Memoires 1976-1977
(2007)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Amsterdam4 maart 1977AmerbosBij thuiskomst gisteren belde ik eerst Carel Enkelaar. ‘God bless you,’ zei hij over het veilig naar Amsterdam brengen van De Mohrenschildt. Of we meteen konden filmen. Ik vroeg respijt om te rusten. Carel dreigde daarop, omdat hij niet direct zijn zin kreeg, dat hij Hilversum zou verlaten voor Twente en de zaak aan Klaas Jan Hindriks zou overdragen. Om te pesten zei ik: ‘Hoe kan dat? Ik dacht dat ik met Appelboom moest werken?’ ‘Willem, ik ben na alle spanningen over die zaak aan het eind van mijn Latijn; ik ga tot dinsdag naar Buurse en dan naar Suriname.’ Ik werd boos. ‘Hoe durf je over vermoeidheid te spreken vanwege die paar telefoontjes? Je kunt je blijkbaar niet indenken, wat ik deze dagen heb doorgemaakt. En nu we er zijn, loopje laf weg.’ ‘Reageer toch niet als een jonge meid,’ was Enkelaars weerwoord. Ik zei dit geen acceptabele taal te vinden waarop hij antwoordde: ‘Okay, ik neem het terug.’ Ik belde snel Gerard Croiset en vroeg hem Enkelaar tot bedaren te brengen. We kwamen overeen dat we elkaar om 18.00 uur bij Croiset in Utrecht - met George de Mohrenschildt - zouden ontmoeten. De post was interessant. De Raad voor de journalistiek heeft op de zitting van 6 januari 1977 besloten mijn klacht tegen de hoofdredacteuren van de Brabantse persbladen over het schandalige geschrijf van L. van Vlijmen afgewezen. Het boek over de ussr, dat van Vlijmen de grond in boorde, had niemand verder gelezen, of zelfs gezien. Het ging erom of van Vlijmen in zijn kritiek bijvoorbeeld mocht zeggen: ‘zich journalist noemende Willem Oltmans’ of ‘men krijgt bijna de indruk dat Oltmans bewust liegt’ en meer van dergelijk insinuerend geklets. De heldere geesten die besloten dat dit allemaal gewoon en toelaatbaar is, waren drs. H.W.M. van Run, O. Postma, B.A. Schmitz en H.A. Uilenbroek. Zij liever dan ik.Ga naar voetnoot124 | |
[pagina 116]
| |
Jake Gillespie van de Amerikaanse ambassade schreef dat senator Sam Nunn niet beschikbaar was op de data die ik had gevraagd. Hij is natuurlijk nooit beschikbaar, althans niet voor mij. De Zuid-Afrikaanse ambassadeur O.F. de V. Booysen wil me gaarne ontvangen na het protest van de nvj dat ik niet op tijd een visum kreeg om naar Casper van den Wall Bake te gaan. Er was ook een brief van mijn oude vriend, de sovjetdiplomaat Vladimir Kouznetsov uit Brussel. Hij hoopte dat ik weer eens naar hem toe zou komen.Ga naar voetnoot125 Het eerste van alles reed ik met George in mijn tr5 via paleis Soestdijk, dat ik hem wilde laten zien, naar de kennel in Bosch en Duin om mijn hond te bevrijden. Keke maakte het uitstekend. Daarna dineerden we op mijn geliefde plek in Lage Vuursche, waar ik altijd met mam was. Ik dacht sterk aan haar. Het was te laat om nog naar het graf te gaan. De Mohrenschildt genoot kennelijk van de uitstekende kwaliteit van het eten en vooral van de verse groenten. Vervolgens vertrokken we naar Utrecht voor de beslissende ontmoeting met Croiset, de paragnost, die vanaf het begin in De Mohrenschildt een bij Dallas betrokken figuur had ‘gezien’. Het werd een verwarrende ontmoeting. Croiset, die weinig of geen Engels spreekt, stak meteen van wal. Ik vertaalde. Hij zei tegen George bijzonder goed te begrijpen dat hij diens vriend Lee Harvey Oswald wilde rehabiliteren. De Mohrenschildt reageerde hier absoluut niet op. Vanaf dat moment werd het een zeer verwarde discussie. Eigenlijk was het hopeloos. Carel Enkelaar acht zich intens bij de zaak betrokken, maar weet er veel te weinig van en weet daarom de helft van de tijd niet waar hij het over heeft. Gerard zat zelf trouwens ook behoorlijk te dazen. Hij zei tegen mij dat George exact de man was, die hij nu tien jaar geleden voor het eerst had ‘gezien’ als betrokken bij Dallas. Croiset maakte trouwens een aantal aantekeningen. Hij wilde George enige tijd bestuderen, vooral diens aura, en vroeg of ik het gesprek voorlopig wilde leiden. Carel en ik spraken natuurlijk Engels met onze gast uit Dallas. De Mohrenschildt zei niet veel. Hij was kennelijk weer op zijn qui-vive en werd beheerst door twijfels en angsten. Hij zei dat hij helemaal niet belangrijk was en had duidelijk de zoveelste inzinking. Croiset behandelde het hoofd van George. Deze zei dat Croisets handen ‘heerlijk’ aanvoelden. Hij voelde zich prettig on- | |
[pagina 117]
| |
der Gerards uitstraling, ook al raakte Croiset het hoofd van De Mohrenschildt absoluut niet aan. George werd zelfs rustig onder invloed van diens magische krachten. Gerard ontdekte een beschadiging aan het hoofd. Later in de auto, terug naar Amsterdam, vertelde De Mohrenschildt dat hij als jongen van zestien jaar in een half met water gevuld zwembad was gedoken en toen inderdaad een ongeluk had gehad.
Vanmorgen zijn we wat boodschappen gaan doen. Ik telefoneerde Vladimir Kouznetsov in Brussel dat ik wilde proberen morgen, zaterdag, in Brussel te komen. Op weg naar Strengholt in Bussum, aten we een visje bij Jan Tabak. Om 15.00 uur kwamen we in een vergaderkamer van Hofstede Oud Bussum samen: Enkelaar, Croiset, Guus Jansen van Strengholt, George en ik. Croiset had George gisteravond al aangeboden hem te behandelen en zei tegen ons: ‘Dan krijg ik hem helemaal rustig.’ Gerard stond dan ook op en begon opnieuw zijn handen boven De Mohrenschildts hoofd te bewegen. Maar ‘de patiënt’ reageerde nu totaal anders. Hij zei dat hij Croiset een aardige man vond, dat hij fantastische handen had, ‘die ik ook best eens wil vasthouden’, maar van een behandeling, zoals Croiset voorstelde, wilde hij niet horen. Haal je de duvel. Hij kwam net uit een andere instelling waar hem God mag weten wat voor behandeling was toegediend. De opmerking kwam onaardig en onhandig over. Gerard zei later dat De Mohrenschildt juist als gevolg van zijn kalmerende invloed via zijn handen, opnieuw bang was geworden dat hij te veel zou zeggen. Het gesprek werd geleid door Carel Enkelaar, die als een bulldozer meteen naar de kern van de ontmoeting wilde doordringen en het naadje van de kous probeerde te weten te komen, namelijk wat George precies in de bibliotheek in Bishop College had gezegd en waaruit de bekentenis precies bestond. Dat was exact wat niet had moeten gebeuren. Dan klapt de man onmiddellijk dicht en herhaalt dat hij een onbelangrijke figuur in de Dallas-affaire is. ‘I know nothing about it. I do not want to arouse expectations,’ en wat dies meer zij. ‘You want to sell a product, but you are saying that you have nothing special to say,’ zei ik hem aankijkend. Het gesprek concentreerde zich dus op de publicatie door Strengholt van het door De Mohrenschildt geschreven boek, I am a patsy, I am a patsy, wat zich in het kantoor van advocaat Patrick Russell in Dallas bevindt. Besloten werd dat ik Pat zou telefoneren, want | |
[pagina 118]
| |
George zei weinig zin te hebben het verhaal nog eens te gaan vertellen. Ik belde Russell in zijn kantoor in Dallas. Hij wist kennelijk nog niet dat De Mohrenschildt in Holland was want mijn brief had hij nog niet ontvangen. Hij begon met te bevestigen dat hij mijn Time-file uit Washington had ontvangen en de zaak onmiddellijk zou entameren. Vervolgens zette ik uiteen, wat we probeerden te bereiken door George enige tijd in Holland op adem te laten komen en te proberen zijn werkelijke verhaal op papier te krijgen. ‘Excellent, excellent,’ aldus Pat. Hij had inderdaad het manuscript van George's boek in diens dossier, maar had het verder niet gelezen. Toen ik vroeg of we er een kopie van konden krijgen antwoordde Pat tot onze niet geringe verbazing dat er over te praten viel. De Mohrenschildt viel in: ‘You see!’, waarmee hij wilde aangeven in de macht van zijn advocaat en zijn vrouw te zijn, zoals hij steeds had beweerd. Croiset meende dat de enige manier om het te krijgen, was het in Texas te gaan halen. We hielden het voor mogelijk dat Jeanne de Mohrenschildt bepaalde rechten op het manuscript liet gelden. Strengholt bood aan om George de nodige assistentie te verlenen bij het opnieuw arrangeren van zijn memoires. Hij zou bijvoorbeeld in Huis ter Duin in Noordwijk kunnen worden geïnstalleerd voor een periode van vier tot zes weken en een secretaresse ter beschikking kunnen krijgen. ‘Let's try it,’ zei hij niet al te enthousiast. Middenin het gesprek liet hij zich zelfs ontvallen: ‘Willem, I will shoot you some day. You succeed in getting everything out of me.’ Ik zei meteen: ‘Wel heren, u hebt de bedreiging gehoord. Wanneer mij iets overkomt weet u wie het heeft gedaan.’ Voor mij was duidelijk dat De Mohrenschildt enerzijds zijn betrokkenheid met Oswald en Dallas wilde bekennen, terwijl hij anderzijds zichzelf door eigen toedoen geen blijvende schade wilde berokkenen. Hij wist dat hij mij al zeer veel had toevertrouwd. Hij kon niet precies peilen wat ik hiervan aan Carel, Gerard en Guus Jansen had doorgegeven. Op dat moment was het nog steeds weinig, ook omdat ik 24 uur per dag bezig was geweest over hem te waken. Bovendien wilde ik dat zij het van hemzelf zouden horen. Omstreeks 16.00 uur, nadat Gerard Croiset was vertrokken, vertelde Guus Jansen dat hij de film Executive Action met Burt Lancaster in huis had waarin de organisatie van de moord op jfk werd gereconstrueerd. George kende de film niet. We begaven ons dus naar de privé-bioscoopzaal van Strengholt. George vroeg om papier en begon aantekeningen te maken. | |
[pagina 119]
| |
Om 19.00 uur waren we terug op Amerbos. Er was afgesproken dat Enkelaar en Jansen een contract zouden opstellen dat op dinsdag 8 maart zou worden voorgelegd en dat de zakelijke basis diende te zijn waarop De Mohrenschildt zijn verhaal zou vertellen. Ik was langzamerhand aan een saunabad toe en probeerde George over te halen mee te gaan. We liepen Thermos binnen. Hij keek eens rond maar zei er de voorkeur aan te geven wat in de stad te wandelen. Anderhalf uur later troffen wij elkaar weer. We gingen naar huis en beleefden een rustige avond samen. Hij las in Henry Troyat's Pouchkine, een biografie, die hij van mevrouw Gale Clark in Fort Worth had geleend.Ga naar voetnoot126 Om 01.00 uur stelde ik voor te gaan slapen, maar ik hoorde hem in de logeerkamer nog naar de radio luisteren. Om 00.40 uur voerde ik nog een lang telefoongesprek met Carel Enkelaar, die van mening was, dat Croiset zeer onpsychologisch met De Mohrenschildt te werk was gegaan. Ik antwoordde dat ik eigenlijk vond dat iedereen buitengewoon clumsy was geweest, maar inderdaad Gerard het meest. Finesse is nooit diens kracht geweest. Hoe kan het ook? Oorspronkelijk een kruideniertje uit Twente. Maar Carel en Guus schenen George een aardige man te vinden. Het probleem is dat men zich in het Hilversumse nog altijd geen voorstelling kan maken van wat het werkelijk betekent, direct of indirect iets te maken te hebben met de jfk-affaire. Hoeveel personen zijn niet vermoord of van de aardbodem verdwenen? George de Mohrenschildt heeft de afgelopen maanden nogal wat meegemaakt, inbegrepen een psychiatrische behandeling, waarschijnlijk met de nodige chemische middelen. Ik las dat kamervoorzitter Anne Vondeling weer erg flink was geweest en zout in de sovjetwonden heeft gewreven door de voorzitter van de Opperste Sovjet, een lijst te sturen met namen van politieke gevangenen in de Sovjet-Unie. Zou meneer Vondeling niet een ellenlange lijst aan Suharto kunnen overhandigen over de duizenden en duizenden opgeslotenen op het eiland Buru? Maar van die slachtoffers stelt de cia geen lijstje samen ten behoeve van Vondeling. Concentratiekampen voor links georiënteerde of pro-Sukarno nationalisten tellen immers niet mee. Fred van der Spek (psp) heeft Joop den Uyl gevraagd wat prins Bernhard voor zaakjes met de Amerikaanse vliegtuigfabriek Northrop heeft gesloten. De premier antwoordde: ‘Niets’. | |
[pagina 120]
| |
5 maart 1977Het is zaterdagochtend. Ik heb George beloofd dat we naar Brussel zouden rijden voor een ontmoeting met Vladimir Kouznetsov en dan terug via Luik, waar hij als jongeman geologie had gestudeerd. Ik moest hem het weekeinde immers bezighouden. Ik wilde hem eveneens de voormalige Villa des Marroniers te Sprimont in de Ardennen laten zien, waar mijn grootouders Poslavsky hadden gewoond. We reden eerst naar Tilburg waar ik een plant naar Peters moeder bracht. We bereikten hotel Metropole op de Place de Brouckère om 12.15 uur. Ik wilde een briefkaart schrijven aan advocaat Pat Russell in Dallas, maar George deed niet mee. ‘He can go to hell,’ zei hij. Alhoewel ik om 13.00 uur met Kouznetsov had afgesproken, stond hij onverwachts eerder voor onze neus. Ik stelde hen aan elkaar voor. Zij spraken Russisch samen. George sprak over een ontmoeting met de sovjetambassadeur in Caracas, want deze diplomaat had in het verleden gewerkt in de Alfred Nobel-fabrieken, waar de vader van De Mohrenschildt directeur was geweest. De man had zich opgewerkt tot hoogleraar en was nu dus ambassadeur. Ze spraken nog wat en besloten werd dat De Mohrenschildt een blokje om zou gaan lopen en zich later voor de lunch bij ons zou voegen. Toen hij wegwandelde, legde ik de hogelijk verbaasde Kouznetsov uit met wie hij zojuist kennis had gemaakt. George de Mohrenschildt bleef weg. Wij gingen om 14.00 uur aan tafel. Mijn Russische vriend was als altijd geïnteresseerd in mijn werk en uitstekend geïnformeerd. Hij vond het verhaal dat George naar een psychiatrische kliniek was gezonden van groot belang. Dat is immers wat het sovjetregime strijk en zet doet met ‘andersdenkenden’. George was een teveel wetende lastpost. Hij vond dat ik de tekst over De Mohrenschildt aan het persbureau Novosti moest doorgeven. Dat doe ik natuurlijk nooit. Ik schrijf gewoon wat ik te vertellen heb, publiceer het (via de gpd) en dan zend ik Novosti het knipsel. Zo doen we dat. Kouznetsov was het niet met me eens dat Jimmy Carter slightly gaga was. Hij adviseerde om beter na te gaan wat de president exact deed en zei. De pers vertelde veel verhalen die oncontroleerbaar waren. Ik wees hem op de denkbeelden van psychiater Arnold Hutschnecker dienaangaande en vertelde over het werk van psycho-historicus Bruce Mazlish. Hij vroeg waarom men zich in Nederland bleef opwinden over Oost-Europese | |
[pagina 121]
| |
dissidenten. Hij scheen precies te weten wat Max van der Stoel in Praag had gedaan. Ik zei dat deze zaken internationaal werden aangezwengeld en dat zeker ook joodse organisaties zich het vuur uit de sloffen liepen om dissidenten in de ussr te helpen. An Salomonson schreef artikel na artikel over deze onderwerpen. Kouznetsov maakte aantekeningen in een zakblocnote. Dat doet Alexandr Romanov, de ambassadeur in Den Haag, nooit. Hij onderstreepte dat Euro-Communisme diepgaand verschilde van Cuba of Joegoslavië. Hij achtte Santiago Carrillo, de Spaanse communist anti-sovjet, terwijl hij de Italiaan, Enrico Berlinguer, te slim achtte om anti-sovjet te zijn. George Marchais, als Anne Vondeling, rakelde ook altijd weer de kwestie van de dissidenten op. Terwijl we voort babbelden, werd ik toch tegen 15.00 uur vrij nerveus omdat De Mohrenschildt nog altijd niet was komen opdagen. Kouznetsov achtte het mogelijk dat we met menselijk falen hadden te maken. Hij raadde aan de auto vast uit de parkeergarage te halen - waarin Keke nog steeds zoet lag te slapen - en terug te komen naar hotel Metropole, want George zou inmiddels gearriveerd kunnen zijn. Om 15.30 uur had ik er genoeg van. Ik besloot full speed naar Amerbos terug te keren. Aan de grens belde ik Carel Enkelaar en Gerard Croiset om te zeggen dat ‘onze’ vogel was gevlogen. Ze waren echter allebei niet aanwezig. In Amsterdam kreeg ik Croiset aan de lijn, die nota bene zei: ‘Dat wist ik wel,’ en op hetzelfde moment werd onze lijn verbroken. Ik bedacht me dat ik inderdaad in het gesprek met Pat Russell in Dallas had vermeld dat ik van plan was met George naar Brussel te gaan. Ik belde Croiset terug, die nu pas vertelde al bij Strengholt op een papier te hebben geschreven dat ik De Mohrenschildt geen moment alleen diende te laten. Waarom heeft hij me dit dan niet gegeven en het duidelijk als waarschuwing gelanceerd? Croiset: ‘De man laat je niet stikken. Hij belt je nog wel, maar hij probeert nu naar de vs terug te komen’. George is knetter. Het is een intens zielig geval, want tot vorig jaar was hij in alle opzichten prima. Misschien zie ik hem nooit meer terug. Misschien wordt hij nu wel permanent in een gesticht opgesloten. Hij zei immers steeds: ‘They will destroy my memory.’ Wat ‘mag’ hij zich dan niet herinneren? Toen ik later Carel Enkelaar te pakken kreeg gaf hij aan het ‘ergens’ een opluchting te vinden want de hele zaak werd ook hem teveel. Nota bene. Het is 00.30 uur. Nog steeds taal noch teken van De Mohren- | |
[pagina 122]
| |
schildt. Hij heeft alleen zijn attachékoffertje bij zich, met zijn paspoort en geld, maar al zijn bezittingen en kleren zijn op de logeerkamer. Tijdens de ontmoeting bij Strengholt gisteren benadrukte Gerard tegen George dat wij geen politiemannen, rechters of detectives waren, wat ik aldus vertaalde, maar het veel te directe getetter tegen deze overspannen man, werkte als een rode lap op een stier. Ook Guus Jansen was recht voor z'n raap bezig, terwijl ik probeerde hem af te remmen en het op tactische manieren aan te pakken. Ik kende George langzamerhand en wist wat hem binnen de kortste keren de gordijnen in kon jagen. De Mohrenschildt stelde zich op het standpunt dat hij eigenlijk niets kon vertellen tot het manuscript uit Dallas aangekomen zou zijn. Hij had mij gezegd enkele ‘duivelse passages’ te hebben geschreven, vooral wat betreft de cia en de fbi. Hij had ook namen in dit verband genoemd. | |
6 maart 1977Om 11.00 uur belde Carel Enkelaar. We hebben dus nog niets gehoord. Gerard Croiset had hem gezegd: ‘Laat De Mohrenschildt maar schieten,’ terwijl hij juist diegene was geweest die op de komst naar Nederland had aangedrongen. Ik vermoed dat Croiset gekwetst was toen George het aanbod van een behandeling met de handen en uitstraling van de paragnost bij Strengholt nogal abrupt van de hand wees. Enkelaar zei nu dat hij blij zou zijn als De Mohrenschildt opkraste (‘een pak van mijn hart’). ‘Maar moeten we, als hij weer opduikt, na alle moeite die we hebben gedaan, niet op zijn minst zien een contract met hem te tekenen?’ vroeg ik. ‘Je hebt gelijk.’ De Mohrenschildt is niet te helpen. Hij bladerde gisteravond in het boek van Jack PollackGa naar voetnoot127 en pikte er uit dat de helderziende maar bij 11 van de 40 voorspellingen in de roos schoot. ‘I am destructive,’ zei George tegen me, ‘I have always been.’ ‘Then let's fight this streak in you for once,’ antwoordde ik. Croiset noemde hem ‘schizo’. Op het moment dat De Mohrenschildt te kennen gaf niet van Gerards fratsen gediend te zijn, verloor Croiset zijn belangstelling. Waar niemand aan schijnt te denken is dat George recent uit een psychiatrische kliniek is ontslagen, waar de hemel mag weten wat met hem is uitgehaald. Ik herken hem in ieder geval niet meer. Natuurlijk is hij op dit moment allergisch voor iedere voorgestelde ‘behandeling’, hoe onschuldig die van Croiset ook mag zijn. | |
[pagina 123]
| |
George stelde trouwens voor dat we de nacht in Brussel zouden doorbrengen, maar omdat mijn koplampen niet behoorlijk functioneerden, wilde ik zaterdag weer voor het donker thuis zijn. Wetende dat Carel Enkelaar en Jan van Beek van de gpd old-time journalistieke kameraden zijn, belde ik Van Beek om hem enigermate in te lichten. Hij had al met Carel gesproken, maar die had nauwelijks iets losgelaten. Ik stelde van Beek voor ook naar Hilversum te komen en gezamenlijk met Carel en Guus Jansen verder te overleggen wat ons te doen stond, ook omdat de belangen van de nos en de gpd elkaar nauwelijks bijten. Tot mijn stomme verbazing, toen ik geheel routinematig Enkelaar wilde inlichten over het uitbreiden van de De Mohrenschildt brain-trust met Jan van Beek, werd mijn nos-makker razend. ‘Ga maar naar de gpd en laat hem alles over Dallas nu maar betalen,’ riep hij uit. Ik hield hem onder zijn neus dat de gpd in 1977 de enige instelling was met wie ik een jaarovereenkomst had en dat ik ook aan mijn eigen journalistieke contacten en belangen diende te denken. Croiset verklaarde Enkelaars ongeduld met: ‘Laat hem maar even, Carel is uitgeput.’ Als ík nu na al het gelazer tussen Dallas en Houston uitgeput was. Ik belde Jan van Beek terug, die inderdaad nogal teleurgesteld was over de heftige reactie van zijn ‘vriend’ Enkelaar. ‘Het heeft allemaal diepere achtergronden Willem, die ik je nog wel eens tijdens een borrel zal uitleggen. Carel weet dat als ik erbij kom, ik de gewoonte heb de zaak over te nemen.’ Gerard Croiset denkt dat De Mohrenschildt naar Amerika is teruggekeerd. Ik belde dus David Russell en vroeg om mij te informeren du moment George zich zou melden om zijn auto bij hem terug te halen. Croiset dacht verder dat ik morgen voor 12.00 uur van De Mohrenschildt zou horen. Maar hij adviseerde eveneens, wanneer er tegen die tijd taal noch teken van de man was, de fbi te waarschuwen, want dan kon er iets niet in orde zijn met hem. Ik besprak met Gerard of het niet de snelste manier was de veiligheid van De Mohrenschildt te helpen bevorderen, door hem met het hele verhaal van de afgelopen weken op televisie te presenteren. Ik telefoneerde Enkelaar bij Boer Schaap in Buurse. Hij zou het voorstel ernstig overwegen. Peter belde uit Londen, uit pure belangstelling. Hij waarschuwde opnieuw om er voor te zorgen dat de nos mij niet voor de zoveelste keer in de boot zou nemen met de De Mohrenschildt-affaire. | |
[pagina 124]
| |
7 maart 1977Mijn oude vriend, de computerexpert, Richard Sprague zond een brief dat hij Robert Tanenbaum in Washington had gesproken. Omdat ik in het gesprek met Tanenbaum, de in ons bezit zijnde urenlange bandopnamen met George en Jeanne de Mohrenschildt, had afgeschilderd als eerder een whitewash dan bewijs dat George in de zaak Dallas was betrokken, vraagt Sprague zich af waarom ik onze tapes op een laag pitje heb gezet. Hij zegt dat het team Tanenbaum, Cliff Fenton en de rest, de beste groep tot nu toe in Washington is, onder voorzitterschap dus van Richard Sprague,Ga naar voetnoot128 om de Power Control Group aan te pakken. Zo'n elf of twaalf leden van het Select Committee staan 100 percent achter de staf. Richard beklaagt zich er over dat ‘de vijand’ erin is geslaagd Henry Gonzales van Texas en anderen te overtuigen dat hij onder een hoedje zou spelen met de Power Control Group.Ga naar voetnoot129 Dus na aanvankelijk uitstekende betrekkingen met de onderzoekscommissie te hebben gehad, staat vriend Sprague nu ook op ijs.Ga naar voetnoot130 Als ik naar Keke naast me in de auto kijk, hoor ik altijd mams stem: ‘Ik ben je dankbaar dat je voor hem zorgt,’ wat voor mij de mooiste stem in de wereld is. Avondeten met Guus Jansen en Carel Enkelaar bij Jan Tabak in Bussum. Er waren heel wat spanningen. De geestesgesteldheid van Carel is eigenlijk nogal apart. Ik begrijp niet dat iemand die met dergelijke denkpatronen werkt, op zo'n plaats zit. Hij verloor iedere keer zijn geduld en trok conclusies die kant noch wal raakten. Guus Jansen ontpopte zich gedurende het gesprek als een schijtlaars die wil afwachten wat voor koppen er in de kranten zullen verschijnen voor hij iets zinnigs kan zeggen over wel of niet uitgeven van George's boek. Hij is aardig maar onbruikbaar. Na wat ik vanavond hoorde, zal ik nooit zaken met die man doen. Frank Sinatra zong in het Concertgebouw à raison van 350.000 gulden. Absurd. Wat kreeg Jo Vincent? | |
8 maart 1977Omdat Croiset gisteren driemaal adviseerde de fbi te alarmeren, nam ik contact op met Enkelaar, die boos werd en vertelde dat Gerard hem wat anders had gezegd. Ik heb trouwens gisteravond zelf Jake Gillespie, van de Amerikaanse ambassade in Den Haag, thuis weten te bereiken. Hij zou stappen ondernemen. | |
[pagina 125]
| |
Om 23.00 uur belde een persoon uit Brussel (een meneer Genta?), die meedeelde dat George de Mohrenschildt naar de vs was teruggereisd en hem had belast met het afwikkelen van de bagage, die zich nog op Amerbos bevond. Ik antwoordde dat ik de man niet kende en dat indien De Mohrenschildt zijn spullen wilde hebben, hij zelf maar contact met me moest opnemen. Ik belde Gillespie dus terug om te zeggen dat George niet langer ‘vermist’ was. Ik belde Tanenbaum in Washington, die vroeg om zo gauw mogelijk te komen en het verhaal van De Mohrenschildt verder aan te vullen. Ik bracht een bezoek aan de nos. Een gesprek van twee en een half uur met Enkelaar, Van Westerloo en Klaas Jan Hindriks volgde. Ik verbaasde me steeds weer over de kromme formuleringen, de lange betekenisloze zinnen, of om kort te gaan, over de avalanche aan bullshit, waardoor de fameuze Hilversumse vergaderingen zonder meer worden gekenmerkt. Je weet eigenlijk bij voorbaat hoe ze zullen aflopen. Carel was zeer nerveus. Hij had een volkomen onacceptabele ‘overeenkomst’ over het jongste De Mohrenschildt-gebeuren geprepareerd.Ga naar voetnoot131 Eigenlijk betekent dit stuk, dat ik alles betreffende Dallas allereerst bij de nos moet binnenbrengen. Informatie verstrekken aan derden (als Jan van Beek van de gpd), behoeft toestemming van de nos. Ik heb echter geen enkele contractuele verplichting aan de nos en wel aan de gpd. Enkelaar wil weer voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Ik belde Gerard Croiset. ‘Ach, dat proberen ze allemaal. Ik heb in Japan hetzelfde ondervonden,’ zei hij. | |
9 maart 1977Enkelaar belde dat Kees Buurman om middernacht bij hem was binnengelopen. Ze hadden samen een nieuw plannetje bekokstoofd. De affaire De Mohrenschildt zou in de publiciteit worden gebracht, onder meer door gesprekken met Gerard Croiset. Ik was perplex. Dat ze niet begrepen dat als ze Gerard nu al als deus ex machina van de hele Dallas-affaire zouden opvoeren, dit al ons werk bij voorbaat in het verkeerde daglicht zou plaatsen. Het is veel te vroeg om de rol van Croiset te berde te brengen. Enkelaars redenering was dat hij als nos-manager van mening was dat de nos-radio (zijn makker Kees Buurman) de primeur moest hebben van de De Mohrenschildt-escapade naar Nederland. Hij bood me ‘een koninklijk honorarium’ aan. ‘Je wilt dit geld toch niet gebruiken om mij | |
[pagina 126]
| |
iets te dicteren, waar ik het niet mee eens ben?’ antwoordde ik. ‘Als je zo praat,’ aldus Carel, ‘dan bel ik Jan van Beek dat ik niet wil hebben dat hij een letter over de zaak publiceert.’ Ik benadrukte dat ik al jarenlang had geprobeerd om via Buurman en de nos-radio door mij gemaakte interviews uitgezonden te krijgen. Hij was er nooit op ingegaan. En nu moest ‘mijn’ primeur opeens naar hem? ‘Wat heb ik met nos-radio te maken?’ riep ik door de telefoon. ‘Goeie morgen!’, en Enkelaar hing op. Ik weet beter dan ooit tevoren hoe onbetrouwbaar en wankel de collega's, waar ik mee te maken heb, feitelijk zijn. De test komt altijd wanneer er hoogtijdagen zijn. Ik liep bij Gerard Schuyt van de nvj binnen. We stelden samen een nieuw stuk op dat verantwoord zou zijn om met de nos te ondertekenen in verband met de jfk-affaire. Ik had een ontmoeting met Jan van Beek van de gpd in het Hilton bij Schiphol. Hij vertelde door de koninklijke familie op Soestdijk te zijn ontvangen. Irene nodigde hem uit, maar iedereen was aanwezig, ook prins Bernhard. Koningin Juliana had gezegd: ‘We wisten niet hoe aardig Bibeb kon zijn. Het gesprek in Vrij Nederland is het aardigste stuk dat ooit over mijn dochter is geschreven.’ Irene had tegen Van Beek gezegd: ‘U bent de initiatiefnemer geweest.’ Van Beek, in een poging fair te zijn, had geantwoord dat de introductie van Bibeb bij Irene uit ‘gesprekken met collega's’ was voortgekomen. Dat is dus niet waar. Het was mijn voorstel aan Bibeb ook eens Irene te interviewen. Ik bracht haar in contact met Jan van Beek, omdat die introductie succes zou kunnen garanderen. Eigenlijk zou ik de koningin moeten schrijven hoe het werkelijk is gegaan, want ze denken daar misschien nog altijd dat ik anti-koningshuis ben. Gerard Croiset meldde: ‘Ik houd de spanningen niet langer uit. Ik ga vrijdag weg.’ Morgen is hij jarig. Hij noemde het zijn mooiste verjaarscadeau wanneer alles met Enkelaar rond de Dallas-affaire prima zou worden geregeld. Jan Cremer is trouw. Hij is op Bali. Drs. L.J. Leeman krast op bij de tros. Er zijn ‘verschillen van inzicht’ gerezen. Kan ik me prima indenken, want die had ik ook met de man. | |
[pagina 127]
| |
Ik heb opnieuw met Tanenbaum in Washington gebeld. ‘Oh, you call from across the ocean?’ zei de man, die namens hem antwoordde. Tanenbaum was in een belangrijke vergadering. Ik vroeg hem dus mij een telegram te laten zenden ter bevestiging van hun verzoeken. Dit gebeurde prompt. Dineerde met vriend Frank Heckman in de Hartedief en voerde om 23.10 uur een gesprek met Koos Postema voor de nos-radio, waarover zowel Carel Enkelaar als Jan van Beek later opbelden om te zeggen dat het ‘prima’ was geweest. | |
10 maart 1977Jake Gillespie van de Amerikaanse ambassade belde om te informeren of George de Mohrenschildt terug in de vs was. Ik zei dat ik hier allerminst zeker van was en dat ik, voor ik verder wie dan ook informatie zou verstrekken, eerst voor het Select Committee in Washington wilde verschijnen. Willem Klinkenberg belde ook al vroeg. ‘Gefeliciteerd,’ zei hij, ‘de affaire staat op het anp-net.’ Hans Wilbrink van Nieuwe Revu meldde dat het anp zorgvuldig had vermeden mij te noemen. Dat mag natuurlijk niet van ‘Den Haag’. Jan van Beek meende dat het anp het bericht van de nos-radio had overgenomen. Eigenlijk is Van Beek net zo'n klootzak als de rest. Hij speelt het spel alleen uitgekookter. Gisteren liep ik bij de nos ook nog tegen ‘het licht’ Joop van Os aan, die verwachtte dat de commissie van onderzoek in Washington eenvoudig zou concluderen dat George de Mohrenschildt getikt was. Hij dacht dat alles de mist in zou gaan omdat vitale delen informatie over wat in Dallas werkelijk gebeurde nog altijd ontbraken. | |
[pagina 128]
| |
Vanmorgen vond een vlotte afwerking bij de nos plaats. Carel Enkelaar was in high spirits. Ik kreeg bijna 11.000 gulden cash. Ik heb alle bagage en bezittingen van De Mohrenschildt die nog in Amerbos waren, in een kluis bij de amro aan de Herengracht gebracht. Bezocht Gerard Croiset voor zijn verjaardag. ‘Wat zal Luns de pest hebben over deze affaire,’ zei hij. Andere opmerkingen waren: ‘Jouw boek Den Vaderland Getrouwe zal pas over 25 jaar bekend worden, want het is een geschiedenisboek. Toen ik jou bezig zag met De Mohrenschildt dacht ik: wat kan die man toneelspelen. Ik heb zelf nogal wat toneelspelers in mijn familie, maar zo had ik het nog nooit gezien.’ | |
11 maart 1977Vanmorgen heb ik met de Nieuwe Revu een ingewikkelde afspraak gemaakt. Ik heb een artikel over de affaire-De Mohrenschildt voor ze geschreven dat ik bij notaris M.J. Meijer deponeer. Ze halen het maandag om 14.00 uur op wanneer ik al in Washington ben. Hans Wilbrink betaalt er 3.000 gulden voor. Een nos-chauffeur bracht het filmmateriaal dat ik voor de Commissie in Washington moet meenemen. Mijn vriend Frits van Eeden exposeert in Maassluis plastieken en metaalcollages. De burgemeester opende de tentoonstelling. Met de beste wil van de wereld zag ik geen kans er naar toe te gaan. | |
12 maart 1977Helaas moest ik Keke weer naar de kennel in Bosch en Duin brengen. Hij maakte zo lief een nestje in de auto. Ik bracht hem naar zijn hok. Het lieve beest. Was er weer helemaal naar van. Liep even bij Croiset binnen. Hij legde beide handen op de mijne en zei: ‘Denk eraan: alles van je wordt afgeluisterd.’ Hij dacht dat De Mohrenschildt in Leuven, Brussel of Londen zou kunnen zitten. ‘Het is een boef, hoor. Hij is asociaal à la Bernhard. Dat heb je met die adel.’ | |
Amsterdam-Londen, KL 127Peter arriveerde pas om 15.15 uur in het Hilton. Hij had me al twee brieven geschrevenGa naar voetnoot132 opdat ik enigermate op de hoogte was. Zijn nieuwe kaart voor modeshows is prima. Hij lijkt zich enige zorgen te maken over de totale verliefdheid van Edwin | |
[pagina 129]
| |
van Wijk. Peter houdt eigenlijk in zijn hart nog steeds van Frederick Ress. Ik beloofde dat ik er met Gerard Croiset over zou spreken. In mijn regenjas vind ik zojuist drie pagina's notities van De Mohrenschildt, die hij noteerde toen we naar de film Executive Action zaten te kijken.Ga naar voetnoot133 Ik begrijp er niet veel van, maar het blijft historisch materiaal. Misschien wordt het eens duidelijk wat hij er mee bedoelde. Peter vond dat je aan George's ogen kon zien dat hij kierewiet was. Hans Wilbrink bevestigde dat de ncrv het op Schiphol met mij opgenomen gesprekje over De Mohrenschildt en Dallas heeft uitgezonden. ‘Je was rustig en weloverwogen Willem en om die reden overtuigend.’ Dineerde met Peter en Edwin bij Bianchi's. Edwin vertelde iedere nacht van Peter te dromen. We zaten tot 02.15 uur aan tafel te praten. Dat hoef je in Amsterdam niet te proberen. Ik verzekerde Edwin dat, indien Peter meende toch eerst terug te moeten gaan naar Frederick Ress in Minnesota, zij welkom waren op Amerbos wanneer hij maar wilde. Ik gaf hen ieder een cheque van 100 dollar om iets extra's van te doen. Wilde ze een beetje laten delen in mijn recente financiële upswing. Peter was weer, als altijd, geshockeerd door dit gebaartje. Zulke momenten gaat hem door merg en been, ik weet het maar al te goed. Toen Edwin later zijn handen ging wassen, fluisterde Peter tegen me: ‘Willem, if you only knew how much Edwin needs this money right now.’ Peter begon gisteren al meteen over de narcissen, die hier al open staan. Wat me altijd aan een gedicht van William Wordsworth doet denken uit de tijd op het Baarns lyceum. Peter verlangt intens naar de zon. Misschien komt het er spoedig van. | |
Londen-New York, panam 001Peter bracht me naar de terminal. We hebben het fijn gehad. We omhelsden elkaar tweemaal als afscheid. Ik sprak nog met Kees Buurman die meende dat ik de ncrv-televisie op Schiphol reeds ‘alles over De Mohrenschildt’ had verteld. Het nos Journaal zou nu niet meer geïnteresseerd zijn. Wat een onbedaarlijke onzin. Moest weer praten als Brugman to put some sense into his head. |
|