuid-Afrika te maken. Bladvulling op de reflex diegene zwart te maken die doet wat de journalist in kwestie graag zelf zou willen doen, maar daar de brains and guts voor mist. | |
[pagina 84]
| |
Ik lunchte drie uur met Igor Bubnov op het terras van zijn villa aan de Surinamerivier. Hij vond mijn gezicht veranderd, niet mijn profiel. Ik kondigde de komst van Dirk Keijer naar Paramaribo aan, en kreeg daarop het nummer van Bubnovs directe telex. Henk Herrenberg heeft nu eindelijk ook zijn schroom overwonnen en is met Bubnov gaan eten. Ik ontmoette Henk Herrenberg om 17:30 uur bij hem thuis. Goed gesprek. Ik sprak met hem over de avond dat ik net tegen Bouterse had gezegd Herrenberg te opvliegerig te vinden om namens hem met Brunswijk te onderhandelen, toen Herrenberg de kamer binnenkwam en de bevelhebber mijn woorden in het bijzijn van Henk herhaalde. Later heb ik tegen Desi onder vier ogen gezegd: ‘Als u dit flikt, zeg ik nooit meer wat ik echt denk en zeker niet in zaken die alleen uw schaduw mag weten.’ | |
14 augustus 1987Ik vertelde Igor Bubnov hoe moeilijk ik het vond om met Bouterse over een geldelijke remuneratie te spreken en hoe dit laatst was gegaan. De ambassadeur antwoordde: ‘You are of an incredible decency. It must be your Christian education.’ Ik dacht: nee mijnheer, daar heb je de Heer niet voor nodig. Je moet gewoon aan bepaalde zuiverheden vasthouden, desnoods tegen de klippen op wil je niet worden als de rest. Marciano Jessurun corrigeerde dat de in Cayenne gesignaleerde Lambertus Duys niet van de bvd, maar van de Inlichtingendienst Buitenland was. Ik had het kunnen weten. Daarom zat hij op de ambassade in Paramaribo. Marciano vertelde ook dat de Franse zaakgelastigde aan Herrenberg had gevraagd of Suriname de Heineken ontvoerders wilde herbergen. Bouterse had dit afgewezen. Ik had een interview aan Wim Noordegraaf van de Volkskrant gegeven. Het resultaat lijkt natuurlijk nergens op. Wat ik werkelijk heb gezegd, staat op band. De projecties van Noordegraaf staan in de krant. Marciano zei erover: ‘Je had ze moeten vertellen dat je Brunswijks leven wilde redden en dat je je afvroeg hoe iets te kunnen doen voor de kleine man in het bos. Brunswijk is immers zelf nu een gevangene, want hij mag Stoelmanseiland niet meer af. Hij ziet in dat het geen nut meer heeft te vechten, ook niet voor het bloedgeld van de contra's.’ Marciano vertelde dat Noordegraaf op zijn formulier voor een visum voor Suriname ‘poppenspeler’ had ingevuld. Dat is natuurlijk ook een manier om binnen te komen. Marie-Annet van Grunsven had ingevuld ‘maatschappelijk werkster’. ‘Hoe | |
[pagina 85]
| |
kunnen deze mensen, zonder steun van de bvd doordringen tot de pagina's van Vrij Nederland,’ vroeg Marciano zich af. Ik sprak twee uur met Frits Pengel, de grote baas van de Surinaamse televisie. Hij zei dat Radio Nederland Wereldomroep weer bezig was berichtgeveing vol verdachtmakingen uit te zenden. Ze apen in Hilversum de methodes van de Amerikaanse Radio Free Europe na. Deze vraag werd gisteren door Ernie Brunings van de 25 Februari Beweging (vfb) gesteld tijdens een vergadering van de partij. Hij voerde aan dat de foto's die van Bouterse, Graanoogst en andere politieke leiders van Suriname tijdens het topberaad in Leonsberg waren genomen, aantoonden hoe ontspannen de sfeer was geweest en hoe weinig wat in Suriname gebeurt te maken had met toestanden als in Chili of andere dictatoriaal geregeerde landen. Bouterse vertelde op dezelfde voorpagina: ‘Ik heb een man op straat ontmoet met een groen nps-petje. Hij schrok en deed zijn petje af. Ik zei dat dit niet hoefde. Hij zei: “Baas, a man bigin kar mi baas”, of in vertaling, “de mensen betalen mij om propaganda voor ze te maken”. Mijn antwoord was: “Dan moet je het doen”.’Ga naar voetnoot60 Tegen middernacht arriveerde Ben Scholtens, een jonge, lange, blonde kerel die hier historisch onderzoek doet. We zaten tot 03:15 uur samen te praten en hadden seks tot 05:15 uur. Later sprak ik Chris die zei: ‘Dan ben je nu tot vertrek vrij om te rotzooien,’ antwoordde ik: ‘Dat is vannacht al gebeurd.’ Opmerkelijk vind ik dat Ben zowel Michel Aboikoni als diens vader de granman leerde kennen. Hij heeft in Saint-Laurent bij Antoine in diens huisje overnacht. Hij is begonnen aan een studie van homoseksualiteit onder Surinaamse mannen. In bed | |
[pagina 86]
| |
probeerde Ben totaal met de ander te versmelten, een verlangen wat ik beantwoordde.Ga naar voetnoot61 | |
16 augustus 1987Had ik Eduard maar niet gebeld. Het bleek dat hij een week met zijn nieuwe vriendje Wilfred naar Taormina op Sicilië was gegaan. Ik probeerde aardig te reageren, maar het sloeg bij me in als een bom. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen. Kans op een trip samen naar Zuid-Afrika is nu helemaal nihil. Ik moet nu een streep onder de affaire met Eduard zetten, die al heel lang geen affaire meer is. Doe ik het niet, dan ben ik geen knip voor mijn neus waard. Ik heb het voor hem bestemde carnet voor altijd gesloten. Ik heb maar snel Chopin in de walkman geschoven, aangezien diens noten altijd weer troosten. Henk Herrenberg kwam me in het hotel opzoeken. Amos Wako, de speciale rapporteur belast met Suriname voor het Mensenrechtencomité van de vn, is in Paramaribo gearriveerd. We ontdekten dat Wako en diens medewerkers in de eetzaal waren, dus Henk stelde voor eveneens een hapje te gaan eten. Ik beperkte me tot een soepje. Hij en Desi vertrekken nu eerst voor een reis van drie dagen naar Ghana en daarna gaan Desi, Ingrid en de twee kinderen een weekje met vakantie naar Zuid-Korea. Ik pleitte voor de zoveelste keer om honderdduizend dollar opzij te zetten voor een radiozender die het hele binnenland kan bestrijken. Ze zouden Michel Aboikoni de hele zaak in handen moeten geven. Moet je net Herrenberg hebben, zoiets is aan dovemans oren gezegd. Hij vertelde tegen een klacht bij het Internationale Hof van Justitie ze zijn geweest, omdat het om een politieke zaak tussen Suriname en Nederland ging. ‘En hoe had je gedacht die zaak ooit politiek te winnen,’ vroeg ik. Geen antwoord. Toen Wako & co. de maaltijd beëindigd hadden, stond Herrenberg op en zoende de beide Surinaamse dames die met de rapporteur dineerden en riep mij er later ook bij. Ik vroeg hoe het gezelschap was gekomen. Via Den Haag. ‘Why go to Holland for an investigation in Surinam,’ vroeg ik. ‘Oh,’ zei Wako, ‘it was a better airline connection.’ Dan weet ik wel weer genoeg. | |
[pagina 87]
| |
17 augustus 1987Ik heb me geworpen op het afmaken van het manuscript voor het boekje Het dagboek als Camera Obscura. Ik zou vanmorgen om 10:00 uur klaar staan om nog met Desi Bouterse te overleggen, maar er gebeurde urenlang niets. Ook Lall Mohamed, die altijd erg correct is, wist niets. Pas lang na 13:00 uur haalde Christopher me in een Mercedes op en gingen we aan de achterzijde het presidentiële paleis binnen. Ook Herrenberg was aanwezig. We waren met z'n vieren. Ik herinnerde Bouterse allereerst aan de kwestie van het Internationale Hof. ‘O, ja,’ zei hij en pakte een telefoon met de woorden: meteen doen. ‘Je weet hoe ik erover denk,’ zei Herrenberg, ‘maar het is nu een kwestie van geloofwaardigheid van de regering.’ Ook had de commissie die had onderzocht of die klacht bij het Hof diende te worden ingediend, positief geadviseerd. Kennelijk gaf Bouterse een instructie aan Jules Wijdenbosch. De volgende zin was van Herrenberg. ‘Je moet misschien blijven.’ Waarom? Amos Wako gaat naar Brunswijk op Stoelmanseiland. ‘Ook Eddy Josefzoon schijnt daar te zijn aangekomen in verband met Wako's komst.’ Waar ben ik toch mee bezig, vroeg ik me af. Het is allemaal één groot vuil spel. Er waren foto's genomen van Wako in gesprek met Bouterse. De vn-afgezant had een Nederlandse tolk uit Den Haag meegekregen, die op de foto's een grote bruine enveloppe voor haar gezicht hield. We waren het erover eens dat zij een spionne van Den Haag moest zijn. Mij werd gevraagd te blijven en met Wako mee naar Brunswijk te gaan. Althans, Desi stelde dit voor. Wako zou in een militair toestel vliegen met Surinaamse militairen als bescherming. Ik dacht: dit doe ik niet, nooit, en maakte duidelijk dat ik eerst naar huis wilde. Bouterse herhaalde dat wanneer mijn missie naar Brunswijk was geslaagd, hij mij ‘een tonnetje’ had beloofd. Herrenberg en Christopher zeiden niets. Alleen ik wist dat Desi nu subtiel zijn aanbod had verbonden, niet zozeer aan mijn werk of de tijd die ik erin stak, maar aan het slagen van de Brunswijk-missie. Ik begon over het geld. ‘Henk, jij hebt me in 1985 gezegd dat ik in jullie dienst ben, waar wat een vergoeding betreft nooit iets van terecht is gekomen. Minister Tjon Kie Sim probeerde de eer van het land te redden, sloot een contract en maakte een serie afspraken, waar eveneens niets van terecht | |
[pagina 88]
| |
kwam. Hij verdween van het toneel. Ik kan rustig stellen dat ik er langzamerhand zelf een halve ton in guldens op achteruit ben gegaan. Ik heb er tot nu toe niets van gezegd, maar ik leef niet alleen voor Suriname en moet ook verder.’ Herrenberg zweeg in alle talen. Christopher keek me met open ogen stom aan en Bouterse keek bedenkelijk. Het was moeilijk ‘om een zo groot bedrag’ te verantwoorden. Bovendien was er een kans op lekken. Daarop lanceerde ik een effectief betoog. Ik herhaalde dat ik ook voor niets naar Cayenne zou zijn gegaan, omdat ik wilde helpen, en dat Bouterse zelf had gezegd dat ik een slechte onderhandelaar was. ‘Ik overvraag niemand. Ik ben een vriend. Maar ik moet ook zelf overleven,’ zei ik. ‘Collega Henri Remmers vraagt 150.000 gulden per jaar als hij als “adviseur” optreedt. Ik heb 25.000 gulden gevraagd. Ik heb thuis geleerd om geen schurk te zijn of absurde bedragen te vragen.’ Op dat moment schreef Christopher iets op een papiertje en gaf het aan Desi door. Herrenberg, die al zoveel lege beloften had gedaan, bleef zwijgen. Later in de auto zei Chris dat hij de bevelhebber op dat papiertje had geadviseerd de zaak op die basis te beklinken. Ik had gezegd meteen geld te willen hebben, maar dat ging niet. Aan het einde van de maand, en via Herrenberg zou het geregeld worden. Ik zei waar ze alle drie bij zaten: ‘Nee, dat accepteer ik niet. Ik heb mijn lesje met Henk al geleerd. Ik wil nu alleen rechtstreeks een afspraak met de bevelhebber maken, punt.’ Na veel vijven en zessen werd afgesproken dat ik voor 1985 en 1986 tweemaal 25.000 gulden zou krijgen, aangevuld in 1987 met 25.000 voor het lopende jaar. Wanneer ik erin zou slagen om Hartini Sukarno naar Paramaribo te halen, kreeg ik 25.000 gulden extra. Dan zou dus ‘het tonnetje’ van Bouterse rond komen. Herrenberg vroeg of hij op de receptie van de Indonesische ambassade in Suriname vanavond, kon meedelen dat Hartini was uitgenodigd. ‘Mijn God, alsjeblieft niet, dan is het bij voorbaat verpest.’ Er werd een glaasje sherry geserveerd. Ik vertelde dat ik ook Igor Bubnov had ingeseind dat Dirk Keijer zou komen. Naderhand had ik een gesprek met Amos Wako. Ik zette voor hem de oorsprong van het gedonder in Oost-Suriname uiteen, en vertelde over de samenwerking tussen ambassadeur Van Houten en Herrenberg om Brunswijk in Frankrijk de kast in te laten draaien. Ik lichtte hem ook in over Desi's voorstel om mij met hem mee te laten gaan naar Stoelmanseiland. ‘I am on a secret mission,’ zei Wako, ‘and I do not want to be responsi- | |
[pagina 89]
| |
ble for a Dutch journalist going to Stoelmanseiland.’ Ik probeerde uit te vinden wie zijn tolk was, maar daar sprak hij bewust overheen. Ik waarschuwde dat hij door met Brunswijk te spreken, nooit zou achterhalen wat er speelde of wat de rol van Holland is bij het ontketenen van deze guerrilla tegen Bouterse. ‘Bovendien hebt u een Nederlandse tolk, die u kan vertellen wat zij wil.’ Voor mij staat vast dat de Wako-missie een complete grap is, en nog een slechte ook. Zo werken de keurige heren in Den Haag onder Lubbers en Van den Broek. Ik gaf Wako een kopie van mijn brief aan Brunswijk. Ik vroeg hem tegen de rebellenleider te zeggen dat ik nog steeds in contact sta met Desi Bouterse en hem op een acceptabele manier zou willen ontmoeten. Wako bevestigde dat Bouterse mij genoemd had als de persoon die voor hem bezig was de situatie rond Stoelmanseiland te helpen ontmantelen. Ik vertelde hem over kolonel Van Tussenbroek en mijn ervaringen met inspecteur Remoué, waar hij smakelijk om lachte. Voor mijn vertrek naar Amsterdam was Jules Wijdenbosch op Zanderij. Hij bevestigde dat de Surinaamse klacht bij het Internationale Gerechtshof in Den Haag vanavond in de kranten zou staan. Joan, de vrouw van Harvey Naarendorp, was eveneens aanwezig om naar Brazilië af te reizen. Ik vroeg haar de groeten aan Harvey over te brengen. Ludwich van Mulier van de Surinaamse Patriotten was ook aan boord. |
|